Wij gelooven dat het leggen van den klemtoon niet bepaald wordt door de beteekenis der lettergreep, maar door hare plaats. Maar het is nutteloos dit hier nader toe te lichten. Toch willen we nog den wensch uitdrukken dat in de leerboeken die over den klemtoon handelen, de regel: ‘onze klemtoon ligt op de wortellettergreep’ eens voor goed vervangen worde door deze formule: ‘onze klemtoon ligt op de eerste lettergreep van het woord.’ In feite is de oude regel dikwijls mis, zelfs daar waar hij schijnt te passen, als in kn-ie, zw-ijn, waar de klemtoon op een suffix, of in ne-st, oor-d, waar hij op een praefix ligt. Ten andere, wij herhalen het, de klemtoon berust niet op een logisch princiep, maar is werktuigelijk, mechanisch.
Om terug te keeren tot onze liederen, zullen wij dus vaststellen dat de hr. Van Duyse van al de middelen die binnen zijn bereik stonden het beste gebruik gemaakt heeft, om ons van den oorspronkelijken vorm dier liederen het getrouwste afbeeldsel mogelijk te geven. Dit geldt niet alleen voor de stukken, de talrijkste, waarvan hij den Nederlandschen tekst heeft kunnen ontdekken, maar ook voor zijn zes vertalingen uit het Duitsch. Hier heeft hij bewezen ten volle op de hoogte te zijn van onze middeleeuwsche taal, en vooral van de eigenaardige taal onzer oude liederen.
De teksten door hem op de melodieën der ps. 15 en 147 gebracht, zijn geene oude liederen, noch zelfs niet navolgingen van bepaalde oude liederen, maar moderne gedichten in middeleeuwschen trant, die niet eens hetzelfde onderwerp behandelen als de liederen waarvoor ze in de plaats treden. De opname dier twee stukken is een inconsequentie tegenover het scherp afgebakend en steeds juist in het oog gehouden doel van het boek.
Eindelijk moet nog gewezen worden op den grooten overvloed van stof die in de Aanteekeningen op de teksten gegeven wordt. Daar wordt ons niet alleen de geschiedenis der liederen gegeven, maar ook de opsomming van al de werken waar ze elders nog voorkomen, en van al de andere liederen, waaraan