Nederlandsch Museum. Derde Reeks. Jaargang 4
(1890)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 285]
| |||||
Zuidnederlandsche taal- en letterkundige wetenschapGa naar voetnoot(1).II.Vooraleer den inhoud van het werk te onderzoeken, wensch ik mijne aandacht aan den vorm, d.i. taal en stijl, te wijden. Dit niet alleen om te bewijzen, dat de heer H. de noodige bevoegdheid tot het schrijven van een boek als het zijne mist, maar ook om er een staaltje van te geven, hoe luttel de hooggeprezen moedertaal in het Zuiden eigenlijk bekend is. Had de heer H. een roman of zoo iets geschreven, in plaats van eene monographie over Jan van Boendale, ik zou hem om zijn onnederlandsch Nederlandsch niet zoo lastig vallen. Ik beken gaarne dat zijne taal niet slechter is dan wat onze schrijvers ons over het algemeen te lezen geven. Wil hij dat voor een compliment aannemen, mij is het wel. Maar hier mag er over zijne verregaande onbekendheid met spraakkunst, woordenschat, synonymiek, en over zijn gebrek aan taalgevoel niet zoo luchtig heengegaan worden. Ik heb er in het voorgaande hoofdstuk reeds met een woord opgewezen, dat recht verstand van eenig letterkundig kunstwerk zonder grondige kennis der taal onmogelijk is. Bij de studie van Jan de Clerc's werken is het dus een eerste vereischte het Middelnederlandsch, zoo goed dit in onzen tijd | |||||
[pagina 286]
| |||||
mogelijk is, te kennen. Het zal weldra blijken hoezeer de heer H. in dit opzicht te kort schiet. Maar daar men redelijkerwijze de studie van het Dietsch niet begint, vooraleer men de nieuwere taal goed kent, zal het raadzaam zijn te onderzoeken in hoeverre de heer H. aan die laatste voorwaarde voldoetGa naar voetnoot(1). In de volgende bladzijden zal ik echter maar op die fouten wijzen, waarover geen twijfel mogelijk is. Uit sommige opmerkingen zal het blijken, op welk standpunt ik mij stel. Het is namelijk onloochenbaar dat wij, Zuid-Nederlanders, onder den invloed van allerlei betreurenswaardige omstandigheden en oorzaken, waaraan tot nu toe nog zeer weinig, ja niet verholpen is, nagenoeg alle taalgevoel verloren hebben, en ik meen dat wij, zoolang die toestand voortduurt, het best doen onze taal opnieuw te leeren bij hen die ze kennen, d.i. bij de Hollanders. Ik zweer niet dat er hier of daar niet eene ketterij aan mijne aandacht ontsnapt is.
a) Fouten tegen het geslachtGa naar voetnoot(2):
De heer Haerynck gebruikt de volgende woorden met het ernevens opgegeven geslacht: 19, 19, 26, 44, 55 charter, vrouwelijk. - 32, 33, 205 wapenschouw, mannelijk. - 53, 112, 193 toevlucht, m. - 42, 44 dood, vr. - 105, 105 moord, vr. - 116 proloog, m. - 141 rol, m. - 165 proza, vr. - 181, 190 eigendom | |||||
[pagina 287]
| |||||
(in den zin vail ‘wal men bezit’), m. - 191 burcht, vr. - Op 171 vindt men nog: met de bekende ecclesia abhorret a sanguine.
b) Fouten tegen de spellingGa naar voetnoot(1): | |||||
1. Gemeene zelfstandige naamwoorden.19, 52, 45, 165, 171, 175, 200, 215 abtdij. Deze spelling werd vroeger nogal gebezigd, daar men meende dat het woord gevormd was van abt met een zekeren uitgang dij; dat het rechtstreeks van den Mnl. vorm abedie komt, lijdt geen twijfel (zie de Vries, Wdb.Ga naar voetnoot(2) i.v. abdij). - 13 teweeg brengen; 153 terug gevonden (zie Ndl. Spell.Ga naar voetnoot(3) §143 en 149, c). - 13, 53, 63, 115, 117, 136 zedeleer; 116 zedeles; 54, 64, 74, 83, 85, 141, 145 zedeleerend. De heer H. hecht nog steeds aan de door niets gerecht-vaardigde inlassching der t in bijwoorden op lijk: 18, 21, 86, 131, 194, 220 wezentlijk; 139 wezentlijkheid; 25, 189 eventwel; 29 gezamentlijk; 30, 62, 63, 130, 163, 169 eigentlijk; 130, 160, 166 opvolgentlijk (zie Ndl. Spell. § 115). - 22 eenigzins (zie Ndl. Spell. § 125). - 34, 40, 40, 40, 41, 171, 173, 175 (5 maal), 184, 206, 208, 209, 209, 211, 214, 214, 218 kapitel; 213 kapitelkerk. - 40, 201 kanonik; 65 kannonikschap. De heer H. schijnt niet te weten dat in toonlooze lettergrepen geene medeklinkers verdubbeld worden, want hij schrijft 40 kanonikken (zie Ndl. Spell. § 106). - 43 in steden van. | |||||
[pagina 288]
| |||||
Beurtelings vinden we: 58, 80, 93, 99, 134, 135, 170, 179, 179, 182, 182 christen; en 62, 92, 94, 170, 180, 184, 195 kristen. Welke consequentie! De twee spellingen zelfs op ééne bladzijde. Evenzoo 178 christendom, maar 61, 62 kristendom. - 59 kristaal. - 72 jaloersheid. - 80 Biblia Scholastica.-93 beweering.- Het meervoud van menestreel is 96 menestrellen. - 116 almoesen. - 126 prijkt, als onvolmaakt verleden tijd van verwoesten, verwoeste.- 129 deeren. - 130, 131, 131 Antechrist. - 131 het verleden deelwoord van ontwikkelen, met eene t: ontwikkelt; daarentegen, 147, een derde persoon enk. tegenw. tijd op d: zoo behandeld hij. 164 pastor. - 117 sacrilegië. - 171 schrijft de heer H. vassalen, in plaats van vazallen; hij weet blijkbaar niet dat de l verdubbeld moet worden. - 187, 188 faïda, maar 189, 189, feïda. - 217 ten opzichten van. De lieer Haerynck schrijft 187, 205, 212 vete, en 187, 212 vedetta in plaats van vendetta. Hij schijnt daarenboven niet te weten dat, als men met het achtervoegsel -lijk van een bijvoeglijk naamwoord op el een bijwoord vormt, de eerste l noodzakelijk moet blijven, want hij schrijft: 73, 161, 162, 191, 197 adelijk; 73 onadelijk; 48, 110, 129, 137 onmiddelijk. Een even verward begrip schijnt hij te hebben van het gebruik der verbindings-s, want hij schrijft wel scheidsrechter, landsheer, stadsklerk, maar ook 17 handelstad; 21 troonbeklimming en stadklerk; 42 leeraarstoel; 64 volkspreuken; 96 landheeren; 184 scheidrechter. | |||||
2. Eigennamen.De heer Haerynck heeft, bij het spellen der eigennamen, voor verscheidenheid gezorgd, en ons tevens hier en daar een bewijs willen geven hoe goed hij met de menschen, van wie hij spreekt, bekend is. Men oordeele: | |||||
[pagina 289]
| |||||
8 Sidrac; 143, 146 Sydrac. - 8, 218 Eelcoo Verwijs. - 9 Alberdingh-Thijm; 197 Albertingh-Thijm. - 9, 219 Wackernägel. - 10, 164, 181, 210 Gillis van Molhem. - 20, 23, 43, 201, 211 Papenbrochius. - 22 Dozij. - 9, 29, 29, 30, 33, 50, 80, 82, 82, 83, 83, 83, 84, 84, 88, 153, 163, 208 Devries; maar ook 45, 55, 84, 86, 145, 147, 202 De Vries. - 11, 12 Philip van den Elzas. Dat is in orde, maar.... 31, 34, 35, 153, 184, 190, 212 Philip de Valois; slechter nog 35, 128, 153, 184, 186, 192 Philips de Valois; 200 Philips van den Elzas; 80 Philips de Goede; slecjits twee maal, 203 en 213 vinden we de goede spelling: Philip van Valois. Of Fransch, óf Nederlandsch, ten minste! - 31, 216 Augustin Thiéry. - 35 Robrecht d'Artoi. - 36, 203 Froissard. - 37, 217 Vanderkindere; 36, 153 Van der Kindere; 159 Vanderkinderen. - 44 Winoxbergen; 44 Winnxbergen; 44, 50, 215 St Winnoxbergen. De eerste vorm is de goede. - 46 Hoekschen en Kabiljauwschen; 139, 187 Hoeksen en Kabiljouwsen; 206 Hoeksen en kabiljauwsen. - 130 Phenocië. - 135, 136 Sarracenen. - 148 Morovingers. - 203 Fier-à-bras in plaats van Fierabras. - 151 Jan van Heulu. - 157. Jr Te Windel, waar bedoeld wordt Dr te WinkelGa naar voetnoot(1). - 167, 198 Canterbery. - 174 Ieperen, 175 Yperen. - 176, 197 Albigensen. - 181 de Reclus de Moliens, moet zijn óf in de Oudfransche spelling: Li Renclus de Moiliens, óf in de Nieuwfr. spelling: Le Reclus de MolliensGa naar voetnoot(2). - 186, 212 wordt van eenen | |||||
[pagina 290]
| |||||
zekeren Pfeiffer gesproken, van wien de heer Haerynck een artikel geraadpleegd heeft, maar Pfeffer heet. - 190, 216 Thomas van Aquinen. - 197 Aleïde van Burgondïe. - 198, 199 Bolonië. De heer Haerynck schijnt den spellingsregel, welke de onverbuigbare woorden beheert, niet te kennen, want hij schrijft gansch zijn werk door Braband, op drie uitzonderingen na: 206, 207 en 209 Brabant. Den regel der verwantschapte medeklinkers doet hij in den ban: Brabandsch; een enkelen keer, 178 Brabantsch.
c) Fouten tegen de regeering, de congruentie en de woordvoeging:
8 Eelcoo Verwijs liet de boerterijen kennen, die de meer gestrenge uitgevers van het Belgisch- en het Vaderlandsch Museum hadden in de lade gehouden. - 11 Het korte.... vers vervangt den ouden meter (sic), welks statigen gang en verdeeling te midden nog het stafrijm herinnerden der eerste Duitsche tijden. - 12 men beperkte zich met te herhalen en te bewerken wat in vroegeren tijd gedacht en geschreven werd. - 12 Een Vlaamsch dichter.... die men Willem van Hulsterloo zou kunnen heeten. - 19.... de vermaarde Charter van Cortenberg.... die moet beschouwd worden als den grondsteen van de zoo beroemde Blijde Inkomst... - 32 De bondgenooten, die Hannut hadden in brand gestoken... - 34 Boendale [trad op] als 's stads gevolmachtigde. - 34 de oneenigheid tusschen de stad en het kapitel der O.L.V. kerk omtrent de wijnaccijse. Welk een vorm is dat? Of een acc. enkelv., of een acc. meerv.? Eene fout is er altijd, want accijs, accijns is mannel. en het meerv. natuurlijk accijzen.- 35De hertog van Braband....gevoelde zich nu maar al te zeer de gedwongen bondgenoot... - 40 De schepenen vaardigden een bevel uit, waardoor aan de kano- | |||||
[pagina 291]
| |||||
nikken den handel in wijn verboden werd. - 41 [Boendale's woning] slond in de toen geheeten Corte mere, die thans den naam van Suderman-straat draagt, na lang, bij verbastering, Zuurstraat (rue aigre) genoemd te zijn geworden. - 43 De uitvoerige ontleding, die wij van Dboec der Wraken met voorliefde bezorgden,... heeft ons bewezen, dat 's mans geesteskrachten hier vaak te kort schieten, dat zijn gehengen hem ontrouw is, dat de berijming min nauwkeurig is dan vroeger en dat het beeld des doods den dichter schier bestendig voor oogen zweefde. - 44 Voor het geval hij (de Jan die te Winoxbergen een charter onteekende) waarlijk De Clerck genoemd werd,.... houden wij hem toch niet voor den dichter-zelf; maar mogelijks voor eenen zijner zonen of neven, die hem opgevolgd hadde. - 57 Het gehéel gedicht.... - 63.... de plichten van den mensch.... jegens zich zelve - 69 De stof dier fabel bevalt ons evenmin als den inhoud der volgende.... - 96 Nu.... vernemen wij waarom het gezag der ‘raden vanden stede’ boven dat der vorsten is gegroeid. - 107 biddende Orders, dat zijn dus biddende bevelen. - 110 Melibeus beroept dus eene vergadering, waar vele vrienden op verschijnen, oprechte en trouwe, maar ook vleiers en tafelschuimers. De eerste verklaren zich voor den vrede; de laatste voor eene onmiddelijke wraak. - 112 [Prudentia] toont hoe huizen, burchten en kasteelen moeten versterkt zijn,.... om eenen aanval te afweren. - - 116 Het gedicht wordt in drie boeken verdeeld. Het is het al zoo lang! - 116 ten opzichte.... van zich zelve. - 120 het latynsch werk waaruit Boendale zijne doctrinael trok....; [Boendaele maakt] in den Dietsche Doctrinael den lof der bronnen van alle welvaert. - 121 Ten bewijze.... strekke, den Delftschen druk van 1489. - 123 Sedert Constantijn en zijne moeder Helena aan de gees- | |||||
[pagina 292]
| |||||
telijken.... toeliet aardsch goed te bezitten.... - 146 Onnoodig hierbij te voegen, dat die tweespraken van Sydrac ende Boctus, eene bijzondere studie verdient. - 147 Alhoewel Maerlant's Spieghel historiael hoofdzakelijk aan de algemeene geschiedenis gewijd werd, mag dat boek toch beschouwd worden, als het oudste in onze volkstaal geschrevene over de vaderlandsche historie.... Immers óf: het oudste in onze volkstaal geschreven, óf: het oudst in onze volkstaal geschrevene. Maar het laatste is onwelluidend. - 147 redens, meervoud van reden = oorzaak, beweeggrond!!! - 148 De laatste melding omtrent.... Bornecolve, dien men tot heden ontmoette.... - 148 Aan [de Franken] wordt het eerste boek [der Brabantsche Yeesten] gewijd. - 157-58 [de Fransche vloot] zou ongetwijfeld de Schelde opgevaren en Antwerpen bemeesterd hebben. - 158 Wanneer het gebeurde, dat Froissart den Gentsche burger (J. v. Artevelde nl.) liet recht wedervaren... - 158 Zijne kronijk ten opzichte van Jacob van Artevelde is uiterst onrechtvaardig. - 159 De ontleding van Boendale's werken hebben den lezer reeds toegelaten. - 170 Het verblijf der pausen te Avignon,... het onverschillig overlaten der christenen in het oosten aan de slechte behandelingen der Mahomedanen, waren immers feiten, waaruit èn eene kerkscheuring èn den val van Constantinopel moesten voortvloeien. - 182 De reden waarom Maerlant de Franciscanen zoo voordeelig was, - 187 Integendeel en misschien juist ten gevolge van het afschaffen der Godsoordeelen, hadden de faïda's...... veeleer in getal toegenomen dan verminderd. - 189 Brabandsche kooplieden [werden]..... allerlei moeilijkheden aangedaan..... - 191 zoo hij (Boendale) diegenen vijandig is,.... - 196 al de overtuigingen van eene halve eeuw worstelen. - 203 Frederik Barbarossa. Duitsche keizer. - 210 Gillis van Molhem, Vlaamsche dichter. | |||||
[pagina 293]
| |||||
d) Woorden die in het Nederlandsch niet bestaan:
7, 146 Voorwoord is een germanismeGa naar voetnoot(1); men zegt in het Nederlandsch voorbericht of voorrede. - 8, 32, 116, 116, 146, 147, 157, 162, 163, 164, 167, 172 teenemaal, in plaats van te eenen male. - 10 De schrijver zegt daar dat de ‘Karlingsche letterkunde.... zich van de onze onderscheidt door een bepaald al-Duitsch karakter.’ Waar dat woord al-Duitsch van daan komt, weet ik niet. Het schijnt me toe dat wat door al moet uitgedrukt worden, reeds in bepaald opgesloten ligt, of, zoo niet, dan vat ik de zin niet. Men zegt wel in het Hgd. Alldeutschland, maar een adjectief alldeutsch heb ik nooit gezien. - 23 is er spraak van den Brusselschen omkring. De bedoeling is, meen ik, de uitgestrektheid gronds, welke Brussel beslaat. In dien zin kan omkring niet gebruikt worden. Zie de Vries, Wdb. i.v. - 20, 26, 56, 81, 82, 117, 123, 157, 172 verschillig. Het Nederl. woord is verschillend. Verschillig, indien het op zich zelf bestond, zou moeten beteekenen: wat iemand schelen kan. - 18, 157, 169 in betrek; 63, 95 met betrek. Betrek is een woord waar de heer Haerynck bijzonder aan hecht; met betrekking tot, de eenige goede Ndl. uitdrukking, heeft bij hem uitgediend. - 19 grondsteen voor grondslag. - 23, 44, 81, 88 mogelijks, moet bij den heer Haerynck beteekenen: het is mogelijk. - 34 daadzaak. Een germanisme voor het Ndl. feit. - 43, 218 geesteskracht, in plaats van geestkracht. - 45 bestatigen, een germanisme voor het goed Ndl. vaststellen. Het Mnl. bestadigen beteekende bevestigen. Zie Verdam, Wdb.Ga naar voetnoot(2) i.v. - 53, 95, 95, 99, 100, | |||||
[pagina 294]
| |||||
105, 107, 195, 208 het gedacht, in plaats van de gedachte. Zie de Vries, Wdb. i.v. - 51 geestesverval. Deze samenstelling is niet aan te bevelen; verval des geestes is even goed, zoo niet beter. - 52 ingeboorenheid en 76 aangeborenheid. Wel zeide men vroeger ingeboren, waarvoor nu meeslal ingeschapen gebruikt wordt, en men zegt nu ook wel aangeboren, maar de opgegeven afgeleide zelfstandige naamwoorden zijn niet in gebruik. Zie de Vries, Wdb. i.v. aangeboren. - 80 doemdag. Voor het begrip: de dag des oordeels had men in het Mnl. het woord doemsdach. Zie Verdam, Wdb. i.v. Als we dit woord weer willen gebruiken, moeten we dus zeggen doemsdag. - 102 handelaarstand. Handelsstand voldoet dus niet? - 117 voorplan, in plaats van voorgrond. - 128 eindelijks!!! - 128 korts te voor, men zegt kort te voren (korts is nagenoeg verouderd). - 129 kerkegoed. Men zegt kerkgoed. - 131 ikzuchtig, in goed Ndl. zelfzuchtig. Wanneer zullen wij eens gijzuchtig, wijzuchtig, zijzuchtig enz. krijgen? - 126 afperserij luidt in Ndl. afpersing. - 130, 160, 166 opvolgentlijk, eene vertaling van snccessivement. Men zegt achtereenvolgens, achtereen, achtervolgens, één voor een, achter elkander. Zie de Vries, Wdb. i, v. achtereenvolgens. - 133 Verweer, voor verdediging. - 134 nevenbedoeling, een germanisme. In het Nederlandsch bestaat het voorzetsel nevens; neven is het meervoud van neef; desnoods zou het woord dus nevensbedoeling moeten luiden; deze samenstelling bestaat echter niet, evenmin als andere met nevens; men zegt bijbedoeling. - 137 Prijkt een bijvoeglijk n.w. verscheiddelijk in plaats van verscheiden, verschillend. - 137 Bedevaarttocht, bedevaart voldoet niet! - 152, 174, 192 daarstellen, nog een germanisme, dat op de aangeduide plaalsen wederzijds vaststellen en uitmaken had moeten luiden. - 155 Schok- | |||||
[pagina 295]
| |||||
schouderen. Dit woord wordt door Zuidnederl. schrijvers veel gebruikt. Doch zegt men dat werkelijk ergens? - 159 Begeesterd, een germanisme voor geestdriftig. - 160 strijdhaks, in plaats van strijdaks. - 163 Tusschenlassing. Men zegt inlassching. - 172 Regeltucht. Sedert wanneer is tucht onvoldoende geworden? - 175 Eene aankleve [eener] abtdij. Het woord aankleef is thans verouderd en alleen nog gebruikelijk in den 3en naamval, en wel in de vaste uitdrukking: met den aankleve van dien, welke vorm sommigen tot het bestaan van een vrouw. zelfst. naamw. aankleve heeft doen besluiten. Zie de Vries Wdb. i.v. - 169 Kortbondig. Wie hoorde dat ooit? - 170 Zienderoogen zou een bijwoord moelen zijn, met den zin van klaarblijkelijk. - 174 Wetligmaking. Men zegt het wettigen. - 186 In de gedachtenorde der Godsoordeelen. In de gedachtenorde is blijkbaar eene letterlijke vertaling van het Fr. dans l'ordre d'idées. De heer Haerynck bedoelde ongetwijfeld: van denzelfden aard als de godsoordeelen, en men zal mij toegeven dat de door hem gebruikte uitdrukking allesbehalve dit denkbeeld uitdrukt. Gedachtenorde toch zou slechts kunnen beteekenen: de orde waarin de gedachten elkander opvolgen, een denkbeeld dat het Nederlandsch door gedachtengang, vroeger ook door gedachtenloop, uitdrukt. Gedachtenorde heeft dus geene reden van bestaan. - 190 onbedongen lof. De heer Haerynck zegt juist het tegenovergestelde van hetgeen hij bedoelt. Hij meent namelijk lof waarop niets moet afgedongen worden, terwijl, indien het woord onbedongen bestond, de uitdrukking zou beteekenen: lof die niet bedongen, waarnaar niet gevraagd wordt. - 190 Vlootbemanning. Doordien bemanning slechts van eene vloot kan gezegd worden, is die samenstelling gansch onnoodig. - 205 Gromelkut, herwerker in het Platduitsch van verscheidene mid- | |||||
[pagina 296]
| |||||
deleeuwsche romans. Ik heb wel al gehoord van bewerkers en omwerkers, maar niet van herwerkers.
e) Woorden met verkeerde beteekenis gebruikt:
9, 88, 88 onderhavig, met de beteekenis waarvan op 't oogenblik sprake is, is geen Ndl. Zie de Vries, Wdb. i.v. 10 een samenvattend werk. Er wordt zeker wel een samenhangend werk bedoeld? Samenvattend onderstelt eene handeling, waarvan men hier ver af is. - 10 van dan af heeft onze poëzie een eigenaardig bestaan. Eigenaardig heeft in het Ndl. nooit de beteekenis van zelfstandig. - 11 Het korle vers vervangt den ouden meter. Meter en metrum zijn gansch verschillende dingen. - 11 De Nibelungen, gedicht in de XI. eeuw,... werden kort nadien in onze taal overgeschreven. Overschrijven beteekent in het Ndl. nooit vertaten. - 11 Deze kring, waarin de eeredienst der vrouw en het zoeken naar persoonlijke lotgevallen de tafereelen innamen van groote gevechten en slachtingen.Men zegt in het Nederlandsch de plaats innemen. En persoonlijke lotgevallen, wat zijn dat? - 12 Chrétien de Troyes vervoerde zijne lezers in eene wereld. Men kan zeggen voerde zijne lezers. Vervoeren wordt in dien zin niet overdrachtelijk gebruikt. - 18 Door eene ongeneesbare ziekte aangedaan. Aangedaan beteekent geroerd, bewogen, getroffen, niets anders. - 21 De schrijver spreekt van eene Stalenverzameling, terwijl hij eene Statenvergadering bedoelt, wat wel heel wat anders is. - 23 eene betrekking,... welke van de geestelijke voordeelen baatte. baten beteekent voordeel aanbrengen, en niet voordeel trekken uit; dit werkw. is daarenboven meestal onpersoonlijk. - 26 Door een gelukkig toeval is de Antwerpsche Stadsrekening van 1324 ons toegekomen...; 146 Doch alleen voorwoord en slotrede zijn ons in rijmen toegekomen. De schrijver bedoelt tot ons | |||||
[pagina 297]
| |||||
gekomen; toekomen beteekent 1) aankomen, 2) van rechtswege toebehooren, 3) genoeg hebben. - 32 eene wijk verleenen. wijk beteekent vlucht, het wijken, en niet wijkplaats. Men zegt dus de wijk nemen en eene wijk- of schuilplaats verleenen. - 34 wanneer van Artevelde zijn stelsel van onzijdigheid.... had aangepredikt.... wanneer beteekent niet nadat. - 35 hij [kon] aan Eduard III niet toelaten in Vlaanderen aan te landen. De heer Haerynck kent dus het verschil niet tusschen landen en aanlanden? - 36 daar zij (de werken van Boendale) getrouw de meening van den hertog weergeven. Weergeven is hier eene letterlijke vertaling van het Fransche rendre. In het Ndl. kan men dat op allerlei manieren zeggen. Weergeven beteekent niets anders dan aan den eigenaar teruggeven. - 41 Hij, die de zaak der kerk had gepleit. pleiten en bepleiten (dat hier vereischt wordt) zijn niet hetzelfde. - 44 tijdens de aanhechting (van Antwerpen aan Vlaanderen). De schrijver bedoelt: terwijl Antwerpen bij Vlaanderen ingelijfd was. Aanhechting kan alleen beteekenen 1) het aanhechten, 2) het aanhechtsel. Zie de Vries, Wdb. i.v. aanhechting. - 48 de overlevering betrekkelijk Jan Boendale; 66 raad [geven] betrekkelijk het huwelijk; 75 Betrekkelijk de waarheid in de dichtkunst, luidt het....; 79-80 de voorzegging van Sydrac betrekkelijk eenen tocht naar Palestina; 131 openbaringen betrekkelijk de voorboden van Antechrist; 175 een diploma betrekkelijk de Sinter-Goedele kerk; 216 het gedeelte van (te Winke's Letterkunde) betrekkelijk de Middeleeuwen. De heer Haerynck gebruikt dus betrekkelijk, dat alleen bijvoeglijk naamw. of bijwoord zijn kan, en niet anders dan naar evenredigheid kan beteekenen (tenzij in: betrekkelijk voornaamwoord), als voorzetsel. - 49, 95 ouderling. Dit woord beteekent in NoordNederland lid van den kerkraad; waarom gaat men hier | |||||
[pagina 298]
| |||||
steeds voort het met de beteekenis van grijsaard te gebruiken? - 31 De Teesteye, een zedelijk leerdicht. De heer H. bedoelt klaarblijkelijk een leerdicht waarin over zedenleer gehandeld wordt, maar zijne woorden beteekenen geheel wat anders. - 34 Eene al te nauwgezette chronologische orde. Nauwgezet kan alleen van personen gezegd worden; de schrijver bedoelde nauwkeurig. - 82 Kennissen. De heer H. bedoelt kennis, kundigheden, en gewaagt van vrienden, bekenden! - 92, 160, 165, 180, 195 leeftijd wordt daar steeds gehruikt met de beteekenis van den tijd, de eeuw waarin iemand leeft, terwijl het woord alleen kan aanduiden een bepaald tijdstip van iemands leven. - 98, 165 Plots. Dit woord kan niet anders zijn dan tusschenwerpsel, maar wordt door den heer H. als bijwoord gehruikt, voor plotseling. - 100 Jan [bevestigt] dat de oorlog als de eerste bron der slavernij hoeft aanschouwd te worden. Aanschouwen zegt men in dezen zin niet, maar wel beschouwen. - 110 Aldus zult ge later niet kunnen bijbrengen,.... dit werkw. beteekent nooit inbrengen. - 123 de Rijksdag.... [kwam er legen op] in naam der waarde van het keizerrijk. Waarde en waardigheid zijn toch niet hetzelfde? - 126 het volk.... verwoeste hunne (der ridderlijke geslachten nl.) burchten en landelijke verblijfplaatsen. Landelijke verblijfplaatsen zijn verblijfplaatsen zooals men er op het land aantreft. Geheel wat anders dus dan hetgeen bedoeld wordt. - 129 gemeene goed. De jongst ontstane opvatting van gemeen, namelijk die van gering, zonder waarde, of wel slecht in zijne soort, is de meest gewone geworden, en beheerscht het woord derwijze, dat men het gebruik ervan in zijne oudere beteekenissen van gemeenschappelijk, algemeen, gemeenzaam, allengs is gaan vermijden, om aan die woorden de voorkeur te geven. Alleen in bepaalde verbindingen, als historische of geijkte | |||||
[pagina 299]
| |||||
termen, leeft de oudere opvatting nog voort. Zie de Vries, Wdb. i.v. - 131 Midden de schrikkelijke openbaringen..... Hoe de heer Haerynck er toe komt om in het midden van te vervangen door midden weet ik niet. 11 spreekt hij van eene verdeeling van het vers te midden in plaats van in het midden. Dit midden is toch wel zeer bepaald. - 160 Wanneer de Antwerpsche stadsklerk begon te schrijven. Verwarring van wanneer en toen. - 160 Daar wordt gesproken van de algemeene strekking der geesten in Brabant en in Vlaanderen in de 14e eeuw. Kan een geest eene strekking hebben? Ik begrijp volkomen de strekking van een werk, het streven van een geest. Als men spreekt van de strekking van een schrijver, bedoelt men eigenlijk de strekking zijner werken. Op dezelfde manier zou ik desnoods de strekking van een geest denkbaar achten, maar die uildrukking is hier alles behalve gepast daar de schrijver klaarblijkelijk bedoelt: de algemeen heerschende overtuiging, meening, het algemeen gevoelen, terwijl strekking in uitdrukkingen als hier gebruikt, de richting beteekent. -166 terwijl al de kleine heeren van tusschen Maas en Rijn den Brabandschen handel versperden. Versperren kan alleen in eigenlijken zin gebruikt worden. - 166 Jan Knibbe is een der zeldene Brabanders .... zelden, een bijwoord, voor zeldzaam! - 166 Terwijl Leuven zijne lakennijverheid zag vallen. De heer Haerynck kent blijkbaar geen verschil tusschen vallen en vervallen. - 168 [de Spieghel der Wysheitj], een didactisch opstel der XIV. eeuw. Een opstel is toch niet hetzelfde als een gedicht? - 168 Al die ‘spieghels’ waren natuurlijk volgelingen van den Lekenspieghel. Volgeling kan alleen van personen gezegd worden. - 171 Ook het afeischen van zulke voorrechten, die van alle lasten van den Staat ontsloegen,.... het simplex eischen past hier veel beter in den samenhang. - 171 Dat | |||||
[pagina 300]
| |||||
eenige [prinsbisschoppen] het harnas aantrokken, moge op onze dagen zonderling schijnen, dan verwekte zulks min opziens. Verwarring van dan met toen. Dan kan alleen op het toekomende slaan. - 175 Dergelijke, meer gekende betwisting kwam.... tot stand. Schoon tot stand komen en onlstaan synoniemen zijn, kon het tweede werkwoord hier alleen dienst doen. - 182 De reden waarom Maerlant de Franciscanen zoo voordeelig was, berust in hunnen democratischen oorsprong. Men zegt in het Ndl. dat de reden van iets in iets ligt, niet dat zij in iets berust. In iets berusten beteekent genoegen met iets nemen, vrede met iets hebben. Men is iemand gunstig, niet voordeelig, dat slechts van zaken gezegd wordt. - 185 In 1236 werd.... een rechterlijke kamp gestreden.,.. om.... een geschil te slechten. Men zegt in het Ndl. een geschil beslechten. Slechten wordt alleen in eigenlijken zin gebruikt. - 186 de beroeping van Eduard III tot Philips de Valois, om elk met honderd man over te gaan lot een gevecht.... beroeping beteekent benoeming (van een predikant b.v.), en niet uitnoodiging. - 188 Het doel, door het Latijnsch voorbeeld van den Melibeus in Italië betracht. In het Ndl. zegt men een doel beoogen; betrachten beteekent in acht nemen, doen; zijn plicht betrachten beteekent zijn plicht doen. - 189 Wanneer iemand... zich aan de bevoegde rechters had gericht. Men zegt zich naar iemand richten en dit beteekent iemand tot voorbeeld nemen. Het door den heer Haerynck bedoelde denkbeeld wordt in het Ndl. uitgedrukt door zich tot iemand wenden. - 190 Eduard III [voerde] den oorlog met meer gevoelens van menschelijkheid.... de heer Haerynck bedoelt zeker met meer menschelijk gevoel? gevoelen beteekent meening, terwijl gevoel geen meervoud heeft. Zie de Vries, Wdb. i.v. - 191 In Gent... [waren] tot het schependom... alle poorters of goede lieden bekwaam. | |||||
[pagina 301]
| |||||
De heer H. bedoelt bekwaam om schepen te zijn, d.i. tot het schepenschap, wat geheel wat anders is dan schependom. - 192 [de poorters waren] gestemd om uitsluitelijk het beheer der stad onder zich te houden.... gestemd wordt alleen van het gemoed gezegd, of van den persoon Wiens gemoed bedoeld wordt; geneigd is gepaster. - 193 De heer Haerynck gebruikt de uitdrukking zich plichtig maken. Wij deden beter met de Noord-Nederlanders altijd schuldig te zeggen. Plichtig wordt anders niet meer gebruikt dan in samenstellingen, als b.v. schatplichtig, d, i. wien schattingen kunnen opgelegd worden. - 194 Om goed de didactische school der XIV. eeuw te verstaan.... De heer Haerynck kent dus niet eens het verschil tusschen verstaan en begrijpen? - 195 Wereldsch gezag. De hier bedoelde gedachte wordt beter uitgedrukt door wereldlijk. - 198 Beda, gevolgd in den Lekenspieghel; 202 Dionysius areopagila, in den Lekenspieghel gevolgd; 203 Evangelium de nativitate S. Mariae voor den [Lks.] gevolgd; Evangelium Nicodemi, voor den [Lks.] gevolgd; en aldus 209, 210, 212, 214, 218. De heer Haerynck ziet blijkbaar geen verschil tusschen volgen en navolgen. - 201 [Boendale's] lang oponthoud te Antwerpen. Daar Jan de Clerc te Antwerpen woonde, kan er van een oponthoud aldaar geen spraak zijn, maar wel van zijn verblijf. Wel heeft Hgd. Aufenthalt de beteekenis van verblijf. maar het Ndl. oponthoud beteekent verlet, vertraging. - 202 De Weert, volgeling van Maerlant en Boendale. J. de Weert behoorde tot de school van Maerlant, was zijn navolger; bij volgeling denkt men aan iets verhevens. - 206 [Jan III 's] gedrag legenover de Staatkunde van Jacob van Artevelde. Men kan slechts spreken van een gedrag jegens personen; in andere gevallen zegt men houding. | |||||
[pagina 302]
| |||||
ƒ) Verkeerd gebruik van voortzetsels:
10 doch, hebben wij..... het onze bijgedragen in den strijd. Men zegt iets bijdragen tot iets. - 12, 85, 85, 101, 148, 176 onder oogpunt. Daar moet een bepalend woord bijkomen, en het is beter het voorz. uit te gebruiken. - 12 zich beperken met. Men zegt zich beperken tot. - 19 de verheffing van Jan I in plaats van zijn ziekelijken broeder... in plaats van gaat hier niet, maar in de plaats van; het is immers eene zeer bepaalde plaats. Van een voorzetsel in plaats van kan er hier geene spraak zijn. - 22 waarop verwezen wordt; 81 in het tweede boek [van den Lks. wordt] verwezen op het ‘boec van Sydrac’. Men zegt verwijzen naar iets. - 23 rond 1315; 115 rond het jaar 1246; 187 [een] oorlog die rond de acht en dertig jaar duurde. Men gebruikt in dergelijke uitdrukkingen omstreeks. Rond beteekent alleen rondom. - 28 Slag van Cassel. Men zegt bij Cassel. - 29 de laatste hand [leggen] van.... Men zegt de laatste hand aan iets leggen. - 31 op alle mogelijke middelen..... Men zegt: met alle mogelijke middelen, en: op alle mogelijke wijzen. - 29 Devries... geeft van hem een uitvoerig levensbericht, waarheen wij den lezer verzenden. Men zegt verzenden naar. - 35 ter verwondering.... Men gebruikt tot. - 42 Verder leest men in de Annales Antverpiensis van Valckenisse..... aan hetzelfde jaar.... Men zegt op hetzelfde jaar. - 42 leeraarstoel van Geschiedenis. Dat beteekent een leeraarsstoel gemaakt uit geschiedenis, wat wel het allerminst bedoeld wordt. Men zegt een leeraarsstoel (in eigenlijken) en een leerstoel (in figuurlijken zin) in iets. - 43 Onder alle opzichten. Het kan niet twijfelachtig zijn, of dit gebruik van onder is ontstaan in navolging van het Fransche sous le rapport (de), sous ce rapport. Waarom niet liever de door ons spraakgebruik | |||||
[pagina 303]
| |||||
aangenomene uitdrukking: in dit opzicht, in alle opzichten? Zie de Vries, Wdb. i.v. onder (le artikel) I, 28) aanmerking (kol. 1210). - 53 een uittreksel van iets geven? - 54 Inleiding op dboec der Wraken; 56 inleiding op den Lekenspiegel. Men zegt eene inleiding tot. - 71 De dichter geeft raad aan vrijers en aan getrouwde mannen. Waarom die herhaling van het voorzetsel? - 76 vertellingen uit de dierenwereld, als die over Reynaert en Isegrim.... Waarom niet als de Reynaert? - 77 De lof der trouwe vriendschap komt voor in het 17e hoofdsluk, waarbij de volgende aanhaling voorkomt; 133 Na dit eerste hoofdstuk.... zegt hij ‘hoe God wil dat men Hem de wrake geven sal,’ waarbij eene oprechte vrome ‘sproke’ voorkomt; 172 eene keure, waarbij eenige bepalingen.... voorkomen. Ik heb altijd gemeend dat iets in eene keure, in een hoofdstuk, in een werk voorkomt. - 81 aan eene bron putten. Men zegt uit eene bron putten. - 85, 91 voor wat betreft. Het werkw. betreffen is overgankelijk, dus wat betreft. Maar het Fransche pour ce qui regarde, niet waar... - 90 de leer aan den menschelijken vooruitgang. Men zegt eene leer van... - 96 ten heil verstrekken. Men zegt tot heil verstrekken. - 99 De lyrische snaar ontbrak aan Boendale's dichterharp. Aan voor op. - 109 ter ontschuldiging. Men zegt tot [zijne] verontschuldiging. - 111 een hoofdstuk dat veelal voor stof en vorm gelijk is aan het elfde, voor in den zin van wat betreft! - 110 een hoofdstuk onder den titel?- 121 Ten bewijze strekken. Men zegt tot bewijs strekken. - 155 Het volgende hoofdstuk handelt van persemieren. Letterlijke vertaling van het fransche traiter de. Men zegt in het Ndl. handelen over. - 136 straf zou onder de christenen grzonden worden. Waarom niet over? - 140 De aanhef van Dboec der Wraken verschilt zeer aanmerkelijk bij dien van Boen- | |||||
[pagina 304]
| |||||
dale's andere werken; [Lodewijk van Velthem] verschilt teene maal met Heelu. Noch het een noch het ander is goed. Men zegt verschillen van. - 141 den weg voor Damas inslaan, in plaats van naar. Daarenboven iş de naam dezer stad in het Ndl. Damaskus. - 145 Vóór over te gaan... en 150 vóór de geschiedenis van Godfried van Bouillon te beginnen. Vóór kan in het Nederlandsch alleen voorzetsel zijn. Het daarmede overeenstemmend voegwoord is voordat of vooraleer te. - 147 gebeurtenissen van Vlaanderen en Holland. van in plaats van in! - 147 eene plaats inruimen voor. Men zegt eene plaats inruimen aan. - 151 Voor het geheele verhaal was Maerlants Spieghel historiael het uitgangspunt. Men zegt het uitgangspunt van iets. - 153 en 160 Gunstig gestemd voor; 157 Boendale's ongunstige stemming tegenover van Artevelde. Men is gestemd jegens iemand, en lot iets of om te met de onbep. wijze. - 154 Ook wordt Eduard's korte zeereis en landing vergeleken aan den Trojaanschen oorlog. Dat is een gallicisme. Men zegt in het Ndl. vergelijken bij, in onverdrachtelijken, vergelijken met, in eigenlijken zin. - 162 [de Grimbergsche oorlog], waarvan een deel, na den dood des eersten schrijvers, door eenen vriend werd toegevoegd. Men voegt toch wel iets aan iets anders toe? - 163 voor titel [dragen]. Het werkw. dragen is overgankelijk; men zegt dus een titel dragen. - 163 in zake van romans uit de tafelronde; 171 in zake van den wijnhandel. Deze leelijke uitdrukking in zake moet rechtstreeks door de bepaling gevolgd worden, zonder 't voorzetsel van. - 166 als weerwraak van Woeringen. Men zegt weerwraak nemen over iets. 't Is waar dat men in het Fransch de gebruikt.- 169 Trots de gebreken. Trots is in het Ndl.nooit voorzelsel, en kan dus nooit voor ondanks gebruikt worden. - 171 op onze dagen. Is dat hetzelfde als in onze dagen? | |||||
[pagina 305]
| |||||
- 172 [in de 14e eeuw] zal buiten twijfel het celibaat voor de geestelijken onverbiddelijk geëischt geweest zijn. Men zegt iets van iemand eischen. - 174 in Ieperen. Waarom niet te Ieperen? - 180 De oorsprong... dor lijfeigenschap,.. werd door Maerlant en van de Italiaansche rechtsgeleerden des tijds, als gevolgen der vroegere oorlogen aanzien. Eene mooie afwisseling! van zegt men met de lijdende wijze wel in het Hoogduitsch, maar niet in het Ndl. - 181 De hoorigen.... behoorden tot een stuk land, met hetwelk men ze verkocht of wegschonk. Wel moet in zekere gevallen behooren door tot gevolgd worden, maar hier eischt de beteekenis bij. - 181 Ontstond nog in 1297... de oorlog der Awans en Waroux, voor het Schaken eener lijfeigene. Voor wordt nooit gebruikt om eene betrekking van oorzaak aan te duiden. - 188 In den Melibeus worden zes redenen opgegeven om aan het stelsel der faïda's een einde te stellen. Men verwacht na om eene bepaling uitgedrukt door een betrekkelijk voornaamwoord; er moet dus staan waarom met de daardoor vereischte constructie. - 189 Wanneer iemand geld te goed had op eenen vreemdeling. Men zegt iets te goed hebben van iemand. - 190 De theoriën van Baldus en Johannes de Lignano waarin Albertano de Brescia waarschijnlijk putte. Men zegt nit iets putten. - 192 Het afstaan door de gegoede burgerij en de poorters van een aandeel van het bestuur. Hier moet het voorzctsel herhaald worden: door de gegoede burgerij en door de poorters. Er kan niet gesproken worden van een aandeel van iets, maar in iets. - 196 [Maerlant zingt wonderschoone Strophen], waarin hij al de overtuigingen van eene halve eeuw worstelen duidelijker, krachtiger uitdrukt dan ooit. Men zal mij toegeven dat van eene halve eeuw worstelen zeer onnauwkeurig de gedachte uitdrukt. De zin is toch | |||||
[pagina 306]
| |||||
wel: al de overtuigingen die zich gedurende eene halve eeuw worstelens gevormd hebben? - 203, 209, 210, 212, 214, 218 gevolgd voor den Lekenspieghel. Men volgt een werk na in een ander werk. - 210 Mechelen behoorde eerst bij deele aan de bisschoppen van Luik en aan de Berlhouts. Men zegt wel bij gedeelten en ten deel (vallen), maar niet bij deele. De bedoelde gedachte wordt het best uitgedrukt door gedeeltelijk.
g) Verkeerd gebruik van het voegwoord als:
8 de didactische school... werd verwaarloosd als uitgave en vooral als Studie... Hoe men zoo iets schrijven kan weet ik niet. - 31 de Brabandsche hertogen [komen] in het algemeen als liefderijke menschen [voor]. - 35 Men deed het feit doorgaan als een louter gevolg van den vrede en als een bewijs der vriendschap tusschen Engeland en het Heilig Roomsche Rijk. Men zegt doorgaan voor. - 86 Boendale schreef zijn werk als tweespraak. - 94 als voorbeeld verstrekken. Men zegt immers tot. - 119 Het hoofdstuk..... behoort als stof tot de belangwekkendste.- 120 De Doctrinael komt ons voor als een schoolboek.- 123 als wreker verkiezen. Als voor tot. - 128 Breedvoerig wordt gehandeld over de vernederingen, die den Franschen Koning te beurt vielen,.... en zulks als straf voor den onrechtvaardigen oorlog. - 135 Uit Christus' mond zelve hoorde hij de voorspelling van vele rampen, die als straf onder de Christenen zouden gezonden worden. De geijkte uitdrukking is immers lot straf. - 164 De Miserere [doet] als stof en inkleeding teenemael aan Maerlant denken. - 166 terwijl Braband vernederd werd door Gulk, als weerwraak van Woeringen... - 169 men [heeft] Maerlant als den voorlooper van Luther willen doen doorgaan. Integendeel schrijft de heer Haerynck: | |||||
[pagina 307]
| |||||
180 De oorsprong der slavernij of lijfeigenschap, zoo men ze in de kristene middeleeuwen noemde.... Dus zoo voor zooals!!!
h) Andere fouten tegen het Nederlandsche Taaleigen:
7 ‘Het tijdperk waarin J.F. Willems en zijne vrienden al de krachten van hunnen schranderen geest en Hunne taaie volharding ontplooiden...’ Ik meen dat men noch krachten, van om Het even wat, noch volharding kan ontplooien, maar wel krachten aanwenden, inspannen, en volharden, volharding toonen. - 8 zedeleerende werken; 197 zedeleerende Schriften; 215 Sydrac, een zedeleerend werk. De heer H. is met zijne terminologie niet gelukkig geweest. - 8 de meer gestrenge uitgevers van het Belgisch en het Vaderlandsch Museum. We zullen nog verscheidene keeren kunnen vaststellen dat de heer H. zeker niet weet hoe men in het Ndl. den comparatief vormt. - 9 met breede lijnen. Men zegt in het ndl. met groote of in breede trekken. - 11 ‘Het korte, meer levendige vers vervangt den ouden meter, welks statigen gang en verdeeling te midden nog het stafrijm herinnerden der eerste Duitsche tijden.’ Herinneren met eene voorwerpsbepaling in den acc. is een gallicisme. Het Ndl. zeg aan iets herinneren. - 22 ‘Over De Clerck's loopbaan, welke lang in het nevelige bleef,...’ Men zegt duister blijven. - 24 eene willekeurige onderStelling; 53 willekeurige uittreksels. Willekeurig kan alleen van handelingen gezegd worden. Onderstellingen of uittreksels kunnen niet willekeurig zijn, daar ze over geen wil beschikken. - 25 ‘In een werk, den hertog toegedacht, moest eventwel althans één feit besproken worden, waarbij hij anders dan onmondige knaap.... zou optreden.’ Is als in de pen des schrijvers gebleven? - 34 historische feilen ontwikkelen; ontwikkeling | |||||
[pagina 308]
| |||||
van geschiedkundige daadzaken en toestanden; 124 een wensch ontwikkelen; 131 nadat |Boendale] ontwikkelt heeft ‘hoe de Ysmaelieten sullen comen toter wereld ontvromen’; 140 In dit hoofdsluk.... wordt ontwikkeld ‘wat die mensche es ende wat hi werden sal.’ Welke beteekenis hecht de heer H. aan ontwikkelen? Het Fransche développer heeft hem hier zeker parten gespeeld?- 36... eenen veel meer helderen blik!!! - 43 geesteskrachten. Een dergelijk meervoud is in strijd met het Ndl. taaleigen. - 45-46 het geheele derde deel beslaal maar 2520.... Overdrachtelijk beteekent beslaan, bevatten. Zoo kan men zeggen dat een boek zooveel bladzijden beslaal. Doch: een boek beslaal zooveel verzen, schijnt me gewaagd toe. - 49 een ouderling... met eene zending gelosten, gelasten kan geen ander voorwerp hebben dan een voornaamw. in den 4n naamval, of wel een onbepaalde wijze met te. Zie de Vries, Wdb. i.v. - 49 het pleit schijnt ons voltrokken. Men zegt dat het pleit voldongen of beslist is. - 66 ‘De dichter geeft tal voorschriften.’ Tal moet gevolgd worden door eene bepaling met van. Evenzoo 219: tal oude vlaamsche werken. - 68 eene bloemlezing trekken? - 69 onze boeteling wordt ontmoet. Een germanisme. Ontmoeten is in het Ndl. altijd bedrijvend. - 82 Het vroeger bestaan van den Lekenspieghel werd door De Vries verdedigd met eene reeks beweeggronden, die Jonckbloet vruchteloos trachtte te vernieligen. Men zegt in het Ndl. iemands beweeggronden weerleggen. - 84 ‘De oplossing van even besproken vraagpunt....’ Waarom geen lidwoord? - 105.... gelukt hij er in. De Noord-Nederlanders gebruiken nooit gelukken met een persoon als onderwerp; in dit geval wordt slagen aangewend. Waarom zouden wij ook dat onderscheid niet in acht nemen? Zie de Vries, Wdb. i.v. - 120 Evenals in de Teesteye maakt Boendale in den | |||||
[pagina 309]
| |||||
Dietsche Doctrinael den lof der bronnen van alle welvaert. Den lof van iets maken is een gallicisme, eene letlerlijke vertaling van het Fransche faire l'eloge de quelque chose. - 124 Onder [de vijanden van het Roomsche Rijk] rekenen vooral de Fransche koningen. Onzin! de Fransche koningen worden gerekend onder de vijanden, enz. - 124 In het volgende hoofdstuk.... worden verscheidene plaatsen uit het Nieuwe Testament ingeroepen; 129 Omtrent het verkwisien van gemeene goed worden Aristoteles Leeren... ingeroepen; 205 Esther als voorbeeld ingeroepen in den ‘Melibeus’; evenzoo 207 en 212 (van Judith en Rebecca). Men kan iemands hulp, edelmoedigheid (en dergelijke) inroepen, maar geene plaatsen uit een werk, noch dit werk zelf, noch personen; noch min kan men personen als voorbeeld inroepen. - 125 [Er wordt] op de noodzakelijkheid geduid van eendracht.’ Men zegt: op iets wijzen. - 13 Eene oprechte vrome sproke. Eene sproke kan niet oprecht zijn, maar wel oprechl vroom. - 135 [de Romeinen] gingen hunne goden te rade... Men zegt bij iemand te rade gaan - 131 Zijn verhaal wordt hier ook veel meer levendig en kleurrijk!!! - 135 Eene hoedanigheid neerschrijven. Hoe dit kunststuk moet volbracht worden, weet ik heusch niet. - 159 Eenen breeden blik werpen in de toestanden der eerste helft van de XIV. eeuw. Men zegt een diepen blik. Als twee bepalingen op elkander volgen, dan mag de eerste nooit een genitief zijn en de tweede eene omschrijving met van, zooals hier het geval is. - 158 De kronijkschrijver, die het verhaal van Artevelde's daden omstandiger behandeld heeft....’ Wat beteekent dat toch! Froissart heeft Artevelde's daden omstandiger verhaald! - 160 [de burgerij] zocht hare toonbeelden bij de Romeinsche en de Grieksche burgers. - 167 Eene vertaling, die omstreeks | |||||
[pagina 310]
| |||||
1350 schijnt te dagteekenen. Men zegt van dit of dat jaar dagteekenen. - 167 Op veel meer bitteren toon!!! - 167 Een werk teenemaal op den Wapen Martijn... geschoeid. Men zegt dat iets op den leest van dit of dat geschoeid is. - 167 In dialogeerenden vorm bestaat een tweetalig boec van ambachten. Een vorm die aan 't praten gaat. Overheerlijk!- 170 Ketterijen of ongodsdienstigheden! - 171 in die tijden. In het Ndl. gebruikt men het enkelvoud. - 171 dan verwekle zulks min opziens. Min in plaats van minder. Een dergelijke parlitieve genit. is daarenboven verouderd. - 176 tijdens Jan III. De heer H. bedoelt zeker tijdens de regeering van Jan III? - 175 [eene] betwisting kwam tot stand. Neen, ontstond. - 181 de oorlog der Awans en Waroux. Men zegt in het Ndl. een oorlog tusschen... - 183 Wij zagen hoe Boendale... eene echt parlementaire leer aankleefde; aankleven is een onzijdig werkw., en vergt dus een object in den 3n naamval. Zie de Vries, Wdb. i.v. - 183 op kant laten. Men zegt aan kant zetten, ter zijde zetten. - 186 Dergelijke kampen waren reeds bij de Romeinen in voege. Een kamp kan in zwang zijn, niet in voege. - 187 in onbruik vallen. Men zegt in onbruik geraken. - 187; 212 privaat oorlogen. Dit is een germanisme. In het Ndl. moet het bijvoegl. naamw. steeds verbogen worden. - 189 de adellijke heeren, die..... zich in ongenaakbare kasteelen schuilen. Schuilen is een onzijdig werkw.; men zegt zich verschuilen. - 190 groote edelmoedigheid.... was veelal hunne (der Brabantsche hertogen) gedragslijn. Dat is onzin! - 192 uitsluitelijk. Een woord door de Zuid-Nederlanders veel gebruikt. De Hollanders zeggen uitsluitend.We zouden weldoen hun voorbeeld te volgen. - 193 Zij dienden.... meer tot last dan tot beschutting. Hier worden twee met elkander onbestaanbare begrippen in | |||||
[pagina 311]
| |||||
eene uitdrukking samengesmolten. Iets kan tot beschutting, maar niet tot last dienen, want iets dat dient, bewijst dienst, wat zeker wel niet het geval is met iets dat tot last is. - 195 eene verandering van zienswijze volbracht zich. Dergelijke constructies laat het Nederl. niet toe. - 195 Er zijn oogenblikken, waarop [een] volk de behoefte aan rust gevoelt. De geijkte uitdrukking is behoefte gevoelen, zonder lidwoord. -197 Aken (Hein van), Vlaamsch dichter der XIII. en begin der XIV. eeuw. begin is dus ook vrouwelijk, dat de betrekkingsbepaling wegblijft? Evenzoo 210: Mone steller van het ‘Ubersicht’ in (lees: en) den ‘Anzeiger’. - 198 Aphorismen talrijk in Boendale's werken voorhanden. Zijn die werken soms ook voorraadschuren of magazijnen? - De heer Haerynk kent geen onderscheid tusschen oude Vlaamsche en oud-Vlaamsche gedichten. Zie 199, 199, 215, 219. De goedgunstige lezer, die al het voorgaande moedig doorgeworsteld heeft, zal zeker een zucht van verlichting niet onderdrukt hebben, toen hij de laatste zinsnede gelezen had. En toch, hoezeer ik het bezwaar ervan besef, noodig ik hem uit mij nog eenige oogenblikken te volgen. Ik zou mijne bewering, dat de heer Haerynck zijne taal niet kent, voor genoeg gestaafd mogen houden; maar ik wil ze nog nader bewijzen door te onderzoeken op welke manier deze heer uit het Fransch vertaalt. Eene vertaling is de beste toetssteen; en het zal blijken dat de heer Haerynck noch de taal waaruit, noch de taal waarin hij over brengt, genoegzaam kent. Eerst zijne vertaling van een brief van Gregorius VII, naar het Fransch van LaurentGa naar voetnoot(1). | |||||
[pagina 312]
| |||||
Laat ons die vertaling eens van naderbij beschouwen. Reeds het eerste woord is eene fout tegen de spraakleer: Les rois, d.i. Koningen, niet de Koningen. Vóór algemeene begrippen wordt het lidw. in het Ndl. niet gebruikt. Wij zeggen oorsprong in iets hebben, niet van iets. De heer Haerynck schijnt dit zelf geweten te hebben, want elders gebruikt hij de goede uitdrukking; een bewijs te meer, dat hij geen taalgevoel bezit. Het bijw. y dijdt uit lot dwingelandij. Men merke op dat er hier van geene dwingelandij spraak is, maar wel van pogingen om te heerschen, en dat is toch wel niet | |||||
[pagina 313]
| |||||
hetzelfde. Het is dus voldoende y door daartoe te vertaten. Ambition door hoogmoed te vertolken gaat niet aan. In verband met den eersten zin is heerschzucht hier het rechte woord, en dominer kan gemakkelijk genoeg anders dan door beheerschen vertaald worden, om den wanklank te vermijden. Sedert wanneer is onverdraagzaamheid hetzelfde als intolérable présomption? Evenmin past hier aanspooren, dat stechts in goeden zin kan gebruikt worden, wat hier niet het geval is. Het kenschetsende van den Franschen tekst moffelt de heer Haerynck weg door les moyens, par lesquels ils poursuivent leur but door het algemcen begrip gebruiken te vervangen. Is het hem te veel te zeggen. De middelen, die zij tot het bereiken van hun doel aanwenden....? Perfidie is in het Ndl. snoodheid, niet sluwheid. Schoon men het eerste met het tweede meestal in een zelfden persoon vereenigd vindt, toch is het omgekeerde niet noodzakelijk waar. Men kan zeer wel sluw zijn zonder snoodheid. Doch kan perfidie hier niet letterlijk vertaald worden, maar wel door verraad. Homicide is weggebleven. Nu vraag ik of crime en schelmerij, wel hetzelfde zijn? Het Fransche woord is nog een paar graden sterker als het Nederlandsche. Ook imaginable en mogelijk? Waar blijft qui prétendent abaisser? De heer H. vindt die zoeken te brengen voldoende. Ik niet. Zijn prétention en verwaandheid hetzelfde? Zou aanmaliging niet beler passen? Le prince des enfants de l'orgueil vertaalt de heer H. door den vorst der afgevallen engelen. Dit is nu wel in zekeren zin juist, maar niet als vertaling. Immers de oorspronkelijke beeldspraak gaat verloren, en ik zie niet in welke reden ons zou beletten letterlijk over te zetten? Celui qui a tenté wordt bij den heer H. die den zoon Gods wilde ver- | |||||
[pagina 314]
| |||||
leiden. Waarom wilde? En hebben wij niet voor tenter het het voortreffelijk werkw. verzoeken? (Une dignité) inventée par des hommes wordt met door de menschen uitgevonden gelijk gesleld, Waarom dat lidwoord weeral? Qui ignorent Dieu wordt buiten Gods raad!Ne doitelle pas être soumise wordt door moet deze niet ondergeschikt zijn alles behalve goed vervangen. Het moet zijn onderworpen, waarvan de ondergeschiktheid het noodzakelijk gevolg is. Het zij hier tevens opgemerkt dat de heer H. niet schijnt te weten dat het verl. deelw. van onderschikken, ondergeschikt is. Het stichten der pauselijke waardigheid wordt weggemoffeld, terwijl tot heil des menschdoms, dat in den tekst niet Staat, er bij komt. Barmhartigheid, d.i. miséricorde, en genade zijn voor den heer Haerynck hetzelfde. Wat zou deze denken van de volgende proeve van vertolking: ‘Koningen en vorsten waren aanvankelijk menschen, die, met God onbekend en onder de inspraak des duivels, over hunne lotgenooten poogden te gebieden. Zij worden er door eene blinde heerschzucht en eene ondragelijke laatdunkendheid toe gedreven. De middelen, die zij tot het bereiken van hun doel aanwenden, zijn roof, verraad, manslag en alle denkbare misdaden. En die zondige menschen matigen zich het recht aan, de gezalfden des Heeren aan hunne voeten te Verlagen! Zulke aanmatiging herinnert aan dengene, die de vorst van de kinderen des hoogmoeds is, en die den zoon Gods heeft verzocht, toen hij Hem alle koninkrijken der aarde beloofde: zie, ik geef u alle deze dingen, zoo gij mij aanbidt. Moet eene waardigheid, door menschen, die God niet kenden, uitgedacht, niet onderworpen zijn aan eene waardigheid, die de Voorzienigheid tot hare eer ingesteld, en in Hare barmhartigheid aan de wereld gegeven heeft?’ Laat ons nu eene andere vertaling van den heer H. zien. Hier geeft hij ook den Franschen tekst, met eene wonderbare getrouwheid:
| |||||
[pagina 315]
| |||||
Deze vertolking is al niet veel beler. Vooreerst zegt men in het Ndl. niet: in de middeleeuwen verschijnt de bijzondere oorlog. Dat is Fransch. Ontstaan, opkomen zouden hier beter passen. Bijzondere oorlog drukt het bedoelde denkbeeld niet uit; se faire justice wordt vertaald door zich zelven recht doen. Deze uitdrukking nu beteekent: over zich zelf een vonnis strijken, zich zelf veroordeelen, terwijl hier bedoeld wordt: zich zelven voldoening verschaffen. Effet wordt door invloed vertaald, d.i. ongeveer juist het tegenovergestelde der eigenlijke beleekenis: uitwerking. Aider beteekent hier medewerken tot, en ik geloof niet dat zulks hetzelfde is als strekken tot. Van eene staving van het recht kan hier verder geen spraak zijn; staven beteekent bewijzen, kracht bijzetten; indien de Fransche tektst constituer had, zouden wij in Ndl. moeten hebben het stichten van het recht. Onzin is het dat het recht van bij- | |||||
[pagina 316]
| |||||
zonderen oorlog.... plaats num onder de rechtsinstellingen! Het recht kan loch niet gaan neerzitten. Men kan zeggen kreeg eene plaats. RechtsinStellingen bestaat niet. De vertaling is geheel eenvoudig rechterlijke instellingen. En moet er hier bij système de la législation aan een stelsel gedacht worden, of wel aan de verzameling der wetten? Het laatste zeker wel? Laat ons nu eens nagaan hoe de heer Haerynck uit het Latijn vertaalt:
Men zegt in het Ndl. een leven leiden, niet een leven beleven. Beleven beteekent bijwonen. Koddig vind ik het hier van rechtstreeksche en onrechtstreeksche belastingen te spreken. Boven het in geestelijken stand leven is als geestelijke(n) leven veel verkieslijker. De voornaamste fouten steken echter meer in de opvatting, dan in de taalkundige onnauwkeurigheid. Clerici uxorati zijn voor den heer H. gehuwde klerken. Hij zou moelen weten dat clerici, in het Latijn der middeleeuwen altijd geestelijken beteekent. Exceptis personis religiosis et ecclesiasticis vertaalt hij door: uitgezonderd religieuse en kerkelijke personen. Ik zou willen vragen: wat verschil de heer H. hier vindt tusschen religieus en kerkelijk? Ik meen dat het een de vertaling is van het andere. De waarheid is dat uitgezonderd zijn de geordende | |||||
[pagina 317]
| |||||
en de wereldlijke geestelijken. Verder punctueert de heer H. anders dan in het oorspronkelijke Staat, ten behoeve zijner vertaling. Sacerdotes clerici zijn geestelijken met den rang van priester. Het zal niemand verwonderen dat de heer H., die de taal zelve niet kent, dan ook een stijl heeft, welke iemand tot wanhoop zou brengen. Eenige voorbeelden zonder commentaar: 11 Deze kring (de Arthurkring).... had voor bijzonderen apostel en beoefenaar Chrétien de Troyes,.... - 12 De gemeenten ontstonden en de Arthurkring alsmede de verhalen van den Vos en Isegrim. - 17 Antwerpen..., [had] reeds in de XIV. eeuw een deel bereikt van dien weergaloozen bloei.... - 22 Dat de naam van De Clerck dien van Boendale te Antwerpen niet verdrong, blijkt uit.... - 26 [Willem Bornecolve, die] de hoedanigheden had om bij vorst en gemeente als ‘vroed man’ geboekt te staan. - 33 De Vlamingen waren eerst zegevierend; 140.... bleef de jonge graaf zegevierend; 179 Het grondbeginsel der gelijkheid tusschen alle Christenen was niet overal zegevierend. - 36 Ook heeft de bekendheid met Boendale aan hoogleeraar L. Van der Kindere toegelaten in die ingewikkelde gebeurtenissen der XIV. eeuw eenen veel meer helderen blik te werpen, dan andere overigens verdienstelijke schrijvers... - 48 Het verhaal van den op 4. Juli bij Briele geleverden.... zeeslag, maakt het begin van het XVII. hoofdstuk uit. Het gaat van vs. 2225 tot vs. 2272. Onmiddelijk daarna volgt een soort van confiteor zijner zonden.... - 50 De Brabantsche Yeesten, in 1318 begonnen en dan bij deze eerste bearbeiding tot op 1315 gebracht, als geschiedkundig verhaal dat zoo verre liep als vervolg op den door Maerlant aangevangen Spieghel Historiael. - 58 Het zichtbare deel | |||||
[pagina 318]
| |||||
[des hemels] is van lazuur; dat waar de engelen zich in bewegen is wit gelijk kristaal, maar gansch gulden is de lucht, waar God zijnen stoel heeft. - 79-80 Het vierde boek begint met de voorzegging van Sydrac betrekkelijk eenen tocht naar Palestina.... Daarna gebeurt de inneming van Jerusalem door de Christenen. - 80 De bekende Biblia Scholastica van Petrus Comestor (die Maerlant vertaalde).- 87... een ondergeschikten stadsbeambte van Antwerpen, met welken Boendale dagelijks was. - 95 Te verwonderen is het, dat ridders en knapen het nog niet bonter maken. - 96 [Jan drukt er op] dat het voor den vorst beter is minder schatten te bezitten en de liefde zijns volks te hebben. - 109 Nu stelt de man zich de vraag of hij zich, ja dan neen, over het gepleegde zal zoeken te wreken. - 135 Het was in de oorlogen der Romeinen met Carthago. Reeds verscheidene veldslagen hadden zij verloren en zij gingen hunne goden te rade om te vernemen wat zij doen moesten om de zege te behalen. De priesters antwoordden hun, dat zij, drie dagen later, op de stadspoorten negen woorden zouden te lezen krijgen.... - 144 Twee andere bijzonderheden kenschetsen zijnen stijl en maken hem zeer verschillend van dien van Maerlant. - 157 Jacob van Artevelde, de raadsman van Eduard III., die wel is waar geen ridder was,... - 164 Hein van Aken, dien men als den voorlooper der Teesteye kan aanzien,... - 165 De Dietsche proza bereikte bij hem eene buitengewone sierlijkheid en zwier. - 168-69 Ook Dirk Potter in zijnen Minneloep liet Boendale niet ongebruikt. - 181 Ontstond nog in 1297.... de oorlog der Awans en Waroux. - 186 de beroeping van Eduard III. tot Philips de Valois, om elk met honderd man, over te gaan tot een gerecht, - 201 [Dante's] Inferno met Boendale vergeleken. - 201 David..... behoort tot de stichters der | |||||
[pagina 319]
| |||||
Vlaamsche Beweging. - 201 Derden Edewaert (Gedicht van den)... Behoort het later hervonden fragment aan Boendale? Alvorens te eindigen, moet ik nog even het schromelijk misbruik aanstippen, dat de heer Haerynck van omtrent maakt. Waar hij dit woordje zoo al te pas brengt, is ongelooflijk. Men oordeele: 30 Sprekende van het overlijden van Rogier van Leefdale: zie hieromtrent Devries. - 33 twisten.... omtrent het bezit van Mechelen. - 34 de oneenigheid tusschen de stad en het kapitel der O.L.V. kerk omtrent de wijnaccijse. - 37 Snellaert.... misgrijpt zich volkomen omtrent de bedoeling van Boendale. - 46 [Toen dBoec der Wraken geschreven werd, moest] Boendale door eene erge... ziekte aangetast zijn. Snellaert bemerkt daaromtreni,... - 63 praktische voorschriften omtrent de zedeleer. - 64 omtrent de hooveerdigheid luidt het [in den Lks.]. - 74 zie omtrent ‘Image du monde’, - 75 zekereverbalen omtrent Karel den Grooten; - een sprookje omtrent den naam van Karel.- 83 een gezegde omtrent Godfried van Bouillon's kruisvaart.- 94 onverschilligheid omtrent den toestand van Palestina. - 98 omtrent [dit] punt zegt Jac. van Maerlant. - 119 bespiegeling omtrent God. - 129 omtrent het verkwisten van gemeene goed worden Aristoteles Leeren.... ingeroepen. - 131 [De schrijver komt] lerug op hetgeen hij vroeger zegde, omtrent de tijden, die de komst van den Antechrist zullen voorafgaan.- 132 Uit het bovenstaande omtrent den slag van Crécy. - 170 Dat te dien tijde omtrent de zaken der kerk nog al een en ander te beknibbelen viel....- 174 Boendale.... wijst niet op konflikten, waarin hertog, gemeente en geestelijkheid betrokken waren, omtrent het oprichten van scholen. - 178. Weinig inlichtingen omtrent de Joden.... - 183 Boendale [was], omtrent den oorsprong van het vorstelijk gezag eene echt | |||||
[pagina 320]
| |||||
parlementaire leer [toegedaan]. - 197 Aankomst van Boendale te Antwerpen; gissingen daaromtrent. - 197 voorzeggingen omtrent het innemen [der] stad Akers. - 198 voorzeggingen omtrent [den Antichrist]. - 204 Geboortejaar van Jan Boendale, onzekerheid daaromtrent. - 204 [Génard's] pennetwist omtrent het jaar van Boendale's dood. - 210 Geschillen omtrent [de stad Mechelen] tusschen Brabant en Vlaanderen. - 211 leugenachtig verhaal omtrent [keizer Octaviaan] en zijne geboorte bij Leuven. - 215 Compromissale uitspraak van graaf Lodewijk van Male omtrent Antwerpen. - 215 Sterfjaar van Boendale. Pennetwist daaromtrent tusschen Genard (sic) en Van Even. - 217. [Van Even's] pennetwist omtrent het sterfjaar van J. Boendale. De lezer zal met mij erkennen dat dit gebruik van omtrent eene der heerlijkste heerlijkheden van den stijl des heeren Haerynck is. Ik walg van eene dergelijke taal. Als men zulk een boek doorwerkt, loopt men gevaar met zijne gebreken besmet te worden en zelf een onooglijk, ondenkbaar Nederlandsch te gaan schrijven en spreken. En de man, die dit alles schreef, werd waardig gekeurd lid te worden der Koninklijke Vlaamsche Akademie voor Taal en Leiterkunde! Dignus, dignus est intrare... (Wordt vervolgd) Willem de Vreese. |
|