Nederlandsch Museum. Derde Reeks. Jaargang 3
(1889)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
De bolvormige bliksem.In de Fransche wetenschappelijke tijdschriften vinden wij een omstandig verhaal van de uitwerkselen van het geheimzinnig electrisch verschijnsel, dat men den bolvormigen bliksem noemt: Op het einde der maand November lestleden, in den laten avond, keert een heer, in een open rijtuig gezeten, terug naar de stad. De wolken hoopen zich opeen aan den duisteren hemel; de bliksem doorklieft de lucht, terwijl de hagel in groote massa neerploft. Op eens bemerkt hij tegen de borst van het paard een bolvormig lichtgevend verschijnsel, donkerrood als een gloeiende kogel aan de eene zijde; aan de andere, is het zoo schitterend dat de oogen den glans van het licht niet kunnen verdragen. Het paard stronkelde, richtte zich weder op, en viel nog twee maal op den grond, zonder dat de lichtgevende bol zich een enkel oogenblik verwijderde. Eindelijk barstte de bol met een hevig gedruis los en het paard stortte doodelijk getroffen ter aarde: dit alles had plaats in een tijdverloop van een drietal minuten. De reizigers zagen alsdan eene soort van roode wolk, die zich langzaam verwijderde en allengs heel en al verdween. De knecht, die achteraan op het rijtuig was gezeten, had de eerste het verschijnsel bemerkt, wanneer het uit de wolken te recht kwam op een grooten eik, die op den boord van | |
[pagina 165]
| |
den weg stond: de takken werden verbrijzeld en de boom op zijne heele lengte doorkloven. Dan bewoog de bol zich over den grond, die als doorploegd werd, naar het midden van den weg in de richting van het rijtuig. De knecht werd plotselings ten gronde geworpen, en voelde iets met groote snelheid boven zijn hoofd voorbijgaan. Hij had geen ander letsel dan een gevoel van verbranding aan het rechter oor: doch de welbekende solferreuk van den bliksem is eene gewaarwording die hem nog al een geruimen tijd is bijgebleven. Tot dusverre het verhaal. In eene mededeeling die gedaan werd aan het natuurkundig gezelschap van Geneve, door Dr August Wartmaan, lezen wij ook nog het verslag van een dergelijke geval van bolvormigen bliksem: den 2 October lest, van 2 1/2 ure namiddig tot den volgenden dag te 4 ure 's morgens, woedde een hevig onweder over heel het kanton Geneve en de verdelgende werkingen van den bliksem deden zich op vele plaatsen gevoelen. 's Avonds, om 6 1/2 ure, begaf ik mij, in een rijtuig, van Versoix naar Genthod: aan den weg naar Malagny gekomen, zegde mij de koetsier dat hij niet meer wist waar hij zich bevond, daar hij door de schitterende weerlichten gansch verblind was. Ik vond mij dan verplicht zelf de teugels in hand te nemen. Op eens doet zich in mij de gewaarwording op van eene schitterende en aanhoudende klaarte die achter mij moet ontstaan zijn; ik draai het hoofd om en bemerk op eenen afstand van drie honderd meters, eenen vuurbol van een veertigtal centimeters middellijn, die in onze richting en op eene hoogte van twintig meters over den grond zich bewoog. Op het oogenblik dat de bol, op eenen afstand van tachtig meters, ons voorbij vloog, barstte hij eensklaps met eenen hevigen knal los: wij gevoelden plotselings eenen geweldigen schok en bleven gedurende eenige seconden volkomen blind. | |
[pagina 166]
| |
Wij gaan nu, in korte woorden, en zoo eenvoudig mogelijk, de verklaring geven van dit zonderling en zeldzaam verschijnsel. De Heer Faye, lid der Fransche Academie van wetenschappen, heeft van de electrische luchtverschijnsels in het algemeen eene volledige uitlegging gegeven, berustende op eene hoogst vernuftige theorie, die volkomen door de waarnemingen bevestigd is. Hij zelf haalt twee zonderlinge gevallen aan van bolvormigen bliksem, het eerste naar een verhaal van Arago: een lichtgevende bol, nagenoeg van de grootte der schijnbare maanschijf, bewoog zich langzaam en in schuinsche richting over de straat, zich altijd hooger en hooger verheffende meteene snelheid, die overeenstemde met den stap van een persoon die gezwind vooruitgaat. De omtrek was niet duidelijk afgeteekend: hij scheen met een lichtgevenden dampkring omgeven te zijn. Wanneer de bol tot de hoogte der nabijzijnde kerk was geklommen, raakte hij het toppunt van den toren, en barstte los met een dof gerucht als de slag van een kanon dat in de verte wordt afgeschoten. Het tweede geval is door Babinet aangebracht: een werkman, die het derde verdiep van een huis bewoonde, zag plotselings door het papieren tusschenschot der schouw den bolvormigen bliksem in zijne kamer komen, waar hij zich langzaam, op eene geringe hoogte bewoog. De bol naderde de beenen, dan het lichaam en het hoofd van den persoon, die telkens moeite had om met het verschijnsel niet in aanraking te komen. Het nam dan eensklaps de richting van eene ronde opening die hooger in de schouw, en ook met papier bedekt was; rukte het papier weg, verdween in de schouw, ontplofte met een sterken knal en vernielde een groot deel van de schouw en van het dak. | |
[pagina 167]
| |
Alhoewel dit verschijnsel zeer zeldzaam is, wordt het toch nu en dan eens waargenomen. Die vuurbollen dalen langzaam uit de wolken, en eens nabij de aarde, schijnen zij te vermijden van met den grond in aanraking te komen. Zij bewegen zich in alle richtingen, verheffen zich dan weer in de lucht en verdwijnen; ofwel, indien zij eenigen tegenstand ontmoeten, ontploffen zij met een sterk gedruisch. Zij vormen als eene soort van ronde Leidsche flesch, waarvan de niet geleidende stof een gasvormig lichaam is, namelijk zuivere droge lucht en die binnen en buiten met tegenovergestelde electriciteiten is geladen, zoodat de minste schok de schielijke verbinding van beide electriciteiten veroorzaakt. De dichtheid dier bollen is nagenoeg die der lucht, vermits zij er zich zoo gemakkelijk in bewegen. Ze zijn niet als de bliksem aangetrokken door de goede geleiders, zooals metalen staven, en de gewone donderschermen hebben er geene werking op. Soms gaan zij geheel onschadelijk weg in de ruimte, maar zeer dikwijls barsten zij los met groot geweld en richten groote verwoestingen aan. Volgens den heer Faye worden de bestanddeelen der onweders ontmoet in de hoogere streken van den dampkring, daar waar zich de cirrus of vederwolken vormen, die witte donzige wolkjes, wier verschijning in regel eene verandering in het weer aanduidt. Daar zijn krachtige luchtstroomen; de electrische spanning is er veel sterker dan in de lagere luchtlagen, waar zij zich bijna niet doet opmerken, en de vederwolken zijn altijd met positieve electriciteit geladen. De koude is er zoo hevig dat overgroote watermassa's er kunnen vervriezen; ook zijn de vederwolken uit naaldvormige ijskristalen samengesteld. Wind, bliksem en hagel kunnen dus van die hooge luchtstreken naar de aarde toegevoerd worden, en dit geschiedt op de volgende wijze. | |
[pagina 168]
| |
Men verbeelde zich dat in de dampkringslucht eene draaiende beweging of gyratie ontstaat om eene verticale as, die aan de lucht den vorm geeft van een kolossalen trechter met de punt naar de aarde gerichtGa naar voetnoot(1); de diameter van zulken kegel is soms maar eenige meters lang, maar kan zich ook tot op honderde mijlen uitstrekken. Die windhoos daalt langzaam, schijnbaar zeer onschadelijk, uit de hoogere gewesten van den dampkring en voert met zich de ijsnaalden der cirrus mede, alsook de electriciteit die in deze wolken bevat is. De lage temperatuur der luchtdeeltjes doet overal den waterdamp verdichten: er vormt zich rond de hoos eene soort van nevel die ze zichtbaar maakt; en, in de lagere luchtlagen, die sterk met waterdamp bezwangerd zijn, ontstaan plotselings zware onweerswolken, waaruit de regen in stroomen nederstort, waaruit de opeengehoopte electriciteit en ijsdeeltjes onder vorm van bliksem en hagel te voorschijn komen. Die draaiende beweging der lucht maakt dat eensklaps te midden der diepste stilte, hevige dwarrelwinden ontstaan, en wanneer het uiteinde der windhoos met de aarde zelve in aanraking komt, doet zij hare vernielende kracht soms op de hevigste wijze gevoelen. Nu, het is uit het punt dier trechtervormige hoozen dat de bolvormige bliksem ontstaat: dit is meer dan eens door zorgvuldige waarnemingen duidelijk bevestigd. En inderdaad, de trombe zelve is eene overgroote kegelvormige Leidsche flesch: van buiten is waterdamp, die de negatieve electriciteit der lagere luchtdeelen heeft opgenomen; van binnen is de vochtige lucht, die de positieve electriciteit der cirrus heeft medegevoerd; en, in de tusschenruimte is | |
[pagina 169]
| |
koude, niet geleidende droge lucht. Die beide tegenovergestelde electriciteiten moeten zich dus zeer sterk aan het puntachtig uiteinde ophoopen. Nu zal men licht begrijpen dat, door de snelle draaiende beweging en de groote spanning der electriciteit, het uiterste einde van de punt der hoos zich kan afscheiden; en die massa moet dan natuurlijk, door de gyratie zelve, eene bolvormige gedaante aannemen. Door de dunne isoleerende luchtlaag heen, kunnen de positieve en negatieve electriciteit zich weder verbinden en aldus zal de bol lichtgevend worden. De minste verandering in de dichtheid der ingesloten lucht doet het bolvormig verschijnsel langzaam klimmen; de schok tegen een vast lichaam veroorzaakt de plotselinge verbinding der twee electriciteiten; de vochtdeeltjes gaan schielijk tot eene groote massa damp over, en alzoo ontstaat eene hevige en zeer gevaarlijke ontploffing. Uit de natuur van het verschijnsel zelve kan men licht afleiden waarom zijne bewegingen door de lichamen, die goede geleiders van de electriciteit zijn, in geene mate gewijzigd worden en waarom de donderschermen er geenen invloed kunnen op oefenen. Gelukkig komen die bollen zeer zelden voor; en als ze zich vertoonen, zijn hunne vernielende werkingen veel meer beperkt dan die van den bliksem. Edw. Verschaffelt. |
|