Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Voor het aangaan van't Zeegevecht tusschen de Vlooten der Hollanders en Engelschen Onder Olivier Kromwel. TOen Stuarts zaad den troon besloeg In 't brallende Eiland, en men vroeg En spa den trouwen onderdaan Op 's Vorsten wenk gereet zag staan, Was alles vredig en in rust; De groote Karel sloot met lust De tweedragt uit zyn ruime zaal, En toog het scherp gesleepe staal Voor zyn beklaagelyke dood Niet uit, om zynen bontgenoot Geweld en afbreuk aan te doen. Maar toen de wrevelheid zoo koen In 't hert der onderdanen sloop, En dat een t'zaamgerotten hoop, Met schyn van heiligheid bekleed, Dien goeden Vader sterven deed', Zoo sloegen nieuwe Heeren raad Om hunnen versch gegronden staat Te vesten met bederf en val Van Neêrlands zegenryken wal. O reukeloosheid dom en blind! O Engelsch Raathuis! gy begint Te tergen met uw moordrapier Het roemryk land- en waterdier, [pagina 334] [p. 334] Den Leeuw van 't vrygestreên gewest; Men ziet hem ryzen uit het nest Belauriert van zynen Prins; Hy slaat zyn blikken hier en gins; En schud zyn kop met nors gelaat. Indien de moedwil hooger gaat, Hy zal met muil en forssen klaauw 't Uitzinnig vaderslagtig graauw Verscheuren, en geen bloed ontzien. Maar of de nood hem drong te vliên, En 't ondoorgrondelyk besluit Om hoog de zege had gestuit, Zoo zal hy by d'Oranjevlag, In dien verschrikkelyken slag Veel liever sneuvelen, dan zyn kroon Bezoedelt zien met schande en hoon, En voor zoo braaf een heldendood Aan yder toonen wat een groot Getal van zielen dat het smert Een' leeuw te priemen in het hert. F.V.H. Vorige Volgende