Raad en Vroedschap der Stad Rotterdam, Bewindhebber der Oost-Indische Maatschappye, voor dezen Afgezant van wegen de Algemeene Staaten aan de Kroon van Hispanie.
DIts d'ass' diens dapp'ren mans, die voor de Vryheid sprak,
Die 't Heilig Regt beschermd', wien Koningen beminden,
Die met verwondering het Spaansche Hof ontstak
En d'Eendragtsband van Staat ontknopeloos hielp binden,
Die 't vrye Vaderland met vrye pen en tong
Voorzigtig stuurd' en sterkt', en voor't aanstaande vallen,
Tot stut en pyler strekt', maar 't muitrendre verdrong
's Mans wijsheid en beleid, en stiet hem van de wallen
Verblint, verhit, verwoet, ja sloeg hem van het roer,
Wijl hy 't Ondankbaar Land, verpligt in verre Landen,
Wiens heil hy gretig zocht, doen dat zyn onheil zwoer,
Dus't stuureloze schip ontbloot van Raad most stranden;
Het noodlot dezes Mans, was steets der Grooten lot,
Maar 't gadeloze brein was haat en nijd ontstegen,
Schoon die vast knerstant, wijl hy 's werelds woel bespot,