Nederduitse en Latynse keurdigten
(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij
[pagina 352]
| |
Priesterlyk bruylofs-bedde
| |
[pagina 353]
| |
Het Bedde is gespreit met dekens fyn geweven,
Vergaapt u niet aan 't wit of root van wol of sprey:
Maar laat een beter deken voor u alle bey,Ga naar voetnoot(e)
De wyste Salomon u van zyn koetse geven.
't Gordyn behang is moy, de franje uitgelezen:
Maar star-oogt niet op 't fyn van zyd', of zuivre say.
Het Priesterlyk behang dat toonde ook wel fray
Maar weet, het most een moy voor 't Heilig dom maar wesen.Ga naar voetnoot(f)
Men slaat de lakens op, ziet daar het fijnste linnen:
Dees roemt des wevers spoel, en die des spinsters draat.
Fyn linnen was ook eertyds Priesterlyk gewaat.
Het leere zuiverheid van buiten en van binnen.
De kussens schikt men op, daar zult gy zagjes lonsen:
Het fijne speldewerk beziet men met vermaak.
Man Gods, denkt dat de ziel bekropen werd met vaak:
Ontziet u niet op 't luije kussen hart te donsen.Ga naar voetnoot(g)
Hoe ruikt dit Maagden groen: 't zyn blaatjes uit de hoven,
't Is kostig opgemaakt. Wie kon dit beter doen!
Uw Bedstee, Bruydegom, past vry een ander groen,
Gehaalt uit beter hof: dit groen zal haast verdooven:Ga naar voetnoot(h)
Genoeg het Bed bezien: de Kamer-deur gaat open:
De Bruygom trekt zyn Bruyt; zy volgt met al haar hert:
Dog hangt in d'armen van haar Speelnoods gants verwert.
Zoo trekt ons Hemels Bruydegom, wy zullen loopen.Ga naar voetnoot(i)
De Bruyt is binnen deurs, de Bruydegom nog buiten:Ga naar voetnoot(k)
Hy volgt 't verliefde oog: de Speelnoods zynder voor:Ga naar voetnoot(l)
Hy roept, doet op myn lief, maar niemand geeft gehoor.Ga naar voetnoot(m)
Hy klopt, en eer men 't denkt, hy komt de deur ontsluiten.Ga naar voetnoot(n)
Myn ziele vint haar lust, daar Jesus rust: de weg staatGa naar voetnoot(o)
Gestopt met aards gewoel. Ach! ziel hoe raakt gy voort!Ga naar voetnoot(p)
'k Ben binnen: maar ik heb myn Jesus klop gehoort,Ga naar voetnoot(q)
Weg weerelts Maagden-rey, 'k doe op eer dat hy weg gaat,Ga naar voetnoot(r)
Wat nu? der vrienden drang volgt op des Bruigoms stappen:Ga naar voetnoot(s)
| |
[pagina 354]
| |
En Maagden met een rey: daar meed' het laatst AdieuGa naar voetnoot(t)
De Moeder mist haar kind, de Vader wagt een nieuw:
Nog moet men eerst een zoete scheid-dronk laten tappen.Ga naar voetnoot(v)
Neemt afscheid oud geslagt, myn hert vergeet uw woning.Ga naar voetnoot(w)
Lust u een scheid-dronk; wagt van my geen aarde glasGa naar voetnoot(x)
Gevult met zoete drank: of eenig druif-gewas,Ga naar voetnoot(y)
Drinkt met my liefde-wyn van Jesus, tot belooning.Ga naar voetnoot(z)
't Geselschap is nu weg: de speelnoots voor het scheiden,
Gereet ten laasten dienst, ontkleen de Bruid: de Kroon,
De Keten, 't opper-kleet, en ander Bruilofts schoon
Raakt weg: de Bruid en Bruigomblyven met haar beiden.Ga naar voetnoot(a)
Zoo vind myn ziel de dienst in veel uitwendigheden
Van vrinden vanGa naar voetnoot(b) de Bruid en van deGa naar voetnoot(c) Bruidegom:
Maar als ik tot de eige pligt van liefde kom,
Dan zoekt myn ziele Jesum in myn eenzaamheden.
Nu is 't des Bruigoms tyd: myn Bruid ik ruik uw kleerenGa naar voetnoot(d)
Met lust: wel dit is regt een kostelyk gewaat!Ga naar voetnoot(e)
Dit kleet is 't siersel voor de dogteren van staat.
Maar laat ons een'ge pligt van dit gewaat gaan leeren
Cyvet, of Ambregrys, of zyde-wormen braaksel
Is niet genoeg, 't Perfuim gestooten in 't mortier
Van 't Heiligdom, gedroogt by 't Priesterlyke vier,
Geest geur aan Kristi Bruid, in 't kleed van Hemels maaksel.
De Bruid geraakt te bed: de Bruigom als gebonden,
Staat aan het Ledekant. Hy scheid zig daar niet afGa naar voetnoot(f)
Dan zoo wanneer door 't nare duister van het graf
Die luister en de vreugt van 't huw'lyk werd verslonden.
Nog is myn Bruidegom met vaster liefde banden
Verbonden aan myn ziel: hy rust zig, daar ik rust,
Ontkleet van 't aartsche kleet: ik wagt zyn rust met lust,
En als de Bruid, nog meer en nader liefde-panden.
De Bruigom raakt op 't bed, hy vat haar in de armen,
Ga naar voetnoot*De slinker om het hooft, de regter om het lyf:
Hy word haar eigen man, en zy zyn eigen wyf.
| |
[pagina 355]
| |
Ach! wout myn Jesus ook alzoo myn ziel omarmen!
Daar leid het zoete paar, en slapen met haar beiden:
Het duister geest wat schrik, des schoon het ooge slaapt,
Het hert is wakker: Want de Bruid haar niet vergaapt
Op 't eerste Bruilofts bed, maar vreest terstont voor scheiden.Ga naar voetnoot(g)
Schoon dat myn Hemels-man, my kusten in het trouwen,Ga naar voetnoot(h)
Ik sliep niet sorgeloos, ik vreesde 't heenen gaan:
'k Hou wagt op dat hy van my niet en ga van daan:
De trou is zoet, maar nog veel zoeter altyd houwen.Ga naar voetnoot(i)
De slaap is uit, de Bruygom ryst in d'eerste morgen:
De heel verliefde Bruid, verlieft nog meer en meer,
Zy ken hem voor haar Man, haar voogt, haar eigen Heer.
Het morgenligt verdrijft het nare nagte zorgen,Ga naar voetnoot(k)
Ach! dit is al mijn hoop, na dat ik heb geslapenGa naar voetnoot(l)
In 't onderaardsche bed, in 't duister van de dood,
Te zien mijn Bruidegom, als 't schoone morgen root,
Om dan uit nieuwe liefd' een meerder vrugt te rapen.Ga naar voetnoot(m)
Hy roept staat op mijn lief, zy spreekt, ik kom beminde.Ga naar voetnoot(n)
Hy grijpt haar by de hand, zy stapt het bedde uit,
Zoo word zy volle Vrouw van 't huis in plaats van Bruid,
Zy volgt nu zelfs de man zoo snel als radde hinde.Ga naar voetnoot(o)
Mijn hoogste wensch is ook, die stemme eens te hooren:
Staat op Vriendin, kom, word in huis mijn volle vrouw:
Geniet de volle vrugt en vreugt van onze trouw:
Kom, woont by my in huis, zoo gaat gy noit verloren.
Daar knielt het heilig paar, het offer gaat na boven;
De Deur gaat op, de vrienden juichen met een wensch.
O blijde morgenstond! als d'onderaardsche mensch
Als vriend, en Bruid, en Vrouw van Jesus, God zal loven.
Amen.
Franciscus Ridderus.
|
|