De natuurkunde van het geheelal
(1968)–Anoniem Natuurkunde van het geheelal, De– Auteursrechtelijk beschermdEen 13de-eeuws middelnederlands leerdicht
[pagina 253]
| |
Speciale bibliografie
| |
[pagina 254]
| |
Bilderdijk W., Verslag van verschillende handschriften van het oude Rijmwerk, des Natuurkunde des Heelals. In: Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden IV (1823), 71-96. Zeer verdienstelijke, maar niet feilloze studie. S. begint met een bespreking van de 4 hss. die hij kende: U, H, S, L; ontkent het aan Maerlant toegeschreven auteurschap; vergelijkt de taalvormen der hss.; bespreekt dan grondiger ieder hs. en probeert te dateren; betwist het auteurschap van Geraert.
Biographie nationale, publiée par l'Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. Bruxelles, Bruylant-Christophe, 1880-1883. J. Stecher, steunend op Clarisse, houdt G.v.L. voor een 13e-eeuwse Brabantse dichter, die slechts verantwoordelijk is voor de Latijnse verzen. Het Mnl. gedicht is echter het werk van Broeder Gheraert, een 13e-eeuwse Gentse geneesheer (!) (T. 7, p. 637).
Blok P.J., Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland en Oostenrijk naar Archivalia belangrijk voor de geschiedenis van Nederland. 's-Gravenhage, Algemeene Landsdrukkerij, 1888. S. signaleert in de Wolfenbütteler Landesbibliothek een ‘Reimcalender, Niederd. Holl., met fraaie figuren’ = ons hs. W. (I, 252).
Blommaert Ph., De nederduitsche Schrijvers van Gent. Gent, van Doosselaere, 1861. Op pp. 20-21 wordt Geeraert vermeld als de vermoedelijke schrijver van de Nat., en het werk besproken.
Blommaert Ph., Geschiedenis der Nederduitsche dichtkunst in België. In: Nederduitsche Letteroefeningen, 1834, 124-136. In de tabel, op p. 126 (‘Belgische Dichters. XIIIe eeuw’), wordt Broeder Gheraert genoemd als auteur van de Nat.
Bols L., Brieven aan Jan-Frans Willems. Toegelicht door -. (Kon. Vl. Ac. Taal- & Letterk.). Gent, Siffer, 1909. Op pp. 104-105: brief van Clignett, over hs. H.
Bormans J.H., Leven van Sinte Christina de Wonderbare, in oud-dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw. Gent, Annoot-Braeckman, 1850. S. komt terug op wat hij in De Middelaer verklaarde, en vraagt zich af of de beide Geraerts toch niet één en dezelfde dichter zouden zijn. Stelt voor Linchout te lezen (een dorp in Limburg), i.p.v. Lenhout.
Bormans J.H., Nadere beschrijving en een paar uittreksels van 't HS. bevattende de levens der HH. Lutgardis en Christina. In: De Middelaer I (1840-41), 185-200. p. 191: De schrijver van de levens der beide heiligen is niet de Broeder Gheraert van de Natuurkunde.
Bormans J.H., Thomas de Cantimpré indiqué comme une des sources où Albert le Grand et surtout Maerlant ont puisé les matériaux de leurs écrits sur l'Histoire naturelle. Bull. Ac. R. Belg. XIX 1 (1852), 132-159. | |
[pagina 255]
| |
S. citeert verscheidene malen de Nat., in verband met het 20e boek van het Liber de naturis rerum (pp. 134, 135, 138, 150, 153-154, 154-155).
Bruins J.A., Nog eens: volksliedjes en volksspelen. In: Driemaandelijksche Bladen (uitgegeven door de Vereeniging tot onderzoek van taal en volksleven in het oosten van Nederland) 8 (1908), 86-90. Op p. 89 haalt S. een verklaring aan, van het woord ‘laiterwolf’, die anoniem verscheen in het Nieuwsblad van het Noorden. In de bespreking van het boven aangehaalde woord worden i.v.m. ‘lodegeer’ de verzen uit de Natuurkunde geciteerd.
Buddingh D., Dietsche Taal en Poëzij, met betrekking tot de algemeene, kerkelijke en staatkundige gesteldheid des tijds gedurende de middeleeuwen. Gorinchem, Van der Mast, 1859. Op p. 324 wordt de Nat. vermeld als nauw aansluitend bij de Naturen-Bloeme.
Buddingh D., Verhandeling over het Westland. Leyden, Arnz., 1844. I.v. Luchtgeesten (pp. 102-103), worden de vv. 789-802 en 709-728 geciteerd (zonder onderbreking, alsof ze zo op elkaar volgden) met daarop volgende verklaringen; id. op p. 110: vv. 720-721; id. pp. 254-255; vv. 591-630, echter als citaat uit De kracht der mane!
Byvanck A.W. en G.J. Hoogewerff, Noord-Nederlandsche miniaturen in handschriften der 14e, 15e en 16e eeuwen. 1 dl tekst en 2 dln platen. 's-Gravenhage, Nijhoff, 1922-1925. Hss. L en S worden tamelijk uitvoerig beschreven (dl I, pp. 3-4). Reproducties uit L: pl. 61, 62.
(Catalogus Bilderdijk). Catalogus eener merkwaardige verzameling van Boeken en Handschriften, [...] alles nagelaten door [...] Mr. Willem Bilderdijk [...]. Amsterdam, Immerzeel, 1832. Op p. 108, nr 14 staat een afschrift van Bilderdijk, dat voor fl. 15,50 aangekocht werd door de U.B. Leiden, en vermeld in de Catalogus Leiden 1847, I, p. 58.
(Catalogus Brussel.) Cf. Catalogus Van Hulthem.
(Catalogus George Bruyn). Lijst der boeken van wylen den heere George Bruyn, welke verkogt zullen werden in Amsterdam, [...], den 3. en 4. April 1724. [...] Zie beschrijving hs. L., alinea Herkomst en geschiedenis.
(Catalogus Damen). Catalogue d'une très belle collection de livres [...] délaissé par [...] P. Damen. La Haye, 1815. Op p. 63, quarto, nr 450, wordt een handschrift vermeld, dat best een Natuurkunde kan zijn, maar waarvan het verdere lot onbekend is: ‘Verhandeling over de hemel en aardglobe etc., 3 stukken, mss.’
(Catalogus Kon. Ak.). Ter Horst D.J.H., Catalogus van de handschriften der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, in bruikleen in de Koninklijke Bibliotheek, bewerkt door -. 's-Gravenhage, Alg. Landsdrukkerij, 1938. | |
[pagina 256]
| |
Uitvoerige beschrijving van S en vermelding van Bilderdijks afschrift.
(Catalogus Leiden). Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. S.l., 1829. p. 147: copie van Kluit.
(Catalogus Leiden). Catalogus van de Bibliotheek der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde, te Leiden. Leiden, Luchtmans, 1847, 2 dln. I, p. 10: Afschrift van Kluit (die de Nat. toeschrijft aan Broeder Thomas); met verwijzing naar Bilderdijk en Hoffmann. I, p. 58: Afschrift van Bilderdijk van de proza-natuurkunde en het Boec der Medicine. II, p. 478: Collatie van een fragment van Thomas' Natuurkunde, van de hand van Bilderdijk.
(Catalogus Leiden). Catalogus Librorum Manuscriptorum qui inde ab Anno 1741 Bibliothecae Lugduno Batavae accesserunt. Descripsit Jacobus Geel. Leiden, Brill, 1852. p. 195: hs. L.
(Catalogus Leiden). Lieftinck G.I., Codices Manuscripti. V. Codicum in Finibus Belgarum ante annum 1550 conscriptorum qui in bibliotheca universitatis asservantur. Leiden, Brill, 1948. p. XVIII: copie van Kluit.
(Catalogus Lelong). Bibliotheca selectissima, sive Catalogus Librorum, plurimum rarissimorum in omnibus Facultatibus, Scientiis ac Linguis [...]. Amsterdam, Salomon Schouten, 1744. ‘Libri manuscripti, in Folio, 28’: hs. L.
(Catalogus Maastricht). Alphabetische Catalogus van de handschriften berustende op het Rijksarchief in Limburg. (Machineschrift, z.j.) Op p. 7 (met de hand erbij geschreven) vermelding van M.
(Catalogus Martins). Catalogue des Livres de la Bibliothèque de feu Monsieur Abraham Martins. Den Haag, 1798. Onder nr 6197 (p. 343, manuscripts, in octavo) een hs. waarvan verder niets bekend is: ‘Verhandeling over de Hemel en Aard Globe, h.b.’
(Catalogus Meerman). Bibliotheca Meermanniana sive Catalogus Librorum [...] Leiden, Luchtmans; Den Haag en Amsterdam, Van Cleef; Den Haag, Scheurleer, 1824. IV, 1052: anonieme copie van U (Den Haag, K.B., hs. 128 E 23).
(Catalogus Musschenbroek). Bibliotheca Musschenbroekiana, sive catalogus librorum [...]. Leiden, Luchtmans, 1826. p. 174, nr 126: copie van Wachendorff.
(Catalogus Utrecht). [Tiele P.A. en A. Hulshof], Catalogus Codicum manu scriptorum Bibliothecae Universitatis Rheno-Trajectinae. Utrecht, Kemink; Den Haag, Nijhoff, 1887. p. 315: hs. U.
| |
[pagina 257]
| |
(Catalogus van Hulthem). Bibliotheca Hulthemiana ou Catalogue méthodique de la riche et précieuse collection de livres et de manuscrits délaissés par M. Ch. van Hulthem. Gand, Poelman, 1837. Vol. VI, Manuscrits, no 193: uitvoerige beschrijving van B, door J.F. Willems.
Catalogus Van Hulthem). Karel Van Hulthem, Tentoonstelling georganiseerd ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van Karel Van Hulthems geboorte, 5 september-4 october 1964. Brussel, K.B., 1964. Op pp. 269-270, onder nr 107, beschrijft J. Deschamps hs. B, met vermelding van de Natuurkunde en uitgave Clarisse.
(Catalogus Visscher). Catalogus der Bibliotheek van [...] L.G. Visscher. Utrecht, Kemink, 1859. Op p. 127, nr 5045, wordt een anoniem afschrift vermeld van hs. U.
(Catalogus Wolfenbüttel). Von Heinemann O., Die Handschriften der herzoglichen Bibliothek zu Wolfenbüttel. Beschrieben von -. Wolfenbüttel, Zwissler, 1888-1900. 2. Abt., IV, pp. 236-237, sub 3133: beschrijving van hs. W.
Celsius O.O., Bibliothecae Upsaliensis Historia. Upsala, 1745. Op p. 110, over de donatie De La Gardie, wordt hs. Ups. vermeld.
Chevalier Ul., Répertoire des sources historiques du Moyen Age. Biobibliographie. Nouvelle édition refondue, corrigée et considérablement augmentée. New York, Kraus, 1960. S. vermeldt Geraert van Lienhout als Vlaams dichter uit de 13e eeuw.
Clarisse J., Sterre- en natuurkundig onderwijs, gemeenlijk genoemd: Natuurkunde van het Geheel-Al, en gehouden voor het werk van zekeren Broeder Gheraert. Een Nederduitsch oorspronkelijk leerdicht uit het laatst der XIIIe of het begin der XIVe eeuw. Uitgegeven naar vijf zeer oude handschriften, met gebruikmaking van vier latere maar zeer naauwkeurige afschriften, met eene inleiding en aanteekeningen door-. (Nieuwe Reeks van de Werken van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Vierde deel.) Leiden, Luchtmans, 1847.
Clignett J.A., Voorrede tot de Uitgave van de Teuthonista of Duytschlender van Gherard van der Schueren, door C. Boonzajer. Leiden, Herdingh & du Mortier, 1804. S. spreekt, in verband met de Nat. Bl., op p. LXXVIII, over hs. S, dat hem toebehoort.
Clignett J.A., en J. Steenwinkel, Spiegel Historiael of Rijmkronijk van Jacob Maerlant. Met aanteekeningen. Leiden, De Does, 1784-85. 2 dln. Beschouwen, samen met Visser, Maerlant als de schrijver van de Nat. (XLII). Even verder (pp. LXVII-LXX) wordt Gheraert de auteur genoemd van de Natuurkunde uit Hs. U., zodat volgens de SS. beide werken niet identiek waren. Herhaaldelijk wordt in de Aanteekeningen geciteerd uit de Nat.
| |
[pagina 258]
| |
Computus est scientia considerans tempora distincta. Hs.: Oxford Corpus Christi College, Mss. 293 B, 13-15c, ff. 215r-223r. Latijnse tekst, zeer nauw verwant aan die van hs. W.
Compotus est scientia considerans tempora distincta secundum motum solis et lune. Hs.: Brugge, Stadsbibliotheek, 524. Microfilm: Brussel, K.B., 1021. Idem als voorgaand hs.
Daems W., Boec van Medicine in dietsche. Diss. Leiden. Leiden, Brill, 1967. In hoofdstuk 2 wordt, in verband met hs. U, ook de Natuurkunde besproken.
De Bruin C.C., Bilderdijk en de studie van het Middelnederlands. In: N. Tg. 48 (1955), 1-14. Wijst op de grote belangstelling die Bilderdijk steeds voor de Natuurkunde aan den dag gelegd heeft (p. 4).
De Buck H., De studie van het Middelnederlandsch tot in het midden der negentiende eeuw. Proefschrift Groningen. Groningen - Den Haag, Wolters, 1930. Over uitgave Clarisse (p. 151), citaten uit diens Inleiding (p. 153) en over Visschers uitgave (p. 154).
De Jager A., Latere verscheidenheden uit het gebied der Nederduitsche Taalkunde. Deventer, Ter Gunne, 1858. S. citeert uit de Nat., i.v.m. verschillende Mnl. woordverklaringen.
Delepierre O.Ll.D., A Sketch of The History of Flemish Literature and its celebrated Authors from the twelfth century down to present time. London, Murray, 1860. Op p. 49: vermelding van de Nat., toegeschreven aan de Brabander G. van Lienhout.
De Pauw N., Bijdragen tot de geschiedenis der Middelnederlandsche Letterkunde in Vlaanderen. Gent, Hoste, 1879. Ook in: Ned. Mus. II (1879), 129-176. S. vermoedt in het testament van Jan Wasselins (no 1388) een vermelding van de Nat.
De Pauw N., Middelnederlandsche gedichten en fragmenten. Gent, Siffer, 1893-1914. 2 dln. I, pp. 203-204: vermelding, met commentaar, van de Natuurkunde in hs. O.
De Pauw N., Ontdekking van een onbekend Middelnederlandsch Gedicht. ‘Spiegel der Sonderen’. In: V. Med. Kon. Ac., 1891, pp. 471-483. Op p. 471: vluchtige vermelding van de Nat. uit hs. O; op pp. 473-480: beschrijving van hs. O.
De Pauw N., Mededeeling van jhr. - In: V. Med. Kon. Ac., 1891, pp. 390-405. Op p. 401, 3o kondigt S. aan, te willen overgaan tot de uitgave van de Natuurkunde uit hs. O.
| |
[pagina 259]
| |
Deschamps J., De catalogus van de Middelnederlandse handschriften van de Koninklijke Bibliotheek van België. In: Hand. 24e Vl. Fil. Congres (1961), 457-464. S. bespreekt op p. 459 o.m. de aankoop van hs. 15624-41, zonder uitdrukkelijk de Natuurkunde te vermelden.
Deschamps J., De Limburgse Aiolfragmenten. In: Sp. d. Lett. I (1956-1957), 1 vv. Over de uitwisseling van hss. Hasselt - Maastricht, waarbij hss. M en M' betrokken waren.
De Vooys C.G.N., Broeder Thomas' traktaat over natuurkennis. In: Ts. XXXVII (1918), 271-277. Vestigt de aandacht op de tekst, en onderzoekt hem woordgeografisch, na scherpe kritiek op de uitgave van Visscher.
De Vooys C.G.N., Middelnederlandse woordgeografie en woordchronologie. In: Ts. 58 (1939), 39-60. Vermeldt even de Nat., i.v. smout.
De Vooys C.G.N., Pharmaceutische vaktaal uit het begin van de veertiende eeuw. In: Ts. LXII (1943), 127-134. De copiist van het Boec der Medicine (U) heeft ook de Nat. gecopieerd, naar een zuidndl. voorbeeld.
De Vreese W., Bibliotheca Neerlandica Manuscripta. Hs.: Leiden, U.B. Beschrijvingen van en bibliografie over verschillende hss. van de Nat.
De Vries J., Proeve eener geschiedenis der Nederduitsche dichtkunde. Amsterdam, Joh. Allart, 18101. - Amsterdam, Meyer Warnars, 1835-18362, 4 dln. Tijdsbepaling onzeker, schrijver is Thomas of Gheraert; citeert vv. 709-715 (I, 12).
De Vries M., Der Leken Spieghel, Leerdicht van den jare 1330, door Jan Boendale, gezegd Jan de Clerc, schepenklerk te Antwerpen. Leiden, du Mortier, 1844-1848. S. haalt in zijn woordenlijst passim verklaringen aan van Clarisse, uit diens Natuurkunde-uitgave.
De Vries M., Die cracht der mane, door Heynric van Hollant, naar een afschrift van Prof. J. Clarisse, uitgegeven door -. In: Versl. en Berigten uitgegeven door de Vereeniging ter bevordering der Oude Nederlandsche Letterkunde, 4 (1847), 5-22. Vluchtige vermeldingen van de Nat.
Dirks S., Histoire littéraire et bibliographique des Frères Mineurs de l'Observance de St. François en Belgique et dans les Pays-Bas. Anvers, Van Os-De Wolf [1885]. Verwijst naar de theorie van Bormans (Lienhout = Linckhout) en wil identificeren met Gerardus a Pomerio (± 1304).
Dols W., Een handschrift-fragmentje van een middelnederlandsch dichtwerk over ‘menschkunde’. In: Leuv. Bijdr. 34 (1942), 110-115. S. vergelijkt zijn fragment ter identificatie met o.m. de Nat., maar komt tot een negatieve conclusie.
| |
[pagina 260]
| |
Elaut L., Van smeinscen lede. Een middelnederlands geneeskundig geschrift; zijn betekenis in het raam van de medische literatuur der dertiende eeuw. Akademisch proefschrift ter verkrijging van de graad van geaggregeerde van het hoger onderwijs te Gent. Sint-Niklaas, Scheerders van Kerchove, 1956; Gent, bij de auteur, 1958. Kent een accent van ‘persoonlijke eigenheid’ toe aan Broeder Gheraert (p. 77).
Everts W., Geschiedenis der Nederlandsche Letteren. Amsterdam, Van Langenhuysen, 18904. Vermeldt op p. 84 de Nat.
Franck J., Alexanders Geesten van Jacob van Maerlant. (Bibliotheek van Middelnederl. Lett.) Leiden, Sijthoff [1882]. Haalt enkele malen een verklaing aan uit Clarisse, o.m. p. 434, e.a.
Frederiks J.G. en F.J. Van den Branden, Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche Letterkunde. Amsterdam, L.S. Veen, s.d. Tweede, omgewerkte druk. p. 272, i.v. Geraert: korte aantekening.
Greidanus J., Beginselen en Ontwikkeling van de interpunctie, in 't biezonder in de Nederlanden. Zeist, Vonk, 1926. Onderzoek van de interpunctie in de Nat. (hss. L en U) (pp. 121, 128, 134, 176).
Grimm J., Deutsche Mythologie. Vierte Ausgabe, besorgt von Elard Hugo Meyer. Gütersloh, Bertelsmann, s. d. Een tiental malen over de Nat., i.v. m. woordverklaring.
Halbertsma J.H., Aanteekeningen op het vierde deel van den Spiegel Historiael van Jacop van Maerlant. (Tweede Klasse v.h. Kon. Ndl. Inst. Wet., Letterk., Schone Kunsten.) Deventer, De Lange, 1851. Cit. vv. 967-970, i.v. luderen.
Hegman W.E., Ontwikkeling en stand van de Middelnederlandse Handschriftkunde. In: Wetensch. Tijdingen (1951) 306-318, 345-359, 348-391 en (1952) 6-19. Schrijft overtollige uitweidingen en fouten in Clarisses edities toe aan invloed van klassieke filologie (p. 17 van de overdruk).
Hellmann G., Denkmäler mittelalterlicher Meteorologie. (Neudrucke von Schriften und Karten über Meteorologie und Erdmagnetismus, herausgegeben von -. No. 15, Schlussheft.) Berlin, Asher, 1904. Als voornaamste bron wordt vermeld (p. 34): Thomas de Cantimpré's De Naturis Rerum, en verder Aristoteles, Albertus Magnus, ‘und andere’. Ook nog commentaar op pp. 27 en 33. Van p. 194 tot 199 worden de verzen 643-988 en 1875-1890 geciteerd.
Hinlopen N., cf. Huydecoper, Van Lelyveld.
| |
[pagina 261]
| |
Hoffmann von Fallersleben H., Horae Belgicae. Vratislavia, Grass & Barth, 1830. I, p. 118: 4 hss. van de Nat.; cit. vv. 709-724. p. 122: over hs. W., zonder vermelding van de Nat.
Hoffmann von Fallersleben H., Horae Belgicae. Uebersicht der mittelniederländischen Dichtung. Hannover, C. Rümpler, 18572. Korte vermelding van de Nat., onder nr. 482.
Hoffmann von Fallersleben H., Over de Hollandsche letterkunde, beredeneerde opgave van de bouwstoffen daartoe strekkende. In: Alg. Konsten Letterbode, 1821-1822. p. 373 (1821): over hs. H., i.v.m. Nat Bl. p. 92 (1822): over hss. U, H, S, L, i.v.m. Nat.
Hoogstraten: cf. Verwer.
Huberts W.J.A., Chronologische Handleiding tot de beoefening van de geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Dordrecht, Lagerweij, 1858. Volgens S. schreef Geeraert Lienhout van Gent zijn Natuurkunde op het laatst der 13e eeuw, waarschijnlijk voor Gijsbrecht van Amstel. De inhoud wordt tamelijk uitvoerig opgegeven en de uitgave van Clarisse vermeld. S. vindt de prozaverhandeling van Thomas veel duidelijker en uitgebreider.
Huberts W.J.A., W.A. Elberts en F.J.P. Van den Branden, Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkunde. Deventer, van den Sigtenhorst, 1878. Gheraert is een Gentse kloosterbroeder uit de 13e eeuw, en schrijver van de Natuurkunde.
Huijben J., O.S.B., Bartholomaeus Anglicus O.F.M. en zijn invloed in de Nederlanden. In: Ons geestelijk Erf 1 (1927) 61-79, 158-179. Vraagt zich af of er invloed was op o.m. de Nat., maar blijft het antwoord schuldig (pp. 158-159).
Huydecoper B., Proeve van Taal- en Dichtkunde; in vrijmoedige aanmerkingen op Vondels vertaalde Herscheppingen van Ovidius. Tweede uitgave door wijlen F. Van Lelyveld [en N. Hinlopen]. Leiden, Honkoop, 1782-1791, 4 dln. Verscheidene korte citaten uit de Nat. (i.v.m. woordverklaring) waarvan nu eens als schrijver Gerard, dan weer Thomas genoemd wordt.
Jonckbloet W.J.A., Geschiedenis der Middennederlandsche Dichtkunst. Amsterdam, Van Kampen, 1851-18541, 3 dln. Zoals hieronder, met andere woorden.
Jonckbloet W.J.A., Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Groningen, Wolters, 1868-18721; 1873-18742; 18853 (derde, geheel omgewerkte uitgave); 18924 (herzien en tot den tegenwoordigen tijd bijgewerkt door C. Honigh). Wijst op het ethisch belang van de Nat., maar ontkent iedere litteraire waarde (deel II).
Jonckbloet W.J.A., en M. De Vries, Overzigt van verspreide Middelnederlandsche gedichten, fragmenten en letterkundige mededeelingen. | |
[pagina 262]
| |
In: Verslagen en Berigten uitgegeven door de Vereeniging ter bevordering der oude Nederlandsche letterkunde, 3 (1846), 5-62. Bibliografie van de tot dan toe verschenen besprekingen van de Nat. (vier: Bilderdijk, Buddingh, Niermeyer, von Soltau). Op p. 40 komt de Computus van Wolf. ter sprake, met bronvermelding: Mones Anz., maar natuurlijk zonder vermelding van de Nat.-tekst.
Kluit A., Aanteekeningen van den maker, op de bespiegelingen bij 's Heilants Hemelvaart. (in onze vorige XIXe Bijdrage). In: Maendelijksche Bij-dragen ten opbouw van Nederlands Tael- en Dicht-Kunde (1760) I, nr. 20, 363 vv. Af en toe terloopse vermelding van de Nat., met als auteur: broeder Thomas.
Kluit A., (Broeder Thomas), Physica of Natuerkunde van het Heelal. Afschrift van de zes eerste bladen, of 169 eerste verzen, door A. Kluit, met verschillende lezingen en verklaringen. Met drie teekeningen van den loop der hemellichamen, 4o. Hs.: Leiden, U.B., Ltk. 212. Bedoeld wordt hier de rijm-Natuurkunde.
Kluit A., Eerste vertoog over de tegenwoordige Spelling der Nederduitsche taal, vergeleken met de Spelling der Ouden, en uit dezelve ene soort van evenredigheit opgemaakt. In: Nieuwe Bijdragen tot opbouw der Vaderlandsche Letterkunde (1763) I, 290 vv. S. citeert de vv. 279-285, met commentaar; als auteur wordt genoemd Broeder Thomas.
Kruitwagen B., O.F.M., Laat- middeleeuwsche paleografica, paleotypica, liturgica, kalendalia, grammaticalia. 's-Gravenhage, Nijhoff, 1942. Op p. 166 wordt over de kalender uit hs. L. gesproken, met verwijzing naar Clarisses uitgave.
Lampen W., O.F.M., Aanteekeningen omtrent Nederlandsche, Middeleeuwsche theologen uit de Minderbroedersorde. In: Historisch Tijdschrift 5 (1926), 149-162. I.v.m. een Gerard de Pomerio maakt S. gewag van de theorie van Dirks.
Leendertz P. Jr., Een Middelnederlandsche Cisiojanus. In: Oud-Holland, zestiende jaargang (1898), 112-120. S. geeft de Cisiojanus uit het hs. W., en wijst even op de versjes van de Natuurkunde-kalender.
Leendertz P. Jr., Het Zutfensch-Groningsche handschrift. f. Van der Manen Zeden In: Ts. XVI (1897), 129-141. Uitgave van de tekst over de dierenriemtekens uit het Gron.- Zutfense hs., met de varianten uit hs. W.S. heeft de codex uit Wolfenbüttel nooit in handen gehad, en werkte met een afschrift van Heinemann, dat uitsluitend de bovengenoemde verzen bevatte. Toch wist hij dat in dit hs. ook de Nat. voorkwam.
Lievens R., Een nieuw Mengeldicht uit de school van Hadewijch. In: Leuv. Bijdr. 47 (1958), 65-85. | |
[pagina 263]
| |
Het mystieke gedicht uit hs. B., waarvan terloops de inhoud ter sprake komt, wordt hier uitgegeven en besproken.
Lemmens P.L., O.F.M., Das Pilgerbuch des Franziskaners Wilhelm Walter von Zierickzee. In: Franziskanische Studien 6 (1919), 262-266. Over hs. W, zonder expliciet van de Nat. te gewagen.
Lieftinck G.I., Bouwstoffen van het Middelnederlandsch Woordenboek: Addenda en Corrigenda. In: Ts. LXXII (1954), 39-42. Uitvoerige bespreking van de teruggevonden Maastrichtse fragmenten, onder nr 1509 (867).
Maastrichtse fragmenten der Natuurkunde van het Geheelal. Afschrift, met het hs. vergeleken voor Verdam. Amsterdam, 31-12-1886. Hs.: Leiden U.B., Letterk. 1745.
Mac Lean J., De kleurentheorie in West-Europa van ca 600 - 1200. In: Scientiarum Historia 7 (1965), 213-218. S. haalt (uit Visschers uitgave!) de verzen aan waarin over de vier kleuren van de regenboog sprake is, zegt dat de dichter de meteorologie van Aristoteles blijkbaar kende en via Vincent van Beauvais door Thomas van Cantimpré beïnvloed werd.
Maendelijksche Bijdragen: cf. Kluit.
Maximilianus P., Bij het Sint Franciscus' Leven van Maerlant. In: T.T.L.24 (1936) 5-50, 89-118, 161-162. Steunende op hs. U, waar na het gedicht van de Gentse Geraert het werk volgt van de Utrechtse Broeder Aernt (proza-Natuurkunde), wenst S. een nadere bestudering die het verband tussen de Minderbroeders van Gent en Utrecht zou preciseren (pp. 41-42). Verder vermeldt hij de uitgaven van Visscher en Clarisse, de hypothese van Bormans (Lienhout = Linchout), en die van Dirks (a Pomerio).
Mone Fr. J., Uebersicht der Niederländischen Volks-Literatur älterer Zeit. Tübingen, Fues, 1838. Onder nr 513 worden de hss. U, L, S en H besproken, met bibliografische gegevens; nr 514 behandelt apart, alsof het een andere tekst betrof, hs. B met opgave van Incipit en Explicit. Hs. W wordt, onder nr 517, ‘Compotus von Clayskyn’ genoemd, maar S. rept met geen woord over de Natuurkunde.
Munk J., Een Vlaamsche Leringe van Orinen uit de veertiende eeuw. Proefschrift Leiden. Leiden, Sijthoff, [1917]. Uitgave van een gedeelte uit hs. B., waarvan de inhoud zeer schematisch vermeld wordt.
Niermeyer A., Verhandeling over het Booze Wezen in het bijgeloof onzer Natie. Ene bijdrage tot de kennis onzer voorvaderlijke mythologie. Rotterdam, Wijnands, 1840. Citeert vv. 709-724.
Oudemans A.C. Sr., Bijdrage tot een Middel- en Oudnederlandsch Woordenboek. Arnhem, Van Marle, 1870-1880. I.v. luderghere, citaat van vv. 959-963.
| |
[pagina 264]
| |
Petit L.D., Bibliographie der Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. Leiden, Brill, 1888-1910, 2 dln. Zoals in dit werk gebruikelijk is, worden de verschillende hss. opgesomd, de uitgaven en literatuur vermeld. Hs. W wordt ‘De Computus’ genoemd, zonder vermelding van de Nat. (I, p. 147, nr 568) en hs. O staat onder de benaming ‘Cracht der Mane’ (II, p. 83, nr 1551).
Pratique om den kalendier up de hant te wetene. Hs.: Brussel, K.B., 837-845, fo 162v en 163r. Vijfde bekende redactie van het kalendervers dat voorkomt in hss. H, S, L, en W.
Prinsen J.J. Lzn., Handboek tot de Nederlandsche letterkundige geschiedenis. 's-Gravenhage, Nijhoff, 19202; 19283. Zonder enige verdere commentaar worden van de Nat. de titel en de uitgave van Clarisse opgegeven (p. 86).
Röhricht R., Bibliotheca Geographica Palaestinae. Chronologisches Verzeichniss der auf die Geographie des Heiligen Landes bezüglichen Literatur von 333 bis 1878, und Versuch einer Cartographie. Berlin, Reuther, 1890. S. bespreekt vnl. de Latijnse werken van Wilhelm Walter de Zierixsee, uit hs. W, zonder expliciet de Natuurkunde te noemen.
Rooth E., Medelnederländska Trubadurdikter funna i Universitetsbiblioteket i Lund. In: Nordisk Tidskrift för Bok- och Biblioteksväsen, Årg. XIV (1927), 142-146. S. bespreekt o.m. hs. Ups., dat volgens hem een volledige zelfstandige waarde heeft en op vele plaatsen dichter bij de oorspronkelijke tekst schijnt te staan dan de andere versies.
Sano F. en G. Schamelhout, Vlaamsche geneeskundige literatuur vóór de XIXe eeuw. Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 19112. [Dit artikel verscheen voor het eerst in V.N.S. 1898.] Over hs. B, zonder direct de Nat. te vermelden.
Scheller K., Bücherkunde der Sassisch-Niederdeutschen Sprache, hauptsächlich nach den Schriftdenkmälern der Herzogl. Bibliothek zu Wolfenbüttel. Braunschweig, 1826. Hier wordt voor het eerst hs. W betiteld als ‘Claeskyn's Compoten of Astronomia ende Fleubotomia’, wat door alle latere auteurs klakkeloos wordt overgenomen. Volgens de S. staat de taal ervan dichter bij het Hollands dan bij het Sassisch, ‘ist aber desshalb von Bedeutung für die letzte, weil soviel technische Ausdrücke, die beide Mundarten gemein haben, hier in der Bedeutung erläutert werden’ (p. 472, nr 1847).
Scheller K.F.A., Der Laien Doctrinâl, ein altsassisches gereimtes Sittenbuch. Braunschweig, 1825. S. beweert persoonlijk in het bezit te zijn van ‘Claeskyn's Fleubotomia, ende Compoten (Astronomie)’, dat hij kritisch wil uitgeven. In het voorgaande werk echter (één jaar later verschenen) zegt hij | |
[pagina 265]
| |
dat het origineel zich in de Herzogl. Bibl. bevindt. De Conservator te Wolfenbüttel deelde mij mede dat dit hs. nooit heeft toebehoord aan Scheller, en vraagt zich af of er geen twee verschillende hss. met dezelfde tekst in het spel zijn. Dit lijkt mij zeer onwaarschijnlijk.
Schmitz W., O.F.M., Het aandeel der minderbroeders in onze middeleeuwse literatuur. Inleiding tot een bibliografie der Nederlandse Franciscanen. Nijmegen-Utrecht, Dekker & Van de Vegt en Van Leeuwen, s.d. In hs. U. van de Nat. vindt S. het eerste spoor van een ‘nederlands schrijvend minderbroeder’ (= Broeder Aernt). Verder krijgen we, i.v.m. de Broeder Geraert van de heiligenlevens, een korte samenvatting van de pogingen tot identificatie met de Geraert van de Nat., door Bormans en Dirks.
Schneider, L., Geschichte der niederländischen Literatur. Mit Benutzung der hintergelassenen Arbeit von Ferdinand von Hellwald. (Geschichte der Weltlitteratur in Einzeldarstellungen. Band IX.) Leipzig, Friedrich, s.d. Op. p. 135 vermeldt S. de Natuurkunde, met uitgave van Clarisse.
Schotel G.D.J., Vaderlandsche Volksboeken en Volkssprookjes van de vroegste tijden tot het einde der 18e eeuw. Haarlem, Kruseman, 1873. pp. 105-106 (over de gevolgen van een komeet) citeert S. Thomas Cantimp. en ‘broeder Gheeraerdt’ (einde 13e, begin 14e e.), en haalt vv. 591-630 aan.
Schuster W., Das Planetenbuch. In: Jahrbuch des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung, XLVII (1921), 1-12. S. vergelijkt het Nederduitse hs. (Gotha Nr. 980), qua inhoud, taal, rijmen en verstechniek met verschillende Mnl. hss., en o.m. met de Natuurkunde, waaruit hij trouwens de vv. 279-284 citeert. Zijn conclusie is dat beide teksten waarschijnlijk naar een zelfde Latijnse bron zijn bewerkt.
Serrure C.A., Geschiedenis der Nederlandsche en Fransche letterkunde in het Graefschap Vlaenderen, van de vroegste tijden tot aen het einde der regering van het huis van Burgondie. Gent, Duquesne & Geiregat, 1855. Serrure schrijft schaamteloos, in bijna dezelfde bewoording, Snellaert na (in diens Verhandeling). Intussen heeft S. echter, dank zij de uitgave van Clarisse, een en ander kunnen verbeteren en bijvoegen, wat Geraert betreft. Hij citeert de vv. 789-792 (pp. 218-219).
Serrure C.A., Letterkundige geschiedenis van Vlaanderen. Eerste deel. Nederlandsche en Fransche letterkunde tijdens de XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen. Gent, De Busscher, 1872. De tekst is, met lichtelijk gemoderniseerde spelling, dezelfde als die in het hiervoor geciteerde werk (pp. 369-370).
Siegenbeek M., Beknopte geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Haarlem, Erven Bohn, 1826. Zeer korte, maar heldere bespreking van de Nat. (pp. 27-28).
Snellaert F.A., Gelaetkunde. In: Belg. Mus. 10 (1846), 285-290. S. geeft op p. 289 een beschrijving van hs. B, van de hand van Willems, die ± overeenkomt met de beschrijving in Cod. Hulth., | |
[pagina 266]
| |
maar veel korter. Er wordt niet expliciet over de Nat. gesproken.
Snellaert F.A.. Schets eener geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Gent, Hoste; Utrecht, Beyers, 18664. Korte vermelding van de Nat., met uitgave Clarisse (pp. 56-57).
Snellaert F.A., Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella. In: Mémoires couronnés par l'Ac. Roy. des Sc. et B.L. de Bruxelles. Tome XIV, 1re partie (1838), 3-289. Maakt van Gheraert een Brusselse geneesheer, noemt zijn werk allerbelangrijkst voor de geschiedenis der wetenschap, citeert (uit hs. B) vv. 709-724; 789-792; 1329-1350 (pp. 140-142).
Stecher J., Histoire de la littérature néerlandaise en Belgiques. Bruxelles, Lebègue, (1887?]. Tendentieuze bespreking van de Nat., waar S. uitsluitend de nadruk legt op het (nochtans zeer geringe) bijgelovige gedeelte.
Sudhoff K., Tradition und Naturbeobachtung in den Illustrationen medizinischer Handschriften und Frühdrucke vornehmlich des 15. Jahrhunderts. In: Studien zur Geschichte der Medizin I (1907). Tafel XI: afbeeling van het Aderlassmännchen uit de Computus (fo 110) van hs. W.
Tael- en Dichtkundige Bijdragen: cf. Kluit Ten Brink J., Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Amsterdam, Elsevier, 1897. De Nat. werd door een onbekende Gentse dichter uit het Latijn vertaald (p. 191).
Ter Laan K., Letterkundig Woordenboek voor Noord en Zuid. 's-Gravenhage, Van Goor, 19522. Broeder Geraert wordt genoemd, als schrijver van de Nat., met opgave van Clarisses editie.
Te Winkel J., De ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde. [II.] Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde van Middeleeuwen en Rederijkerstijd. Haarlem, Erven Bohn, 19222. S. schijnt de Nat. naar waarde te schatten, en bespreeekt tamelijk uitvoerig en kritisch de inhoud (pp. 44 vv.).
Te Winkel J., Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Haarlem, Erven Bohn, 1887. 2 dln. De tekst is in globo dezelfde als die in het voorgaande werk.
Te Winkel J., Maerlants werken, beschouwd als spiegel van de dertiende eeuw. Leiden, Brill, 1877. S. vermeldt even de Nat., i.v.m. de tegenvoeters.
Tydeman H.W.T., Briefwisseling van Mr. W. Bilderdijk met de hoogleeraren en Mrs. M. en H.W. Tydeman. Gedurende de jaren 1807 tot 1831. Sneek, Van Druten & Bleeker, 1866. In een aantal brieven (waarvan er slechts 3 gepubliceerd werden), uit 1812, wordt haast uitsluitend over de Nat. en de auteur ervan gesproken (I, 354-356, 369). Tydeman scheen goed op de hoogte van wat er zoal over deze tekst verschenen was.
| |
[pagina 267]
| |
Van Dale J.H., Fragment van een onuitgegeven rijmwerk uit de eerste helft der XIVde eeuw, beschreven en toegelicht door -. In: Bijdr. tot de Oudheidk. en Gesch., inz. v. Zeeuwsch-Vlaanderen 1 (1856), 45-76. De Natuurkunde, aan Broeder Thomas toegeschreven, wordt vermeld als werk waarin sprake is van de invloed van de maan.
Van den Berg B., haymanoth ‘hooimaand’. In: N.Tg. 59 (1966), 117-119. I.v.m. de etymologie van ‘wedemaand’, wijst S. op de tekst in hss. L en U: ‘waarvan het laatste widemaent heeft’. Helaas, deze vorm bestond slechts in de verbeelding van Clarisse!
Van den Berg W.S., Eene Middelnederlandsche vertaling van het Antidotarium Nicolaï (MS. 15624-15641, Kon. Bibl. te Brussel). Leiden, Brill, 1917. Uitgave van het Antidotarium uit hs. B, met zeer schematische inhoudsopgave.
Van den Bergh L.Ph.C., Nederlandsche volksoverleveringen en godenleer, verzameld en opgehelderd door -. Utrecht, Altheer, 1836 S. citeert vv. 709-724 (pp. 190-191), zonder vermelding van schrijver, en bespreekt de genoemde geesten.
Van den Bergh L.Ph.C., Proeve van een kritisch woordenboek der Nederlandsche mythologie. Utrecht, Bosch, 1846. Op p. 133, i.v. maan citeert S. de Nat., als het werk van Broeder Geraert (begin 14e e.), en bekent het woord lodegeer en varr. niet te kunnen verklaren, tenzij het terug zou gaan op Ludeger, geloofsprediker in Friesland. Op p. 156 worden de vv. 709-724 aangehaald.
Van der Wielen P., De Pharmacie in Nederland gedurende de middeleeuwen. In: Pharmaceutisch Weekblad voor Nederland 37 (1900), nrs 26-34. S. geeft een overzicht van de inhoud van hs. B. Vervolgens komt hs. U aan de beurt, met citaten: vv. 1248-1251, vv. 1243-1286.
Van der Wielen P., Een middeleeuwsch Nederlandsch Kruidenboek. In: Pharmaceutisch Weekblad voor Nederland 53 (1916), 818-821. Bij de inhoudsopgave van hs. U worden de vv. 279-282 aangehaald. Van de Velde A.J.J., Zuid- en Noord-Nederlandsche Bibliographie over Natuur- en Geneeskunde tot 1800. In: Versl. Med. Ac. 1937, 255-301, 425-487, 658-700. Korte vermelding van hs. B (p. 274).
Vandewiele L.J., De ‘Liber Magistri Avicenne’ en de ‘Herbarijs’, Middelnederlandse Handschriften uit de XIVe eeuw (MS. 15624-15641 Kon. Biblioteek te Brussel). Uitgegeven en gekommentarieerd door -. (Verh. Kon. Vl. Ac., Kl. der Wetensch. XXVII, 1965, nr 83.) Brussel, Paleis der Academiën, 1965. In II, p. 167 wordt impliciet beweerd dat de Natuurkunde nog nooit is uitgegeven; p. 505 en vv. wordt in extenso Willems' beschrijving van deze codex aangehaald, zodat ook de Natuurkunde ter sprake komt.
| |
[pagina 268]
| |
Van Helten W.L., Middelnederlandsche Spraakkunst. Groningen, Wolters, 1887. S. gebruikt meermaals vormen uit de Nat. als bewijsplaats, die hij trouwens als bron citeert op p. VI.
Van Leersum E.C., De ‘Cyrurgie’ van Meester Jan Yperman. Leiden, Sijthoff [1912]. Op p. XXV wordt een uitvoerige beschrijving gegeven van hs. B.
Van Lelyveld Fr., Aanteekeningen op Balthazar Huydecoper, Proeve van Taal- en Dichtkunde. Nieuwe uitgave. [Postuum voltooid door N. Hinlopen.] Leyden, 1783. S. komt op tegen de benaming ‘Broeder Thomas’ voor de auteur van de Nat., noemt hem Broeder Gerard, en maakt talrijke taalkundige opmerkingen, verspreid doorheen het werk.
Van Loey A., Middelnederlands Leerboek. Antwerpen, De Sikkel, 1947. Eerste uitgave van een gedeelte uit hs. Ups. (vv. 1161-1242), op pp. 22-24.
Van Loey A., Sandhi-verschijnselen in het Nederlands. In: Versl. Med. Vl. Ac. 1956, 21-40. Op p. 29 wordt tac als voorbeeld van sandhi aangehaald uit de Natuurkunde, 765 (lees: 766).
Van Mierlo J., Beknopte geschiedenis van de Oud- en Middelnederlandsche Letterkunde. Antwerpen, Standaard; 's-Hertogenbosch, Malmberg; 19301; 19332; 19413; 19424; 19465; 19546. S. spreekt tamelijk minachtend over de Nat., waaraan hij noch een letterkundige, noch een wetenschappelijke waarde wil toekennen (p. 114, nr 66). In al de verschillende uitgaven is de tekst dezelfde, alleen de verwijzingen naar enkele artikels worden aangevuld.
Van Mierlo J., De Letterkunde van de Middeleeuwen. (Gesch. v.d. Letterk. der Nederlanden, Deel I, 2e herziene en vermeerderde druk, met een inleiding van Prof. Dr. Fr. Baur.) 's-Hertogenbosch, Teuling; Brussel, Standaard, 19492. Zeer eigenaardig, met het oog op het voorgaande werk, is wat hier van de Nat. gezegd wordt: ‘Nog het meest aanspraak op wetenschap, en mede op kunst, kan maken een werk, gewoonlijk geheten Natuurkunde des Geheel-als [...]’ (p. 133).
Van Mierlo J., De letterkunde van de Middeleeuwen. 2e herziene en vermeerderde druk met een inleiding van Prof. Dr. Fr. Baur. Brussel, Standaard; 's-Hertogenbosch, Malmberg, 19492. De tekst (I, p. 331) is dezelfde als in het voorgaande werk.
Van Mierlo J., Geschiedenis van de oud- en middelnederlandsche letterkunde. Antwerpen, Brussel, Leuven, Standaard, 1928. S. vermeldt de Nat. alleen ‘volledigheidshalve’, onder de werken die ‘nog minder [...] tot de literatuur [behoren]’, dan de daarvóór geciteerde didactische litteratuur (p. 175).
Van Panthaleon van Eck - Kampstra A., Jacob van Maerlant's ‘Der Naturen Bloeme’. Twee notities over handschriften. In: Het Boek 3, XXXVI (1962-63), 222-232. | |
[pagina 269]
| |
Bij bespreking van de codices H, S, L en B wordt de Natuurkunde vermeld. Verder wordt vooral aandacht geschonken aan het prioriteits-probleem van H en S: vermoedelijk, zegt Schrijfster, was S de legger van H en niet omgekeerd.
Van Vloten J., Beknopte geschiedenis der Nederlandsche Letteren, van de vroegste tijden tot op heden. Een lees- en handboek voor Hoogere burgeren andere scholen, en alle verdere belangstellenden. Tiel, Campagne, 1871. Tweede, veel vermeerderde en verbeterde druk. Na een korte uiteenzetting, worden de vv. 709-724 aangehaald.
V[an Vloten J.], Boekaankondigingen. Beknopte geschiedenis der Nederl. Letterk., door Prof. L.G. Visscher. 1ste Deel. Utrecht, Dannenfelser & Doorman, 1851. In: Algemeene Konst- en Letterbode voor het jaar 1851, nr 17, p. 261. In deze afbrekende recensie wordt uitvoerig aandacht besteed aan de Nat. en wat Visscher hierover schrijft.
Van Vloten J., Schets van de geschiedenis der Nederlandsche Letteren, van de dertiende tot de negentiende eeuw. Tiel, Campagne, 18711; 18792 (tweede, herziene en vermeerderde druk). S. legt de nadruk op het dooreenhaspelen van Germaans en Christelijk bijgeloof, en zegt dat de auteur een ‘ongenoemde’ is (p. 9).
Van Wijk W.E., A late 12-th Century Table for the Intervallum Minor. In: Med. Kon. Ak. Wet., Afd. Letterk., N.R., Deel 15, Nr 7. S. verwijst (p. 217) naar de Latijnse verzen van ‘Van Lienhout’, en de daarin toegepaste methode.
Van Wijk W.E., Le Nombre d'Or. Étude de chronologie technique suivie du texte de la Massa Compoti d'Alexandre de Villedieu, avec traduction et commentaire. La Haye, Nijhoff, 1936. Verscheidene malen bespreekt S. de Natuurkunde-kalender (pp. 43-44), en op pp. 108-109 wordt het Latijnse gedicht van G.v. Lienhout overgedrukt, met commentaar.
Van Wijn H., Bericht omtrent Hss. over de Natuurkunde. Vierde avondstond. In: Historische en Letterkundige Avondstonden, ter ophelderinge van eenige zeden der Nederlanden; [...], I (1800), pp. 301-307. S. kende de hss. U en H, vergelijkt ze, en bespreekt uitvoerig de inhoud, met talrijke citaten (o.m. vv. 709-724). In deel II, pp. 173-174, onder de titel Bijvoegsels en Verbeteringen, zet hij enkele vergissingen recht die hij beging in deel I.
Verdam J., Die Spiegel der Sonden, vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde uitgegeven door -. Leiden, Brill, 1900, 2 dln. Uitvoerige beschrijving van hs. O, van de hand van W. De Vreese. In verband met de Nat., wordt in een voetnoot gewezen op de Maastrichtse fragmenten.
Verdam J., Kleine Middelnederlandsche overblijfselen. In: Ts. XI (1892), 299-305. Onder de titel Een onbekend gedicht over de hemelteekenen publiceert S. 167 vv. die een gelijksoortige inhoud hebben als de Nat., | |
[pagina 270]
| |
doch anders bewerkt. Het lijkt hem waarschijnlijk dat beide werken naar dezelfde Latijnse tekst vertaald werden.
Verdam J., Sporen van volksgeloof in onze Taal en Letterkunde. In: Hand. Med. Mij. Leiden 1897-1898, 33-86. In de commentaar op de uitdrukking ‘onder een (on-)gelukkig gesternte geboren zijn’, worden de Lekenspiegel en de Natuurkunde aangehaald, en uit de laatste de vv. 15-21 geciteerd (p. 51).
Verdenius A.A., Jacob van Maerlants Heimelijkheid der Heimelijkheden. Amsterdam, Kruyt, 1917. Herhaaldelijk wordt de Nat. ter vergelijking aangehaald.
Verhandeling over de Natuurkunde of physica langs het gantsche heelal, in rijm gesteld in het jaar 1300, vermoedelijk door eenen Broeder Gerard van Gend (afgeschreven uit een H.S. op perkament van de Utrechtse Bibliotheek); benevens eenige excerpten van oude woorden, en grammaticale gebruiken, uit de verklaring van Broeder Arent van Utrecht, op de verhandeling van Broeder Thomas, over hetzelfde onderwerp, en uit het boek der medicijnen getrokken uit Galenus en Avicenna (uit hetzelfde H.S.), met een register en verklaring der woorden. Hs.: Den Haag, Kon. Bibl., Hs. 128 E 23 (olim no 1253, 4o). Anoniem afschrift, verkocht op de veiling Meerman (zie diens Catalogus), en gebruikt door Bilderdijk.
Verslag over den toestand der Koninklijke Bibliotheek in het jaar 1892. 's-Gravenhage, Algemeene Landsdrukkerij, 1893. Hs. H werd tentoongesteld in één van de zalen.
[Verwer A.], Anonymus Batavus, Brief aen den Heere Professor Adriaen Reland, Professor der Oostersche Talen in de Academie tot Uitregt, vanden Schrijver der Linguae Belgicae Idea Grammatica; etc. tot rekenschap van de Aenmerkingen vanden Heer Arnold Moonen, op dezelve Idea; en voor 't richtig Nederduitsch, zooals door onze Hooge Overheid gebruikt is in Hare nieuwe overzettinge des Bybels. t'Utrecht, Broedelet, 1709. S. heeft hs. U in handen gehad, en geeft er de inhoud van (p. 19).
Verwijs E., Jacob van Maerlant's Naturen Bloeme. (Bibliotheek van Middelnederlandsche Letterkunde.) Groningen, Wolters, 1878. S. tracht hs. L te dateren, met behulp van de Natuurkundekalender, en bespreekt uitvoerig hss. H en S (pp. LIII-LVII).
Verwijs E. en J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek -. Voltooid door F.A. Stoett. 's-Gravenhage, Nijhoff, 1885-1829. 9 delen. De uitgave van Clarisse werd als bron gebruikt. De citaten zijn niet altijd accuraat.
Id., Deel X: Tekstcritiek van J. Verdam en Bouwstoffen eerste gedeelte (A-F) door W. De Vreese, ib., 1927-1941. Bouwstoffen tweede gedeelte (G-Z) door G.I. Lieftinck. ib., 1941-1952.
Visscher L.G., Beknopte geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Utrecht, Dannenfelser & Doorman, 1851-1957. 2 dln. S. bespreekt de inhoud van de Nat., en houdt Geerart Lienhout voor de schrijver (pp. 37-38).
| |
[pagina 271]
| |
Visscher L.G., Bijdragen tot de oude letterkunde der Nederlanden. Utrecht, Bosch, 1835. pp. 204-218: uittreksel uit de Nat., vv. 279-864.
Visscher L.G., Bijdragen tot de oude letteren der Nederlanden. Utrecht, Bosch, 1839. Cit. vv. 279-864 (pp. 204-218).
Visscher L.G., Bloemlezing uit de Nederlandsche dichters en Proza schrijvers. Leuven, Michel, 1828. Een vijfhonderd-tal verzen uit verschillende hoofdstukken worden aangehaald.
Visscher L.G., Leiddraad tot de geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Utrecht, Dannenfelser, 1854. Na een korte inleiding over Gerart Lienhout, citeert S. ± 100 vv. uit verschillende hoofdstukken.
Visscher L.G., Natuurkunde van het Heelal, door Geerart Lienhout. Benevens eene verhandeling over hetzelfde onderwerp, door Broeder Thomas. Utrecht, Bosch & Zoon, 1840. Een uniek (onvolledig) exemplaar van deze uitgave berust in de U.B. te Leiden: 1125 A 41. Verder bestaan er twee copieën in machineschrift, waarvan één in de Stadsbibliotheek te Rotterdam en één in de B.N.M. (= exemplaar van De Vreese). Deze uitgave is, door slordigheid en onnauwkeurigheid, een voorbeeld van ‘hoe het niet moet’. Zonder dat dit ergens vermeld wordt, is H het basis-hs., en zijn de rubrieken en varr. afkomstig uit U. Het glossarium, waarnaar verwezen wordt, ontbreekt.
Vogelsang W., Holländische Miniaturen des späteren Mittelalters. Strassburg, Heitz, 1899. I.v.m. de miniaturen, worden hss. L, H en S vermeld; bij het bespreken van hun inhoud wordt de Nat. een ‘carmen ineditum’ genoemd. S. tracht ook terloops de kalenders te localiseren, slaagt daar echter niet in voor H en S.
Von Soltau, In: Anzeiger für Kunde der teutschen Vorzeit, IV (1835), 203-204. Onder verwijzing naar Scheller en Hoffmann, geeft S. een inhoudsopgave, met citaten, van hs. W. Hij heeft het hs. waarschijnlijk nooit gezien, want van alles wat aan de Fleubotomia voorafgaat, wordt niet gesproken.
Willems J.F., [Afschrift van de Natuurkunde uit hs. B.] Hs.: Leiden, U.B. nr 214.
Willems J.F., cf. Catalogus Van Hulthem.
Willems J.F., Oude Rijmalmanak. In: Belg. Mus. VI, 307-322. Onder de titel ‘Pratique om den kalendier up de hant te wetene’ (pp. 319 v.), wordt de Mnl. Cisiojanus uit hs. Brussel, K.B. 837-845, fo 162v en 163r, uitgegeven. Het was Willems niet bekend dat dit gedicht hetzelfde is als dat uit hss. H, L, S en W.
| |
[pagina 272]
| |
Willems J.F., Verhandeling over de Nederduytsche Tael- en Letterkunde, opzigtelijk de Zuydelijke Provintien der Nederlanden. Antwerpen, Schoesetters, 1820-1824. 2 dln. S. kende nog niet het bestaan van hs. B, vermeldt alleen hss. U en S, verwijst naar Van Wijn, en citeert vv. 1647-1654 (I, p. 170).
Witsen Geysbeek P.G., Biographisch, Anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Amsterdam, Schleyer, 1822. I.v. Gheraert (Broeder), wordt hs. U besproken, naar Van Wijn verwezen en worden de vv. 709-724 aangehaald.
Wolf J.W., Wodana. Museum voor Nederduitsche Oudheidskunde. Uitgegeven door -. Gent, Annoot-Braeckman, 1843. In een artikeltje, getekend F.L., op p. XXVI, 2. Maen, worden uit Van Wijn de verzen aangehaald over de ‘ludergheer’, zonder bronvermelding nóch wat het hs., nóch wat Van Wijn betreft.
Ypey A., Beknopte geschiedenis der Nederlandsche tale. Utrecht, van Paddenburg, 1812. Zeer terloops wordt op de Nat. gewezen (p. 346).
Zinner E., Ueber die niederländische Astronomie am Ende des Mittelalters. In: Naturforschende Gesellschaft Bamberg, Sonderdruck 37 (1960) 12 vv. S. verwijst naar het artikel van Leendertz in Oud-Holland, bespreekt de miniaturen in hs. W, vermoedt Italiaanse invloed en interesseert zich vooral voor de maanfiguur (p. 13). De Maan- en Saturnus-miniatuur worden gereproduceerd (pll. 2 en 3).
Zinner E., Verzeichnis der astronomischen Handschriften des deutschen Kulturgebietes. München, Beck, 1925. Onder nr 5996 wordt een Latijns-Nederduits [sic] hs. vermeld, met als titel ‘Joh. Klauschen. Zeitrechnung’, in de Landesbibliothek te Wolfenbüttel (thans Herzog-August-Bibliothek). Bij navraag bleek hier hs. W bedoeld te zijn! Zinner vertaalde voor eigen rekening de in de Computus genoemde Claiskijn. |
|