Naamkunde. Jaargang 17
(1985)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 347]
| |
't Is van + hoofdzinWanneer een Aalstenaar zegt 't is van bedriegtGa naar voetnoot(1) den boer, dan bedoelt hij daarmee dat hij een bepaalde handeling of toestand als bedrog beschouwt. Wie de bedrieger is, kan de toegesprokene afleiden uit de situatie of uit wat vroeger werd gezegd. Daarom wordt die ook niet speciaal genoemd. De betekenis van 't is van bedriegt den boer zou men kunnen weergeven met: 't is bedrog. Syntaktisch heeft de konstruktie 't is van bedriegt den boer het kenmerk dat het werkwoord zijn met onbepaald subjekt het wordt aangevuld met een van-groep met een imperatiefzin. Dergelijke grammatikale verbindingen schijnen vrij ongewoon. We vinden ze althans niet besproken in Nederlandse grammatika's. Wel geeft C.G.N. De VooysGa naar voetnoot(2) voorbeelden van een substantief-kern met als nabepaling een van-groep ‘met een zinnetje’: een lawaai van-wat-ben-je-me! - een koek van-heb-ik-jou-daar - de glans van weet je nog, toen? De auteur merkt op dat die zinnetjes na van de waarde hebben van een substantief: een lawaai van de andere wereld - een koek van verbazende omvang - de glans van dierbare herinneringen. Ook het WNT, XVIII, 409 citeert konstrukties waarin dergelijke van-groepen fungeren als kwalificerende nabepalingen: 'n paniek van-heb-ik-je-daar - zijn partij van-hou-je-taai - 'n redenering van-lik-m'n-vestje. Twee citaten zijn overgenomen uit Corn.-Verv.: ne' kleermaker van kust me'gat - iets van lekt-mij'-lipken. Wat de syntaktische struktuur betreft, dient men deze van-groepen met hoofdzin naar de vormGa naar voetnoot(3), als attributieve nabepaling, te onderscheiden van 't is van bedriegt den boer, waarin een van-hz-groep fungeert als syntaktische aanvulling bij het werkwoord zijn. In idiotika van dialekten in Vlaams-België vinden we niet veel gegevens i.v.m. bedriegt den boer. I. Teirlinck interpreteert de oorspronkelijke imperatiefzin bedriegt-den-boer als een substantiefGa naar voetnoot(4), wat blijkt | |
[pagina 348]
| |
uit het lidwoord nem in 't was er nem bedriegt-dem-boer. Liev.-Coopm. geeft bij bedriegen de uitdrukking het is bedriegt den boer, waarin boer afwisselt met boelGa naar voetnoot(5), blijkbaar zonder betekenisverschil voor de hele uitdrukking. Belangrijk is dat Liev.-Coopm., zoals Teirl., geen voorzetsel van vermeldt. Toch is Teirl. niet heel konsekwent in het al dan niet gebruiken van van, want bij kult-den-boer, dat hij ook als substantief met de betekenis ‘bedriegerij, fopperij’ interpreteert, staat: 't was va' kultdem-boer, met van. Ook bij bedriegt-den-boer vermeldt Teirl. een konstruktie met van, maar het is niet duidelijk of van in verband moet worden gebracht met de funktie van attributieve nabepaling bij iet als pronominale kern: dat es (iet) van dem bedriegt-den-boerGa naar voetnoot(6). Het valt op dat Teirl. met het lidwoord dem ook in deze konstruktie de substantiefwaarde van de imperatiefzin illustreert. Vermoedelijk parallel in de syntaktische struktuur is het ook in Aalst te horen 't is van likt mijn lipken, waarmee de spreker zijn waardering uitspreekt voor een bepaalde spijs of drank. Het betekent eigenlijk ‘ik vind het heel lekker’. Die zin wordt ook wel gezegd om de goede kwaliteit van andere konkrete dingen te noemen, maar er is de konnotatie bij dat de spreker ervan geniet of genoten heeft. Wat de eigenlijke struktuur is van de zin likt mijn lipken is moeilijk uit te maken. Interpreteert men likt mijn lipken als een oorspronkelijke imperatief, dan is het moeilijk mijn lipken als direkt objekt te zien, want dat zou betekenen dat de spreker de toegesprokene vraagt bij hem de lip te komen likken om aan te tonen dat de spreker iets lekker vindt. Dat is nonsens. Het deel likt mijn lipken interpreteren als een imperatieve samenstellingGa naar voetnoot(7) biedt geen oplossing, omdat men dan met hetzelfde semantische probleem zit: er blijft een niet te overbruggen tegenstelling tussen de imperatief likt en het possessief pronomen mijn. Men zou ook kunnen denken aan een mededelende zin, met ik als niet (meer?) uitgedrukt subjekt, maar enig spoor van een gutturale klank vóór likt hebben we niet kunnen vinden. Mogelijk lijkt wel dat de imperatief likt oorspronkelijk gevolgd werd door een soort aanspreking mijn lipken. De | |
[pagina 349]
| |
spreker zou dan als het ware zijn eigen lip ertoe aanzetten aan iets te likken, omdat hij die spijs of drank erg lekker vindt. De Bo interpreteert lek-mijn-lippe als een substantief met de betekenis ‘lekker beetje’. Twee voorbeelden hebben de van-hz-groep als attributieve nabepaling bij de pronominale kern iets: dat is nog iets van lek-mijn-lippe. - iemand iets geven van lek-mijn-lipken. Daarnaast vermeldt De Bo ook: dat is lek-mijn-leppe, ook hier dus zonder van. Ook Desnerck interpreteert lekme-liptsje als een substantief, dat, zonder van, verbonden wordt met da's. Bij Corn.-Vervl. vindt men de van-hz-groep alleen als attributieve nabepaling: iet van lekt-mij(n)-lipken. Teirlinck interpreteert ook de als synoniemen voorgestelde imperatiefzinnen lekt-mijnen-baard, lekt-mijn-leppe en lekt-mij'-lepke als substantieven. Bij lekken geeft Liev.-Coopm. voorbeelden van 't is, verbonden met een imperatiefzin, telkens zonder van: 't is lek mijn leppe, lek mijn baardje of lek mijn hondeke, waarmee de spreker zijn waardering voor eten of drinken uitspreekt. Daarnaast zijn er ook de uitdrukkingen 't is lek mijn bolle, lek mijn gat, lek mijn konte of lek mijn kloten, die volgens de auteur gebruikt worden ‘wanneer iets slecht of verkeerd uitvalt, of bij het doen van vergeefse moeite’. L.W. Schuermans citeert 't is van likt mijn lipken bij D. Sleeckx. | |
Geografische verspreidingOm enig idee te krijgen van de verspreiding van de uitdrukkingen 't is van bedriegt den boer en 't is van likt mijn lipken, hebben we in een schriftelijke enquête aan Gentse studenten Nederlands gevraagd of ze die konstrukties in hun dialekt kenden en wat die betekenden. In totaal kregen we gegevens van 307 informanten voor 133 verschillende dialekten. De betekenissen komen grotendeels overeen met de hierboven vermelde omschrijvingen. Ook hier is de kennis bij sprekers van een zelfde dialekt niet uniform. Wanneer we voor een bepaalde plaats een van de onderzochte konstrukties als bekend noteren, dan bedoelen we daarmee dat ten minste 1 informant de konstruktie kent. Bij de bespreking van de geografische verspreiding van de uitdrukkingen die we onderzoeken, mag niet uit het oog worden verloren dat de Gentse studenten in de overgrote meerderheid wonen in West- of Oost-Vlaanderen of in het aangrenzende deel van Brabant of Antwerpen. De resultaten van de enquête zijn daardoor sterk regionaal beperkt. | |
't Is van bedriegt den boerEr zijn opgaven voor plaatsen in de noordelijke helft van West-VlaanderenGa naar voetnoot(8) | |
[pagina 350]
| |
[pagina 351]
| |
en in heel Oost-VlaanderenGa naar voetnoot(9). Ook een enkele informant uit de stad Antwerpen meent de konstruktie te kennen tegenover vier die er niet vertrouwd mee zijn. Voor bijna de helft van de dialekten waar men de uitdrukking kent, wordt opgegeven: 't is van bedriegt den boel. Een verklaring voor een zuiver fonetische ontwikkeling boer → boel lijkt er niet te zijn, hoewel beide auslauten als likwieden artikulatorische kenmerken gemeen hebben. Vermoedelijk werd de uitdrukking 't is van bedriegt den boer niet goed begrepen en werd boer verdrongen door boel, dat een erg vage betekenis heeft. Een nog sterkere vervorming geeft Oostakker (I 203) met 't is nen bedriegden boel, met morfologisch niet te verantwoorden bedriegden. Enkele dialekten, Lede (O 46), Erpe (O 52) en Aalst (O 61), geven 't is bedriegt den boer, zonder van. Voor Aalst is er 1 informant die van niet gebruikt, terwijl dat wel gebeurt bij 8 andere Aalsterse dialektsprekers. In het Aalsters dat ik spreek, is van in die konstruktie altijd aanwezig. | |
't Is van likt mijn lipkenDeze uitdrukking vinden we verspreid over heel OostGa naar voetnoot(10)- en West-VlaanderenGa naar voetnoot(11), waar nu ook de zuidelijke helft, met vooral enkele | |
[pagina 352]
| |
[pagina 353]
| |
plaatsen aan de Leie, de uitdrukking 't is van lik(t) mijn lipken kent. Ook in de stad Antwerpen en in de Brabantse plaatsen Londerzeel (I 275) en Wemmel (O 165) spreekt men met die uitdrukking zijn hoge waardering uit, zoals ook heel wat meer oostwaarts in Beringen (K 318) en in Sint-Truiden (P 176). Het valt wel op dat maar weinig dialekten in het Land van Waas 't is van lik(t) mijn lipken gebruiken. | |
't Is van 'k zal/ga u/je gaan hebbenBij de enquête werd aan de informanten ook gevraagd of ze nog andere konstrukties met 't is van kendenGa naar voetnoot(12). Velen geven op: 't is van 'k zal/ga u/je gaan hebben. De spreker drukt ermee uit dat volgens hem iets maar zus en zo is, dat het stuntelig werk is, dat het niet veel soeps is. Opvallend tegenover de hierboven besproken konstrukties is dat op van niet een imperatiefzin volgt, maar wel een mededelende zin, waarin een soort bedreiging wordt geuit. Buiten in het oostelijk deel van Oost-Vlaanderen schijnt men 't is van 'k zal/ga u/je gaan hebben in de twee Vlaamse provinciesGa naar voetnoot(13) te hanteren. | |
Andere 't is van -hz- konstruktiesBuiten de drie hierboven besproken 't is van -hz- konstrukties komen nog veel andere in ons materiaal voor. Ze lijken niet gestereotypeerd te zijn, wat verklaart dat het meestal gaat om 1 opgave voor 1 dialekt. De betekenis is meestal uit de zin zelf af te leiden.
Met imperatiefzin
Dergelijke konstrukties worden duidelijk het meest gebruikt: 't is van kust mijn voeten: Damme (H 14) en Tielt (H 123) - 't is van lik mijn | |
[pagina 354]
| |
[pagina 355]
| |
voeten: Gent (I 241) - 't is van kust mijn kloten: Brugge (H 36), Wevelgem (N 139), Merelbeke (O 22), Waregem (O 80) - 't is van loop naar de maan: Assenede (I 161) - 't is van haast u zere: Tielt (H 123) - 't is van trekt uw plan: Tielt (H 123) - 't is van laat de kat maar zeiken (= bekommer je er niet om, maak je geen zorgen): Brugge (H 36) - 't is van ziet hem maar were (= je bent bedot): Brugge (H 36) - 't is van laat maar rollen (= maak je geen zorgen): Blankenberge (H 3) - 't is van riek er eens aan, maar proef er niet van (= je hebt er niets aan): Eeklo (I 158) - 't is van kijkt naar mij (= hij/zij is erg pretentieus)Ga naar voetnoot(14): Diksmuide (H 108) - 't is van haast je en rep je zere (= 't moet vlug gaan): Klemskerke (H 23) - 't is van gart je an de kant (= pas op)Ga naar voetnoot(15): Oostende (H 16), naast: gert je van èns (= trek je ver terug, pas op): Koksijde (H 43). Met mededelende zin
't is van 'k wil maar 'k en kan niet: Brugge (H 36), Kleit (I 154a), Kaprijke (I 157), Ertvelde (I 164), Gent (I 241) en Sint-Amandsberg (I 242), met de varianten: 't is van ik wil en 'k kan niet: Antwerpen (K 244) en: 't is van ik wil maar ik durf niet: Gent (I 242) - 't is van 'k vaag mijn voeten der aan: Oostende (H 16). Hierbij kunnen we ook vermelden: 't is van 't eeuwig leven amen (= er komt geen einde aan): Wevelgem (N 139), waarin aan 't eeuwig leven, amen zinswaarde kan worden toegekend. | |
't is vanSpeciale aandacht verdient nog van. Wat is de juiste betekenis en funktie van dat verbindingswoord in de hierboven besproken konstrukties? Het WNT, VIII, 405, wijst op een min of meer ekspletieve funktie en omschrijft van ‘als voorz. met een expressief karakter ter inleiding van indirect aangehaalde woorden of natuurgeluiden’Ga naar voetnoot(16). Het geeft ook een voorbeeld met een direkt citaat: Ze zingen daar van ‘wij leven vrij, wij leven blij’. Onze 't is van -hz- konstrukties hebben met het inleidende 't is van een eigen karakter. Het heeft ongeveer de waarde van: hij/zij zegt. Wat volgt op van, kan men interpreteren als een citaat. Zo kan iemand | |
[pagina 356]
| |
het, vrij emotioneel, hebben over een kleuter die niet wil eten: 't was weer van 'k moet dat niet hebben. Daarin kan men het was vervangen door hij zei. Misschien mag dit gebruik in verband worden gebracht met de karakterisering van het performatieve van door H.J. VerkuylGa naar voetnoot(17). Met die term wordt van bedoeld dat in Nederland in spontaan taalgebruik vrij frekwent voorkomtGa naar voetnoot(18) in zinnen als: Marion dacht van... die man heeft ze ook niet alle zeven op een rijtje. - Dan gaan de mensen zeggen van... ja wat doen we eigenlijk? - Ton beweerde van... Zuster Augustina heeft haar hart beslist niet op de goede plaats zitten. Werkwoorden als zeggen, denken en beweren kunnen dus van + hoofdzin naar de vorm als komplement hebben. Die konstruktie konkurreert met een dat-zin of een direkte rede zonder van. Belangrijk is dat Verkuyl ook de zin: Dat is van - ik zie, ik zie wat jij niet ziet vermeldt. Hierin heeft dat is zo wat de waarde van hij/zij zegt. Als we nog even terugkeren tot onze zinnetjes met 't is van, dan valt op dat er eigenlijk twee betekenissen te achterhalen zijn: Er is eerst de betekenis: ik (of een andere persoon) zeg(t)... Zo kan men 't is van de waarde toekennen van een performatief werkwoord. In het begin van dit artikel hebben we het zo voorgesteld dat met 't is van bedriegt den boer een bepaalde handeling of toestand wordt bedoeld. Dat was een te beperkte karakterisering, want met de presensvorm 't is kan ook een blijvend kenmerk van iemand worden genoemdGa naar voetnoot(19): de bedoelde persoon bedriegt geregeld. Men mag bij 't is van bedriegt den boer semantische verbanden aannemen bij: hij/zij zegt: bedriegt den boer - hij/zij bedriegt den boer - hij/zij is een bedrieger - het is bedrogGa naar voetnoot(20). Dat de dialektspreker de voorkeur geeft aan een konkrete voorstelling met 't is van-hz-konstrukties is te verwachten. Moeilijker is vast te stellen wat de graad van stereotypering van die konstrukties is. Deze vluchtige verkenning van een tot nog toe weinig onderzocht deel | |
[pagina 357]
| |
van gesproken-taalsyntaxis heb ik, als studiegenoot en vriend, geschreven voor Maurits Gysseling. Hij zal van mij wel geen onomastische studie hebben verwacht en moge deze bescheiden bijdrage toch aanvaarden als een uiting van grote bewondering voor zijn imponerend wetenschappelijk werk.
Gent V.F. Vanacker |
|