Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Jaargetyde Van den Edelen Grootagtbaren Heere Johan Halling, Oud Burgermeester der Stad Dordregt. DE Burgervader, nu in top Van zeven en nog tienmaal zeven jaren Gestegen, heft het hooft nog op, Het eerlyk hooft, gekroont met zilver haren, En geeft den Hemel prys en lof Met reden voor die groote zegeningen, Dees blyde dag bestelt hem stof, Het lust my hem veel zegens toe te zingen En veel gelux. De Burgery Erkent nog, als ze gaat in haar geweten, Hoe trou, hoe onbesproken hy Voor't regt der Stad en Staat zig heeft gequeten. ô Dordregt, overoude Stad, Beschou 't Sieraat van uwe voesterlingen, Handhaver van dien dierbren schat Der vryheid, 't waardst en schoonst van alle dingen, Beschou den glans van 't oud gezag, Nog stralende uit het Burgermeesters wezen Met sterker ligt, nu deze dag, Die ons verquikt, weêr is op nieus verrezen: [pagina 275] [p. 275] Dees dag, die zijnen zoons verblyd, Dat edel paar, versiert met schoone gaven, 'T vermaak van zijnen ouden tyd, Begerig op zyn lofflyk spoor te draven. Maar als gy hem nog vrolyk ziet Gezond en fris de hooge dagen slyten, Schaamt gy, ô Stad, u zelve niet? En laat gy nog u zelf het leet te wyten, Hem aangedaan, toen een harpy Den schoonen draat des levens zogt te korten Door 't moordgeweer der burgery, En onbesuist den helt ter neêr te storten? ô Dortsche maagt, ô oude Stad, Wisch met uw' stroom die vlakken uit uw kleeden, Waar door gy deerlyk zyt beklad Geen vyand heeft u oit zo fel bestreden, Als gy u zelf Gedenk den tyd, Waar in gy waart zoo hoog in top geheven, Eer Tweedragt, die het al verbyt, En 't al vernielt, u stont naar goet en leven. Zoo keer de rust en lieve vreê. Tot Hallings vreugde in 't hart der burgerye, En geene ramp of oorlogswee Verdrukke u oit met snoode dwinglandye. Zyt dus nog lang verblyd Op dees Geboortetyd. D. van Hoogstraten. Vorige Volgende