Naamkunde. Jaargang 34
(2002)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| ||||||||||||||||
Vee-Louwe ‘veepoel’ en andere poelen?In het tijdschrift ‘Naamkunde’ van 2001 heeft Ward van Osta een gedurfde poging ondernomen om de naam Veluwe op een volledig nieuwe manier te interpreteren. Volgens hem hebben we hier te maken met een vorm *Fêlouwa ‘veepoel’. Hier zal worden ingegaan op deze nieuwe interpretatie en zullen ook de argumenten voor lô, louwa ‘poel’ uit een vroegere studie van de auteur (van Osta 1994) kritisch onder de loep worden genomen. De eerste vraag die men zich kan stellen is die naar de uitgangsvorm van de naam Veluwe. Als men de overlevering van vóór 1000 bekijkt, dan valt op dat er eigenlijk twee vormen zijn geattesteerdGa naar voetnoot(1) een samenstelling (?) in Felaouua in 790-93 en 839-40 (beide in kopieën van 1170-75) en een niet samengestelde vorm (?) in pago Felum [801, cop. 10e e., Werden], in pago Felua [838, cop. 11e e., Utrecht], in Uelum [(845), 10e e., Werden], in UUelloe [846, cop. 10e e. Werden] 2x, in pago qui dicitur Felua [855; cop. eind 9e of beg. 10e e., Werden], in pago Valmini [l. Uelue; 950, cop. 18e e.], in pago qui vocatur Velua [960, cop. eind 16e e.], in pago Ueluua [10e e., Werden]. Als men deze vindplaatsen bekijkt, dan is duidelijk dat de eerste twee afwijken van de rest. Van Osta neemt de daar geattesteerde vorm (Felaouua) als basis: ‘een vorm waarin de schrijver m.i. het oudere stadium heft willen weergeven van het lo dat ons hier bezighoudt’ (Van Osta 2000:164). Beide attestaties komen echter uit hetzelfde klooster, namelijk het klooster Lorsch in Duitsland, terwijl de andere uit veel dichter bij het Nederlandse taalgebied gelegen kloosters komen. Dat maakt het onzeker, of de eerste vorm als uitgangspunt genomen mag worden. Voor een monnik in een Hoogduits klooster lijkt het niet onwaarschijnlijk, dat de hem onbekende vorm *Fel(u)wa (of iets dergelijks) als een samenstelling met het element ohd. ouwa ‘eiland’ (Glwb. 458) werd opgevat, vgl. bijv. Hasalouwa ‘Haslau’ (Glwb. 259). Van Osta (2000:164) vraagt zich in een voetnoot af, welke vorm de 12de-eeuwse | ||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||
kopiïst vond aangezien hij die niet naar mhd. ouwe heeft verbeterd.Ga naar voetnoot(2) Het ligt echter voor de hand, dat deze afschrijver in zijn legger een vorm met een svarabhakti-klinker tussen de /l/ en de /w/ vond, dus iets als *Felauua, en dat hij die in de richting van mhd. ouwe heeft verbeterd tot het overgeleverde Felaouua (door hem misschien opgevat als Fela-ouua?). Het lijkt dan ook, gezien de andere attestaties, het waarschijnlijkst dat de naam Veluwe oorspronkelijk een stam met -w- is. In het Oudnederlands treedt in de combinatie -lw- en -rw- immers regelmatig een overgangsklinker op, vgl. de datieven horouue (naast horuue), smereuue (naast smeri, smere) in de 10e-eeuwse ‘Wachtendonckse Psalmen’ (Quak 1974:93 en 142). Gezien de andere vindplaatsen lijkt het dus dat de oorspronkelijke vorm *Fel(V)wa was. Daarop duiden de uitdrukkelijk als nominatief op te vatten vormen uit 855, 960 en 10e eeuw. Het lijkt dan ook gevaarlijk om de onzekere vorm Felaouua als basis voor een interpretatie te nemen. Daar komt nog bij, dat *lô in de betekenis ‘poel’ toch wel een op zijn zachtst gezegd onzekere vorm is (zie hieronder). Verder is er - zoals ook Van Osta (2000:167) toegeeft - geen enkele andere samenstelling met *fê ‘vee’ als eerste element bekend. De belangrijkste vraag in dit verband is echter: Komt een element *lô in de betekenis ‘poel’ in plaatsnamen voor? We moeten daarvoor terug naar een eerdere studie van Van Osta, namelijk die uit 1994. In die studie neemt Van Osta aan dat er twee topografische termen lô zijn geweest, waarvan de eerste ‘(heilig) woud’, en oorspronkelijk waarschijnlijk ‘open plaats in het bos’ betekende en de tweede ‘poel, moeras, drassige grond’. Daarnaast bestaat er een woord lô ‘run, gemalen boombast als looistof’ die al redelijk vroeg is overgeleverd, vgl. ohd. lô in glossen uit de 12de eeuw (Glwb. 382). In zijn artikel is Van Osta zeer stellig in zijn conclusie dat de betekenis ‘bos’ uitsluitend zou zijn gebaseerd op etymologische argumenten (1994:172), terwijl juist de betekenis ‘moeras, poel’ geattesteerd zou zijn.Ga naar voetnoot(3) Dat de auteur tot die conclusie komt, is niet zo vreemd, gezien | ||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||
het feit dat hij naar eigen zeggen met glossen niet veel kan beginnen (vgl. 1994:165). Wie voor een beschouwing van Oudhoogduitse glossen uitgaat van het verdienstelijke maar zwaar verouderde woordenboek van E.L. Graff uit 1834-42, loopt inderdaad de kans tot verkeerde conclusies te komen. Gek genoeg kent Van Osta wel het glossenwoordenboek van Starck en Wells (zie zijn bibliografie), maar lijkt hij het niet te hebben geraadpleegd voor de betekenis van ohd. lôch. Eén blik in dat woordenboek had hem namelijk geleerd dat dit woord lat. luμcus ‘bos(je), heilig bos’Ga naar voetnoot(4) weergeeft in niet minder dan 15 van de 16 gevallen. De enige afwijking is ‘Palus dis loch’ in een aanvulling uit de 14de eeuw in een handschrift uit Melk. Deze betekenis - ‘moeras’ niet ‘poel’ - is dus in feite pas voor de late middeleeuwen geattesteerd. Met name de passage uit het ‘Summarium Heinrici’ uit het begin van de 11de eeuw is veelzeggend door de context waarin ohd. lôch voorkomt: ‘Silva walt a greco xilia quod est lignum. Nemus forst quod ibi numina constituebantur. Lucus loch per antifrasin quod minus luceat. Saltus dobel/walt/roht quod saliat in altum’ (SH I,172). Blijkbaar worden hier verschillende aanduidingen voor het begrip ‘bos’ behandeld. Ook het Oudhoogduitse woordenboek van Schützeichel (1995) kent het woord alleen in de betekenis ‘heilig bos’. Het komt voor bij Notker Teutonicus († 1022). Voor de oudste periode is zeker lô ‘(helig) bos’ dus geattesteerd in het Duits. Andere woordenboeken voor het oudere Hoog- en Nederduits noemen voor lô(ch) op de eerste plaats de betekenis ‘bos(je)’, vgl. Müller-Zarncke I, 1041: ‘niedriges Holz, Busch’Ga naar voetnoot(5), Lexer I, 1949: ‘gebüsch... wald, gehölz’, Lasch-Borchling II, 835: ‘kleines Waldstück, Gehölz, Buschwald, zur öffentlichen Weidenützung frei’, Schiller-Lübben II, 709: ‘Gehölz, Busch’ en ook ‘Waldwiese, Waldaue’, en tenslotte ‘eine sumpfichte, bornichte Stelle, ein grüner Platz’. Alleen het grote woordenboek van Grimm noemt een vrouwelijk zelfstandig naamwoord LOH met de betekenis ‘drassige weide, drassige plek’ (VI, 1128). Dat betekent dat de betekenis ‘drassige plek’ pas zeer laat is overgeleverd. De betekenis ‘meertje, poel, plas’ komt in de woordenboeken voor de middeleeuwse taal in het geheel niet voor! Die verschijnt alleen bij Lexer bij het lemma lâ | ||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||
(I,1805) ‘plas, moeras, drassige weide’, waarvoor soms ook lô geschreven wordt. Dat woord is echter een femininum, terwijl lô ‘bos(je)’ een neutrum is. Dat zou erop kunnen wijzen dat Mhd. lâ iets met ohd. lahha v. ‘moeras, plas’ (Glwb. 358) te maken heeft.Ga naar voetnoot(6) Het argument dat een aanduiding ‘een bos genaamd het bos’ veel te weinig specifiek is, lijkt niet geheel juist. De context van de passages is immers Latijn. Er staat dus in feite ‘... een bos, genaamd Lo [in de volkstaal], dat ...’, waarbij die volkstaalterm de plaatselijke aanduiding of naam is die ter verduidelijking van de Latijnse tekst wordt gebruikt. De beschouwing over de overlevering van de Duitse betekenissen (van Osta 1994:166ff.) is fraai, maar het gaat hier bijna uitsluitend om overleveringen uit later tijd. Wat ontbreekt is een bespreking van de feitelijk overgeleverde betekenissen in het Oudhoogduits. Verderop gaat Van Osta in op de betekenis ‘moeras, drassige grond etc.’ (1994:168ff.). Ook hier wordt niets gezegd over de late overlevering van deze betekenis.Ga naar voetnoot(7) Het gaat op grond van het bovenstaande dan ook wat ver als Van Osta beweert dat de betekenis ‘poel’ ondubbelzinnig is geattesteerd (1994:172). Dat was zeker in de oudste periode niet het geval. Het kan hoogstens gelden voor de betekenis ‘moeras, drassige plek’ en die een afgeleide zijn van de oorspronkelijke betekenis van Germ. *lauha- ‘open plek in het bos’. Dat kan zich dan in twee richtingen hebben ontwikkeld: aan de ene kant naar ‘(heilig) bos’ en aan de andere kant naar ‘drassige plek, weideplaats’ (vanwege de oorzaak voor het ontbreken van bomen resp. naar het gebruik dat men van de plek kon maken?). Naast het hier genoemde woord komt ook lô ‘run, gemalen boomschors voor het looien’ voor (Van Osta 1994: 173ff.), dat meestal etymologisch met de wortel IE *leu- ‘afsnijden, scheiden, losmaken’ wordt verbonden (Van Osta 1994:174). In het tweede gedeelte van zijn stuk uit 1994 gaat van Osta in op de etymologie van de door hem aangenomen twee woorden lô ‘bos en lô ‘poel’. In zijn behandeling van lô ‘bos’ komt hij tot een paradigma van Germ. *lauhaz (nr. I) én een van *lauhaz met de wet van Verner, waarbij een wisseling tussen een wortel *lauh- en een wortel *lug- (nr. II) wordt aangenomen. Een dergelijke wisseling binnen het paradigma van één zelf- | ||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||
standig naamwoord - nom. *lauhaz - gen. *lugasa, dat. *lugai, acc. *lauhan (Van Osta 1994: 177) - lijkt echter hoogst merkwaardig. Het zou goed zijn als Van Osta een ander en dan met zekerheid gedocumenteerd voorbeeld zou kunnen geven. Het lijkt tamelijk riskant om op basis van het voorkomen van oe. lēag- met -g- aan te nemen, dat die teruggaat op een vorm met grammaticale wisseling. Men moet immers niet vergeten dat er ook oe. lēah v. (gen. lēage) bestond dat met ons zelfstandig naamwoord loog verwant is. Vooral het feit dat het hier ook om een vrouwelijk woord gaat net als oe. lēah (gen. lēage) ‘veld, weide, gekapt bos’ maakt wederzijdse invloed zeer wel mogelijk, zeker in onbeklemtoonde of minder beklemtoonde positie zoals als tweede element in plaatsnamen. Het toponymische element lô in de (onzeker overgeleverde) betekenis ‘poel, plas’ wordt door Van Osta vervolgens in verband gebracht met Gr. lakkos ‘vijver voor watervogels, waterreservoir’ en lat. lacus ‘meer, vergaarbak’ (Van Osta 1994:181). Die zouden zijn te herleiden tot een ie. *lakwos dat in het Germaans als *lahwaz en met de Wet van Verner eventueel als *lagwaz zou moeten verschijnen.Ga naar voetnoot(8) De op Braune § 109 A. 2 gebaseerde bewering dat uit Germ. *lahwa zowel *laha als *lawa konden ontstaan is niet erg waarschijnlijk. De combinatie -hw- leidt in het Oudhoogduits altijd tot -h, vgl. ohd. aha ‘water’, sehan ‘zien’ enz. Het enige eventuele tegenvoorbeeld dat Braune noemt is het woord ploeg dat echter etymologisch tamelijk ondoorzichtig is. Een vorm *lagwa daarentegen zou in het continentale Germaans tot *la(u)wa moeten leiden, zoals uit vorm van het voltooid deelwoord (met de wet van Verner) bij de sterke werkwoorden ohd. lîhan ‘lenen’ en sehan ‘zien’ blijkt: giliwan en gisewan (< *-ligwan- en * -segwan-).Ga naar voetnoot(9) Dat er eventueel vormen door elkaar lopen is mogelijk. De vraag is echter, of men op grond van de late overlevering een apart woord met de betekenis ‘poel’ mag aannemen. De vernuftige redeneringen van Van Osta lijken interessant, maar het is de vraag of hij over werkelijk bestaande woorden spreekt. Zoals boven al werd gezegd, kan een | ||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||
betekenis ‘moeras, drassige plek’ eventueel uit de betekenis ‘open plek in het bos’ worden afgeleid. De betekenis ‘plas, poel’ lijkt van jongere datum en kan daarom een uitbreiding van ‘moeras’ zijn. Hierbij speelt dan mogelijk ohd. lahha ‘moeras, plas, sloot’ dat met onl. laka verwant is een rol.
Het bovenstaande maakt een interpretatie van de naam Veluwe als *Fêlouwa ‘vee-poel’ niet erg waarschijnlijk. Ook het verband met vaal lijkt onwaarschijnlijk, zoals Van Osta m.i. terecht stelt (160-163). Uiteindelijk lijkt deze naam (*Felw-) gezien de overlevering eerder iets te maken te hebben met een oude benaming voor de wilg, zoals ook Van Osta (2000:164) als mogelijkheid vermeldt. Voor een plaatsing van de naam met deze betekenis in een groter kader vergelijke men nu het artikel van Greule over namen als Vils enz. (Greule 2000). Deze auteur neemt een Germ. *felu- ‘moerasbos’ aan dat ook aan de naam Veluwe tengrondslag zou kunnen liggen.
Zaandam Arend Quak | ||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||
|
|