Nederduitse en Latynse keurdigten
(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– AuteursrechtvrijDe Leidse ontrouw.d'A Aaloude vryheid in ons Hollands Republyk
Treet Leyden met de voet, is dat niet ysselyk?
O goddeloos gebroet! ziet gy de Hel niet open?
My dunkt ik zie uw ziel al na den duivel loopen,
Komt u niet 's nagts te voor, als gy legt in uw rust,
Het bloed van Armstrong, zoo godlooslyk uitgeblust?
Gy die door gierigheid en Godvergete lusten
Alleenig de oorzaak zyt, dat hy van Hollands kusten
| |
[pagina 134]
| |
Naar England is vervoert, gyGa naar voetnoot* Rakker van de Stad,
En meester van 't geboeft! wat 's d'oorzaak die gy had?
Om zoo een braven heer, te leveren in handen;
't Geen Leiden Eeuwen tyds zal wezen groote schande,
Vervloekte Raven aas, wat wagt gy voor uw loon?
En gy ô Rozeboom! voelt gy niet duyzent doon
U prikk'len in de ziel? gy die den raad dorst geven,
Om dezen Heer zoo schelms te brengen om het leven:
Men spreekt de Heeren aan, die men door listigheid,
Door duivels logentaal, zoo goddeloos misleid:
Men zegt, daar is een Heer uit Engeland geweken,
Die moorden heeft gedaan (ô goddeloos besteken)
't Was Judas, die wel eer zijn eigen Heer verkogt,
't Was uw vervloekte lust, die op dat schelmstuk dogt:
Maar Judas kreeg berouw, en worgde zig het leven
Ten bangen boezem uit, waar 's uw bloetdorst gebleven?
Die woont nog in uw ziel, die kookt nog in het hout,
Vervloekte duivels list, wie rade u dog zoo stout,
Dit werk fluks aan te gaan, gy dagt niet aan de Joden;
Wel aan! zoo wagt tot loon, nog meer dan duizend dooden
|
|