Naamkunde. Jaargang 17
(1985)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 358]
| |
Een dertiende-eeuws (?) nederduits (?) Rijmbijbelfragment uit WolfenbüttelIn 1888 publiceerde O. von Heinemann in zijn artikelGa naar voetnoot(1) ‘Aus zerschnittenen Wolfenbüttler Handschriften’ enkele middeleeuwse handschriftfragmenten uit ‘der von mir zusammengestelten jüngsten classe unserer hss., der classis nova, [...] die nummern von 404.1-404.11’Ga naar voetnoot(2). Fragment III, in zijn artikel op pp. 73-74 uitgegeven, identificeerde hij als een deel van Maerlants Rijmbijbel. Hij dateerde het in de dertiende eeuw en noemde de taal Nederduits. Het fragment was er een van de vele ongeordende handschriftfragmenten die hij aantrof, toen hij bibliothecaris werd van de Herzog August Bibliothek in Wolfenbüttel. Zo'n vondst is iets bijzonders: fragmenten met Maerlants werk uit de dertiende eeuw zijn er niet zoveel, en zeker niet in het Nederduits. In de BouwstoffenGa naar voetnoot(3) van het Middelnederlandsch Woordenboek komt het niet voor. Het heeft toen niet de aandacht getrokken of Verwijs en Verdam vonden de uitgave onbetrouwbaar of zij hebben de tekst niet gebruikt omdat deze Nederduits was genoemd. Twee vragen die onmiddellijk opkomen, zijn: a) is de datering juist; b) is de lokalisering wel correct? Als de tekst nu eens middelnederlands zou zijn, zouden we, aangenomen dat het schrift goed gedateerd is, een aanvullingGa naar voetnoot(4) hebben voor het Corpus-GysselingGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 359]
| |
Voor de beantwoording van de beide vragen is het noodzakelijk het fragment te bekijken. Wolfenbüttel is nogal ver weg en daarom wilde ik proberen met foto's van het stukje perkament een antwoord op mijn vragen te krijgen. Von Heinemann had helaas niet de signatuur van het fragment opgegeven. De catalogus van H. ButzmannGa naar voetnoot(6) bracht uitkomst: op p. 319 vermeldde hij onder nr. 404.9 (14) Novi: ‘Jakob van Maerlant: Rijmbibel. Fragment. Pergament. Ein Streifen 4 × 15 cm. XIV. Jh. Niederlande [...]’, en verwees naar het artikel van Von Heinemann. Het bestellen van de foto's was nu niet zo moeilijk meer. Waren mijn vragen nu ook beantwoord? Ja, als ik mag vertrouwen op het oordeel van een ervaren handschriftonderzoeker, die voor de lokali- | |
[pagina 360]
| |
Wolfenbüttel, Herzog August Bibliothek 404.9 (14) Novi, vo en ro.
| |
[pagina 361]
| |
sering wellicht een taalkundige had geraadpleegd. Twee nieuwe vragen drongen zich op: 1) waarom lopen de dateringen uiteen; 2) waarom is er zo'n groot verschil in lokalisering? Laat ik beginnen met een korte beschrijving van het fragment. Blad en bladspiegel meten resp. ca. 40 × 150 mm en ca. 38 × 125 mm. Recto en versoGa naar voetnoot(7) zijn beschreven: 2 kolommen, 8 regels per kolom. Oorspronkelijk moet het blad breder geweest zijn: de linkermarge is, op de rectozijde bezien, tot vlak voor de ‘hoofdletterkolom’, op een klein stukje aan de bovenkant na, afgesneden. De rechterbenedenhoek is besnoeid. Ter hoogte van de derde regel van onderen is het perkament horizontaal gevouwen geweest en heeft het enkele bindgaatjes. In kolom b van het recto is de tekst hier en daar onleesbaar geworden. In dezelfde kolom zijn aan de boven- en onderzijde nog kleine gedeelten van staarten stokletters overgebleven: het fragment is dus noch het bovenste noch het onderste deel van een blad. Op de foto's heb ik geen prikgaatjes of liniëring kunnen vinden. De tekst is geschreven door één kopiist, in een littera textualis. Het schrift mag vakwerk genoemd worden. Er zijn geen bijzondere afkortingen. De punt is gebruikt als isoleringsteken bij cijfers, bijv. .vi. en .vij.sten, en eenmaal bij een afkorting: cō. Boven de i is niet consequent als onderscheidingsteken een acutus geplaatst. De beginletters van de verzen zijn in een aparte (hoofd)letterkolom geplaatst, maar niet gerubriceerd. Het strookje heeft gediend als verstevigingsmateriaal in een boekband, nl. als scharnier tussen een van de platten en het boekblokGa naar voetnoot(8). Daarop wijzen de horizontale vouw op ca. 10 mm van de onderkant en de daarin voorkomende bindgaatjes. Over de herkomst zegtGa naar voetnoot(9) Von Heinemann dat het behoorde tot de fragmenten ‘welche meine amtsvorgänger von den büchern, zu deren einbande sie gedient, abgelöst und deren besonderen aufbewahrung für würdig erachtet hatten’. | |
[pagina 362]
| |
Waarom lopen de dateringen uiteen? De verklaring is, lijkt mij, dat de negentiende-eeuwse tekstuitgever niet voldoende kennis van het Nederlandse schrift uit de dertiende en veertiende eeuw bezat. Dat is ook heel begrijpelijk: anno 1888 stond de paleografie van dat schrift nog in de kinderschoenen. Men zou kunnen denken dat het schrift op de grens van de 13de en 14de eeuw ligt, en daarom verschillend is gedateerd. Dat is niet het geval. Enkele typische dertiende-eeuwse trekjes als het overwegend gebruik van de lange s op het woordeinde, het vrijwel uitsluitende gebruik van de a ‘in een verdieping’, het niet of nog zelden gebruiken van rondboogverbindingen, deze kenmerkende trekjes heeft dit boekschrift nietGa naar voetnoot(10). Met de datering in de veertiende eeuw van Butzmann kan ik mij best verenigenGa naar voetnoot(11). Waarom is er zo'n groot verschil in lokalisering? Voor een antwoord op deze vraag is het nodig de eerste editie te vergelijken met wat er in het handschrift staat. De eerste editie is namelijk nogal gebrekkig. Eerst geef ik de translitteratie van Von Heinemann. Tussen ( ) staat de regelnummering uit de Rijmbijbeleditie van DavidGa naar voetnoot(12) die hij gebruikte om de tekst te identificeren. Door van die regelnummers 12 af te trekken vindt men de versnummers van de Rijmbijbeleditie in het Corpus-GysselingGa naar voetnoot(13). Tussen [ ] heb ik recto en verso en kolommen aangegeven. [vo a] (6701)
ende daudre keerden toten here
die c̄ō sette hem ter were
die van der bage niet ne wiste
ende iosue die weec met liste
so dat hine ente sine mede
verre..... van der stede
metti..... ief hi vp den scilt
.. ē hi.or die were hilt
[vo b] (6742)
der si water in voaren scinen
ghelapte scoen oud ende hart
haer broot ṽrnich ende zwart
galgala hiet verstaet wel
dar tfolc lach van israel
sident dat si der iordane leden
had si gelegen der ter steden
die boden seiden wi comen geuaren
| |
[pagina 363]
| |
[ro a] (6619)
voor die arke tere scare
ende don gewapinde camen nare
singen gingensi haren pat
ten eersten dage om die stat
ende keerden weder daer si lagen
sus vunden si bin VI dagen
ten VIJsten dage ginc al die somme
die stede VII weruen omme
[ro b] (6660)
verwinnen wel die stat allen
doo si tote Hay camen
ie ordensi geseynfiert tezamen
van den boden van der stede
ende verloren der ooc mede
XXXVI man vntzelt
ende landt Josue vertelt
scuendi sine cleder werde
Hierna volgt mijn translitteratie, die ik naar foto's heb gemaakt. Tekst tussen [ ] is door mij aangevuld naar de Rijmbijbeluitgave (naar hs. Brussel, K.B. 15.001) van Gysseling op plaatsen waar tekst verloren is gegaan door verminking van het fragment of waar tekst onleesbaar is. Oplossingen van afkortingen heb ik alleen gecursiveerd als de oplossing twijfelachtig leek. Bij een zo klein gedeelte van een handschrift zijn er namelijk niet altijd voluitgeschreven vormen op grond waarvan men voor een bepaalde oplossing kan kiezen. De letters i, j, u en v heb ik naar modern gebruik genormaliseerd, evenals aaneengeschreven woorden, die ik, behalve bij pro- en enclise, heb gescheidenGa naar voetnoot(14). De regelnummering die ik heb toegevoegd, is die van Gysselings Rijmbijbeluitgave. [ro a] 6607
voor die arke tere scare
ende dongewapinde camen nare
singenGa naar voetnoot(15) gingen si haren pat
ten eersten dage om die stat
ende keerden weder daer si lagen
dus pijnden si bin vi dagen
ten vijsten dage ginc al die somme
die stede vij werven omme
[ro b] 6648
verwinnen wel die stat alleneGa naar voetnoot(16)
doe si toten hay camen
| |
[pagina 364]
| |
[w]erden si gesc[on]fiert tezamen
van den b[o]denGa naar voetnoot(17) van der stede
ende verloren daer oec mede
xxxvi man upt [v]elt
ende d[oe m]ent josue vertelt
scue[r]di sine cleder werde//
[vo a] 6689
ende dandre keerden toten here
die coninc sette hem ter were
die van der lage niet ne wiste
ende josue die weec met liste
so dat hine ente sine mede
verre t[rec]te van der stede
mettie[n] hief hi up den scilt
[die]n hi [vo]r die were hilt
[vo b] 6730
daer si water in voeren scinen
ghelapte scoen oud ende hart
haer broot vinnichGa naar voetnoot(18) ende zwart
galgala hiet verstaet wel
daer tfolc lach van israel
sident dat si derGa naar voetnoot(19) jordane leden
had si gelegen daer ter steden
die boden seiden wi comen gevaren//
In de eerste uitgave zijn als opvallende leesfouten aan te wijzen: daudre (6701), bage (6703), voaren (6742), vr̃nich (6744), sus (6624), vunden (6624), allen (6660), doo (6661), tote (6661), ie ordensi (6662), vntzelt (6665), landt (6666) en scuendi (6667). Enkele daarvan kunnen geleid hebben tot de overtuiging dat de tekst Nederduits is, nl. bage (‘boog’), don (conj. ‘toen’), sus (adv. ‘zo’), vunden (verl. tijd van vinden) en vntzelt (‘ontzield’?). Dat in deze tekst consequent ende ‘en’ gebruikt is en niet unde, heeft Von Heinemann niet tot twijfelen gebracht. Het opvallende verschil in lokalisering is dus terug te voeren op aperte leesfouten, die onder meer veroorzaakt zullen zijn door een te geringe kennis van het middelnederlands. Butzmann heeft het fragment kennelijk beter gelezen. Is de tekst in een bepaalde regio te situeren? Ik zou niet verder willen gaan dan: westelijk middelnederlands. Er zijn, voor zover ik zie, geen argumenten op grond waarvan men deze tekst nog preciezer, bijv. in | |
[pagina 365]
| |
Holland of Vlaanderen, kan plaatsenGa naar voetnoot(20). Integendeel, juist het ontbreken van typische dialecteigenaardigheden is hier treffend. Een geval als dit maakt weer eens duidelijk dat middeleeuwse handschriften en de uitgaven van de teksten daarin, van tijd tot tijd opnieuw moeten worden onderzocht. Tevens dat men dateringen en lokaliseringen uit de oudere vakliteratuur niet zonder meer mag overnemenGa naar voetnoot(21).
december 1983 Leiden J.J. van der Voort van der Kleij Instituut voor Nederlandse Lexicologie |
|