Nederduitse en Latynse keurdigten
(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij
Een veers, zonder hooft, zonder staart, zonder beenen.
| |
[pagina 459]
| |
Vraagt myn heer Munter.
Hy maakt het Cabinet klaar,
Antwoort Ketelaar.
Hy liep altijd met schurken heulen,
Zeid vander Meulen:
Dat 's niet al mis,
Zeit Valensis.
't Is de slimste van de heele worp,
Zeit Jonker Dorp.
Hy speelt de schelm heel gaauw,
Zeit Iman Cauw.
Hy is erger als de nigher,
Zeit Antonius Sligher.
De Heeren snyden de kaas wat te dik,
Zeit broeder Frederik;
Hy ging my met loode schoenen na,
Zei Hiniosa.
Hy beleid zyn stukken heel fyn,
Zeit Everard de Nyn.
Ja maar eens zal 't al bezuuren,
Sprak Mynart van Buuren.
Wat hoor ik! ontdekt hy 't geheym,
Vroeg Frederik Spanheim.
Neen, hy houd het met Vrouw Venus,
Sprak David Tilenus.
Tot dat hy komt in gewenste haven,
Zeit Tacitus Raven.
De Fiscaal zit hem al op de hielen,
Zeit de Rentmeester Lile.
Hy maakt het al te grof,
Zeit de Fiscaal van 't Hof
Het steelen heeft hy gewis,
Zeit de Secretaris Telenis.
Hola! maar voor de helft,
Antwoort de Secretaris Assendelft,
Men zal het nog nader uitvorsen,
Zeit den Klerk van Horsen.
Wat drommel hoor ik daar voor gedruis,
Zeit Leendert vander Sluis.
Ja 't is een vry grooter galm,
| |
[pagina 460]
| |
Zeit de deurwaarder van der Zalm.
De Practesyns roepen met eenparig geluit,
't Is uit, 't is uit met Simon de guit.
Luit nu de klokken,
Schreeuwden de zwartrokken;
Ag! ik kryg het Kolyk,
Riep deGa naar voetnoot(a) Commissaris Polityk,
Ja ik vrees nog meer
Zugte de Raatsheer;Ga naar voetnoot(b)
Zy hebben de ketting by 't end,
Sprak myn Heer den Agent;Ga naar voetnoot(c)
Ik weet om den duivel geen raat,
Vloekte den Advokaat.Ga naar voetnoot(d)
Ik vrees dat men hem wurg,
Sprak den jongen Schuilenburg;Ga naar voetnoot(e)
Hy verdient het: maar staat het ons mooy?
Vraagde Willem Booy;Ga naar voetnoot(f)
Ik zou my niet bedrouven,
Antwoorde vander Houven,Ga naar voetnoot(g)
Ah! je Epasse ma gorge
Riep malle GeorgeGa naar voetnoot(h)
Ik hoop dat hy de galg mis zal kruissen,
Zey Joachim Huissen;Ga naar voetnoot(i)
Wie doet hem al die Caressen,
Vraagden al zyn Matressen,
Vergunt my die Eere,
Sprak de berugte DouariereGa naar voetnoot(k)
Is het waarheid of logen,
Vraagde Bidloo en de Hoogen;
Kunnen wy dat niet stuiten,
Overleiden de guiten.
Het gaat al op myn trant,
Antwoorde den oude Hoflant:
Wel dat zagen wy graag,
Riep den heelen Haag;
| |
[pagina 461]
| |
Hy kan handig uit den beker spelen,
Zieden Fytjes Juweelen;
Hy heeft handen van goede tailjes,
Zeiden Fytjes Medailjes;Ga naar voetnoot(l)
Hy deet ons ook dolen;
Riepen PareraasGa naar voetnoot(m) Pistolen;
Ik hou hem beset,
Sprak het Visnet;Ga naar voetnoot(n)
Hy had te weinig geschoten,
Riep de Rentmeester der Exploten;
Hy wilde myn dogter op 't leer,
Klapte Fytjes Mameer;
Zyn geltzugt was niet te lessen,
Riepen de boden der ongefondeerde Processen;
't Is een stouten Vlegel,
Zey 's Lands en 's Hofs Zegel.
Ga, de duivel mag hem halen,
Getuigden zyn eige Verbalen;
Hy is tussen het aanbeelt en den hamer,
Getuigde de Fourneer-kamer.
Ik heb al lang voorspelt,
Riep Ary Sterrevelt;
Vrient? wanneer spreek ik u een uur
Vraagde de Tortuur;
Ho! ho! hy is al bang voor u schim,
Antwoorde de Fiscaal pro Interim;
Is 'er niemant die hem verlost,
Vraagde den Drost,
Maakte hy wel zyn beurs?
Vraagden de Procureurs;
Hy kreeg gaarne een paar Wanten,
Getuigden de Sollicitanten;
Enfin zoo varenze,
Riepen de Secretarissen;
Wat dunkt u van zulke gaarders,
Riepen de Deurwaarders;
Wy gunnen loon na werken
Schreeuwden de Klerken;
| |
[pagina 462]
| |
Ik was hem al beu,
Sprak de Bontefeu;
Hoe bevoelt gy u thans?
Vroeg meester Hans:
Dat is een goede Ledezetter,
Blies Prins de State-Trompetter;
Gunt ons Fiscaal Expedity,
Bat de Mility.
Dit is een brokje waar van ik niet walg
Sprak de galg;
Laat hem maar waayen,
Riepen de Kraayen;
Kammeraat kunt gy wel met ons vasten?
Vraagden de hangebasten;
Ik moet haast in den grooten rouw,
Sprak Simons Vrouw;
Ik gaa vertellen aan Pasquyn en Morforio,
Riep een Stateboo;
En ik wagt'er nog meer van dat suivel,
Besloot Monsieur den Duivel.
|
|