Nederduitse en Latynse keurdigten
(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij
[pagina 114]
| |
'k Zwyg van Meduza en haar slangen,
Van helsche Alekto en Megeer,
Noit snoder afgeregter meer,
Als dees, om gruwlen aan te vangen,
Zy groeide in twist, zy quynde in vreê,
's Lands welstand was haar grootste weê,
Dat zogtze arglistig t'ondergraven,
Door moord, door oproer, door gewelt,
Door domheit, die zy toegestelt,
In 't Geestlijk, van haar hand deet draven;
Want wraak en eerzugt, een gespan,
't Welk tugt nog wysheid breid'len kan,
Zijn haar verwoede en dulle paarden.
Een spoorloos pad door zoo veel bloeds,
Plaveit men voor haar zegekoets,
Met Mokers, Bylen, Roers en Zwaarden
Dus reet zy voort: maar zeg, hoe lang?
In 't korte volgt haar ondergang,
En s' levens draat een poos gehouden,
Door kragt van kunst, stipt eind'lyk af;
Met vreugde treen zy op haar graf,
Die haar triomp met smert aanschouden.
J. Oudaan.
|
|