Nederduitse en Latynse keurdigten
(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– AuteursrechtvrijAanspraak aan de Staten van Holland.
KAn van een quade naam alleen het hoofse vleyen
Een eerloos man bevryen?
En steld een onderdaan zijn Overheer de wet,
Die hem dient voortgezet?
Wat Eeuw beleven wy! Komt nu, komt, dapp're vaderen!
Hoe, derven zy niet naderen?
Waar zijnze? zienze meer om 's waerelds nut na een,
Dan na het algemeen?
Verbreken zy, haar eed, zoo onlangs nog te voren,
Zoo duur by hen bezwooren?
Verlaten zy uyt vrees van zijn moordaad'gen haat
De welvaart van den Staat?
Neen Vad'ren, komt en toont weer 't oud ontzag'lyk wezen,
Dat hem wel eer deê vreezen,
| |
[pagina 113]
| |
En sidd'ren? ontwrong hy u met geweld den staf,
Ontwrings' hem weder af,
En doet het hooftgebiet weer van den een op d'andren,
Van Prins op Staat veranderen:
Of vreest gy voor een hoop van opgeraapte magt,
Door 't schuim by een gebragt,
Of door de zorg van zijn zoo bedreve knapen,
U aan hem te vergapen?
Dorst niet de Roomse Raad, ja Brutus zelfs, zijn Zoon
Den grooten Caezar doon,
Om van de tieranny zijn Vaderland te vryen;
En zit m' hier nog in lyen,
Na zulk een voorbeelt? komt, verlost ons van de pyn;
Wilt elk een Brutus zyn,
En doet hem op dieGa naar voetnoot* plaats een bitter lot gevoelen,
Daar hy zijn moet moest koelen?
Toen hy uwGa naar voetnoot§ Medebroers door d'alderwreedste moord
Heeft in hun bloed gesmoort:
Dat op zijn graf, zoo hy een graf nog waart mag wezen,
Dit grafschrift zy te lezen;
't Geen nog het Spaans geweld, nog 't flikkerende staal
Van Vrankryks Legermagt, nog 't donderent metaal
Van Eng'lands Water-Leeuw, nog al het bitter woelen
Myns Vaders heeft volbragt; heb ik het doen gevoelen:
Ik heb het uitgeput, ik heb het kaal gemaakt,
Door my alleen is 't Land in dees ellend geraakt;
Dit alles rout my niet, maar dit slegts, dat ik 't leven
Moest zonder d'ondergang van Holland overgeven.
|