Naamkunde. Jaargang 20
(1988)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| ||||||
Kempische toponiemen op -sie (-zijde)Een van de grondwoorden waarmee in de Antwerpse Kempen verscheidene gehuchtnamen samengesteld zijn, is mnl. side ‘oord, streek, landstreek’; ‘zijde, kant’Ga naar voetnoot(1). Ogenschijnlijk levert dit woord geen problemen op: klankwettig gediftongeerd tot nnl. -zijde komt het voor als tweede bestanddeel van toponiemen in
In appellativa zien we de î-vocaal omstreeks het einde van de vijftiende eeuw evolueren naar een tweeklank: 1445 ind(en) hof ten dike, mette(r) sid(e) aen...Ga naar voetnoot(4) 1495 metter eenre sijde en(de) mett(er) a(n)der sijde aen...Ga naar voetnoot(5) Enkele toponiemen lijken zich daarentegen (gedeeltelijk) aan deze | ||||||
[pagina 169]
| ||||||
ontwikkeling onttrokken te hebben. Uit Turnhoutse archivalia diepten we de volgende attestaties opGa naar voetnoot(6): 1368 goede op die heyside; 1387 aen die heysie; 1410 op die heysije; 1410 heisijbloc; 1417 opte heijceij; 1444 opte heicie; 1444 opte heytie; 1445 opte heicie (4 ×); 1445 opte heycie (3 ×); 1448 opte heicie (2 ×); 1449 vand(e) heisid(e) (2 ×); 1460 opte heycie; 1466 vander heyzie; 1481 opte heycie; 1481 opte heysye; 1500 opte heyssie; 1514 aen tstrate ter Heyssien; 1525 opte heyssie; 1550-51 opte heyssie; 1550-51 opte heyzie; 1550-51 opte heysie (2 ×); 1592 aende hesyestraete; 1600 opte heysseyde; 1602 opde heyssijde; 1650 opde heijsyde; 1658 opde heijseijde; 1658 opde heijsijde; 1723 de heijsijde; 1728 vande hijsijdeGa naar voetnoot(7). | ||||||
[pagina 170]
| ||||||
dycxzee; 1601 opde decxzyde; 1601 opde dycksyde; 1660 het dycxzy straetken; 1660 opde dijcxsijde; 1724 op de Decxsijde; 1726 opde dijcksijde; 1727 op de decksyde; 1730 op de dijcksie; 1732 op de deksieGa naar voetnoot(9). Alvorens in detail in te gaan op de oudere vormen, deze algemene vaststelling: in bovenvermelde bewijsplaatsen zijn twee paradigmata gereflecteerd. Sommige vormen zijn afkomstig uit de spreektaal, andere gaan terug op de schrijftaal. De differentiatie tussen beide taalvarianten vormt o.i. de sleutel ter verklaring van het nog gangbare verschil tussen de moderne officiële schrijfwijze van de plaatsnaam en de dialectische weergave ervan. De oudste spelling is telkens de ‘standaardvorm’: 1368 heyside; 1340 broecside; 1417 dijcside. Gedurende de eeuw die volgt, had een gemeenzamere vorm de bovenhand: karakteristiek voor de spreektaal nl. zijn de tussen ca. 1450 en 1550 frequent opgetekende vormen met syncope van de intervocalische -d- na een lange vocaal: side > sie. De syncope ging gepaard met verlies van de laatste syllabe, zodat het aantal lettergrepen gereduceerd werd van drie naar twee. Als gevolg hiervan veranderde ook de accentstructuur van deze toponiemen: het tweede bestanddeel verloor zijn secundair accent en de klemtoon kwam alleen op het eerste lid te liggen. De bijtonige lange î van -sie verzwakte en ontwikkelde zich bijgevolg niet tot een tweeklank. Aanzetten tot die diftongering vinden we wel in vormen als 1410 op die heysije; 1417 opte heijceij; later nog bij de andere namen: 1446 opte broecksye; 1448 opte broecksye; 1444 opte dycsye; 1447 opte dycksye; 1449 opte dycksije. Toch menen we uit de frequentere -sie-vormen te mogen afleiden dat de verkorting van de î onder invloed van het gewijzigde accent opgetreden is vóór de diftongering definitief haar beslag gekregen heeft. Zulks wordt bevestigd door de huidige uitspraak. Dat het compositum inmiddels nog doorzichtig was, is op te maken uit de omstreeks 1600 veelvuldig opduikende spellingen -sijde. Deze vormen stammen uit de schrijftaaltraditie, en bestaan dan ook niet toevallig (opnieuw) uit drie lettergrepen. Na 1700 treffen we nog enkele malen de fonetische spelling aan: 1727 op de broxie; 1759 op de broexie; 1762 Brocxie; 1730 op de dijcksie; | ||||||
[pagina 171]
| ||||||
1732 op de deksie. Nochtans heeft de Heizijde het langst en het meest consistent de gesproken vorm in het schrift bewaard. Vermoedelijk is de loskoppeling ten gevolge van de klankontwikkeling tussen het toponymisch element en de primaire betekenis ervan bij deze naam ook het verst gegaan. Deze veronderstelling staven we met andere Kempische plaatsnamen waarvan de verschijningsvorm aanvankelijk niet laat vermoeden dat het ook om -zijde-namen gaat, nl. Heidsie [ˈdɛzə] in Westmalle, Hessie [ˈhɛsɪ] in Mol, Heisie [ˈhɛsə] in Lille. Uit een oudere fase van overlevering blijkt dat deze toponiemen wel degelijk op te vatten zijn als de voortzetting van het tweeledige hei(de)zij(de), hoewel zij voor de volksmond niet meer als dusdanig herkenbaar zijn: Heidsie (Westmalle): 1316 aende heidsiden, 1510 aen de hedt-sie; 1510 aen de heydzijde; 1517 aende heetsie; 1536 heydsijde; 1757 inde heydseyde; 1768 inde heydsieGa naar voetnoot(10). Wat de te postuleren grondvorm betreft, zijn er plaatselijk kleine verschillen: de Westmalse Heidsie heeft in het schrift tot op vandaag de -d- van *heid(e)zijde bewaard. Ook de oudste spellingen met -c- van de Heizijde in Turnhout (zie supra) wijzen op de vroegere aanwezigheid van de dentaal in het grondwoord. Later had volledige assimilatie tot -ss- in de inlaut plaats, cfr. haast alle attestaties van de Molse Hessie. Laatstgenoemde gehuchtnaam sluit in zijn geheel het nauwst aan bij de gesproken vorm: als enige van de reeks toont hij in zijn spelling de vroege dialectische verkorting van het eerste lid. Wellicht gaat Heisie (Lille) terug op *heizij, hoewel we dan in de huidige uitspraak eerder de fricatief -z- zouden verwachten (daarentegen ‘ten onrechte’ aanwezig in Westmals [ˈdɛzə]) in plaats van zijn stemloze tegenhanger. | ||||||
[pagina 172]
| ||||||
Tenslotte hoort ook de gehuchtnaam Heiseneinde (Merksplas) thuis in de reeks -sie-namen: 1519 op heysie ende; 1528 ae(n)t heysi eynde; 1549 opt Heyseynde; 1661 aen het heijseneijnt; 1662 aen het heijsenendt; 1669 aen het heysseynde; 1678 Den HeijschenEijnt; 1726 op t'heijsseneijnt; 1726 op t'HessenEijnt; 1728 aen het heijssie eijnde; 1735 aen het heijssen eijnde; 1735 aent heijsie eijnde; 1740 aen het heyssen eynd; 1770 opt heijseneijnde; 1771-1778 Heiseendt; 1791 aan't heijseneijnde; 1836 Huyseneynde; 1844 Heisen einde; 1845 Huyzen Eynde; 1884 Hijseneinde; 1884 Huijseneinde; 1891 HeiseneindeGa naar voetnoot(13). De oudste twee vermeldingen laten o.a. nog de drievoudige morfemische geleedheid zien. De oorspronkelijke betekenis van het woord werd echter niet meer gevoeld: tussen twee beklemtoonde lettergrepen (zie de overwegende eij-grafieën en het dialectische [tˈha:stənɛnt]) verdofte -sie verder tot -se, en konden volksetymologische vormen als Huyseneinde ontstaan. Dit verklaart o.i. ook waarom de taalgebruiker geen bezwaar maakte tegen de pleonastische samenstelling: in het ondoorzichtig geworden compositum herkende hij niet de bestanddelen -zijde en -einde, die beide afgelegen plaatsen aanduiden. Vermoedelijk luidde het toponiem in een vroeger stadium enkel HeisieGa naar voetnoot(14). Zodra -sie zijn morfeemwaarde verloor, ontstond, met toevoeging van -einde en de overgangsklank -n-, de stapelvorm HeiseneindeGa naar voetnoot(15). Gemeenschappelijk aan deze Kempische -zijde-toponiemen is hun geografisch beperkte én tijdsgebonden verspreiding. Naar de optekeningen te oordelen zijn ze vroeg ontstaan: vóór de 14de eeuw. Onderhevig aan allerlei vervormingen zijn ze slechts een tijdlang produktief gebleven. Hun rol wordt o.i. later overgenomen door het element -kant, dat omstreeks 1600 voor het eerst verschijnt. Na de 17de eeuw komt -zijde enkel nog voor in zgn. ‘minor names’, maar dan met min of meer appellativische waardeGa naar voetnoot(16). | ||||||
[pagina 173]
| ||||||
Geografisch beperkt de verspreiding van -zijde-gehuchtnamen zich tot de centrale Antwerpse Kempen: ze zijn het meest frequent in Turnhout(3) en de omliggende dorpen (Lille(3), Gierle(3), Merksplas(2)), met een enkele uitloper naar andere gemeenten (Mol, Westmalle). Opvallend is dat ze zelden alleen voorkomen: als men de gemeentegrenzen wegdenkt, vindt men meer dan één paar of trio -zijde-toponiemen, van elkaar onderscheiden door een verschillend eerste lidGa naar voetnoot(17). Vaak werd de gehuchtnaam overgedragen op de lange straat die naar het naburige dorp leidt. De meeste van die gehuchten zijn thans nog landbouwzones, perifeer gelegen ten opzichte van de dorpskern. Zo zijn -zijde-toponiemen de talige getuigen van een vroegmiddeleeuwse periode van ontginningen, waarin men aan de rand van het bestaande cultuurland nieuwe landbouwgronden trachtte te winnen op de heide, het broek, het lo, het ven....
Leuven. Ann Marynissen |
|