Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 254] [p. 254] Aloude Bataafsche vryheid, Toegewyt den Edelen Grootmogenden Heeren, den Heeren Staten van Holland en Westvriesland, vaderen des vaderlands. 's LAnds trouwe Vaders, die in hachelijke tyen Om lief noch leed u 't roer der Vryheid laat ontglyen; Die dapper voor 't gemeen quyt eer en eed en pligt; Vergunt mijn Zangheldin te nad'ren uw gezigt; En, schoon onwaardig, U eerbiediglijk te groeten. Zy vlecht en zet een krans op 't outer voor uw' voeten. Haar volgt een gansche schaar van volken op een ry, Alle onderzaten, die, vast wel vernoegt en bly, Uw' lof uitgalmen in de ruime zaal der Staten, En op uw trouwe Zorg zig, trouw aan u, verlaaten. Zy steekt met schorren toon geen muit-nog twistklaroen, Maar zingt 's Lands Vryheid, maalt en schildert haar blazoen U ned'rig toegewyt, O hoog verheven Vaders. Het Hollands bloed zwelt door die Godheid haar in d'aders, Die gy ter eere lang een' tempel hebt gesticht. Wien nader dan als U behoort dit vry gedicht? Men zingt de Vryheid best in haar gewyden tempel. Dies naakt met uw verlof myn Zangheldin den drempel In zuiver duitsch gewaat. Zy blyft van verre staan, En roert dus zedig haar gespanne digtsnaar aan. J. van Bolkenstein. Vorige Volgende