Nederduitse en Latynse keurdigten
(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– AuteursrechtvrijSpyt en moet der Batavieren.
HOe kan mijn Batavier dit ongelyk verdragen!
Deez spijt verzwelgen, en deez schantvlek onzer dagen
Verkroppen zonder leet, ô gadelooze smert!
Mijn waarde Vaderland! het doet my wee aan 't hert,
Dat onze lafheid doet de schelmen triompheren,
En roovers zonder trouw voor onze kust braveren;
Versaagde vlegels en ontaarde zonder moet,
Verwyfde mannen! was te kostelijk uw bloed?
Te dierbaar 't leven, om voor 't Vaderland te wagen,
En met uw dapperheid te stutten onze plagen,
En onregtveerdigen te stuiten in haar loop?
Of droegt gy 't Vaderland voor 't leven dan te koop?
En had gy liever prys en lof en eer te derven?
Als vrees te hebben van met glory hier te sterven;
Zoo leeft dan schandelijk, en wagt voor hals en kop,
Een kroon van schande en een schendelijke strop.
Maar gy mijn Bataviers! schept moet, schept nieuwe kragten;
Wy hebben helden, die haar zelven niet en agten,
Die om het Vaderland te redden uit den nood,
Niet beven zullen voor een eerlijke dood;
Wy hebben moeds genoeg om nog te zegepralen,
En God is magtig om de trotsen te doen dalen.
Zijn staf reikt over zee en over 't aardryk heen,
En wie zig d'heerschappy aanmatigt hier beneen,
En God nabootsende, Gebieder zig laat noemen
Van d'onbeheerste Zee, die zal de straf van 't roemen
| |
[pagina 122]
| |
Gewiss'lijk dragen, en op 't woeste Element
De dwaasheid voelen van zijn yd'leGa naar voetnoot* gloryprent.
God zal zijn dienstb're boon, de winden, die haar vleugelen
Ons leenden tot de vlugt, nu t'onzen voordeel teugelen
En Eolus die zal op 't wenken van zijn Heer
Op onze zyde zijn, en met zijn vlugge keer
Ons moedigen ten strijd, en prikk'len met zijn sporen,
Ons mét zijn hulp vol moeds in 's vyands Vlote boren,
's Lands Vaders, die s' Lands heil en rust ter herte gaan
En 't algemeine best op duizend zorgen staat,
Die yvren voor 't gemeen, met ongemeene zorgen,
Met arbeid zonder end, die strekken tot ons borgen,
En stutten van den Staat, den Raadsman van ons Land
Dien trouwen Raadsman, door wiens yver en verstand
't Gemeene Schip bestaat in 't midden van de baren,
Die oeffent voor ons heil de kragt der beste jaren,
En slaaft zig voor ons af; den dank mijn Batavier!
Die hy hier voor begeert; is dat zijn ernst en vier
En yver voor 't gemeen in u een vuur mag stoken,
Een lust tot Vryheid, in een ziel die onverbroken
In 't midden van 't gevaar, in voor- en tegenspoed,
De Vryheid handhaaft als een onwaardeerlijk goet;
Die Vrygevogten agt een van de grootste plagen
Te moeten bukken en het juk te moeten dragen,
Die om de Vryheid bid, en voor de Vryheid vegt,
En die uit Stuarts huis nog Heer begeert nog knegt.
A.P.R.B.
Pro Libertate.
Wy hebben't opperbewint over de Zee. |
|