Nederduitse en Latynse keurdigten
(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij
[pagina 228]
| |
Was 't uw wil die te gedoogen,
En de tranen uit ons oogen
Af te perssen door dat kruis,
Zegen weer dit dierbaar huis:
Zegen nu weer deze loten
Van dees broeders, deze poten,
Beide planten van 't geslagt
Van de Witten, veel geagt,
By al die haar Vad'ren deugden
Kenden, vierden, en met vreugden
Hooren, hoe vereenigt zyn
Jonkheer Jan en Wiltemyn,
Die gy wout in d'Egt vergaren:
Guntze 't leven lange jaren,
Geeftze dan, weer lotgemeen,
Beter lot, als oit voorheen,
Schenkze 't wit van Egte staten,
Kind'ren by haar na te laten;
Geeftze t'zaam een heilig zaat,
Zuilen voor de Kerk en Staat,
Daar dat huis weer in mag leven
En de naam der Witten zweven
In een zegen by al 't volk,
Spyt Verraders, Moorders dolk,
Laat haar wit zyn, uw 's naams eere,
Zielen heil in waarheids leere
Eerst te zoeken, en voor al
Liefd te queeken zonder gal,
Kroon hem eens met 's Vaders luister,
Dat die glans niet blyft in 't duister:
Gun, dat eens dit schoon talent
Werde aangeleit te rent,
Dat 't verlies van zulk een Raatsman,
Zulk een Zuil, en zulk een Staatsman;
Werr geboet in zulk een zoon.
Gun ons dir ô God der Goon.
S. van Til.
|
|