Nederlandsch Museum. Derde Reeks. Jaargang 3(1889)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] De beêvaartgangers. 't Is daags voor 's Heeren Hemelvaart: Een milde lentezonne vaart In middagdampen zenithwaart, En warmt tot zengens veld en gaard. Geen windje waait, geen blaadje wiegt, Geen rupsje kruipt, geen vogel vliegt, Geen kever bromt, geen toontje trilt: Gedrukte ruste, zware stilt'. Nu rijst beneden de olmenlaan, In 't eng verschiet, een karavaan, Die ruste en stilte en stofzand roert; Een hoos, die heele heuvlen voert. De musschen vluchten strijklings weg, De hoenders dwars door haag en heg; De bandhond blaft van hof tot hof; De lange heirbaan davert dof Van beêvaartgangers, - want die zijn 't. Als waar een sprinkhaanzwerm verschijnt, Zoo schrikt wat ingedommeld was; Terwijl de bent langs grint en gras Daarhenen sleft, het hoofd ten grond, Met ronden rug, met open mond, Schor hijgend, geurend zweet en roet, Devootlijk neuzlend: ‘Wees gegroet...’ 1889. Jan Jans. Vorige Volgende