Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Grafschrift Van de Hr. en Mr. J.S. bekent onder den Naam van Agathias, Gemma Patricius, in Justus Christobulus. 't Graf spreekt Discite justitiam moniti & non temnere divos. ZOekt hier geen overschot van ..... kout gebeenten, Maar sap, en merg, en bloed der kermende Gemeenten: Aardsvyand van de deugd, vernieler van de Wet, Geweldshandhaver die op regt nog onregt let; Gezwoore hater van wat eerlyk is geheeten, Die, op het kussen van den Raad zoo lang gezeeten, Gewroet heeft en gepikt, gelyk de snootste Harpy Op 't hart en ingewand der goede Borgery; Voor wiens gevloekten wrok een kleene weereld beefde, Die eindlyk met geluk zyn straf nog overleefde. Het Zeeuwse volk, te lang gemomt. gaf hem den schop, Dit kon zyn baatzugt niet verzwelgen in den krop. Van wroeging, naberouw, en droef heit, moest hy smooren. Wat helpt van Judaâs of Achitophels te hooren? Dees kleene Nero gaf geen groote Monsters toe; Tot dat op 't laast de wraak des Hemels deze roe Ter hand uitslingerde, en in 't vuur heeft weggesmeeten; Dees zark is zelfs benauwt en schynt van angst te zweeten, Om dat hy tegens dank dees vuilen romp bewaard; En gy zyn kindren dog naar s'Vaders aard niet aard. Ontziet Gods Blixem, leerd geregtigheid betragten, Zoo streng gewaarschuwt, en geen Godheid te veragten. Severinus Belinguis. Vorige Volgende