Nederduitse en Latynse keurdigten
(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij
[pagina 200]
| |
Nu blijkt het dat de Duivel meê,
Zijn zaad wil zaayen hier ter steê,
Dies tragt hy met zijn kraam vol prullen,
Van Paus, en Sancten, Kerk en Bullen,
Zijn lompe waren, zoo hy kan,
Met glimp, te helpen aan den man.
Maar blinde Mol wat baat uw wroeten?
Die ziende is trapt u met de voeten.
Elk weet dat Luiter, en Kalvyn,
Armyn, en Gomer en Socyn,
En wie gy meer moogt Ketters heten,
Schrik hadden van hun God te vreten.
Schoon dat ze in 't een of 't ander punt
Verschillen, raas vry wat gy kunt,
Uw' Kerk barst reets al van de scheuren,
En hangt aan een met duizend leuren,
En lappen van het Priesterschap.
Ga heen en duik vry in uw' kap,
Boeleer gy met het Beest der Beesten,
Die Grootvorstin der helsche Geesten,
Besmeer uw Grolkerk met vernis,
Daar alles MIS en Heidens is.
|
|