Naamkunde. Jaargang 17
(1985)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
De charmes van de diplomatie: centraliserende hertogen van Bourgondië in de (machts-)balans met een autonomistisch Gents stadspatriciaat, 1379-1438De relatie tussen de centrale staat en de grote Vlaamse steden, Gent in het bijzonder, was, bij het begin van de regering der Bourgondische hertogen, in 1384, duidelijk er nog een van machtsevenwicht en wederzijds ontzag. Weliswaar had Gent de in 1379 begonnen opstand tegen haar vorst, toen nog graaf Lodewijk van Male, de zgn. Gentse Oorlog, in december 1385 moeten afsluiten via een Vrede van Doornik met de nieuwe centrale gezagsvoerder en erfopvolger, Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, maar dit akkoord was zowel voor de hertog als voor de Gentenaars op een honorabel compromis uitgelopenGa naar voetnoot(1). Enerzijds moest Gent afzien van elk kontakt met Engeland, waarbij het tijdens de opstand militaire steun had gezocht, en dat was erg nadelig voor de Vlaamse textiel-industrieGa naar voetnoot(2); maar voor het probleem van het kerkelijk Schisma liet Filips Gent vrij zich verder te vermeien in het Urbanistisch kamp, al was dit tegen het belang van de Clementijnse hertogGa naar voetnoot(3). In de loop van de 14de eeuw, meer bepaald onder Jacob van Artevelde, waren twee politieke opties duidelijk op het voorplan gekomen. Vestiging van een stevige centrale vorstelijke macht aan de ene kant, maximale autonomie van de steden, vooral dan van de drie grote steden, Gent, Brugge en Ieper, aan de andere zijde. Anders geformuleerd het beknotten, resp. het vrijwaren of uitbreiden van de aloude stedelijke keuren, privilegies en gewoonterechtelijke bepalingen, waarop de Vlaamse steden sinds de 12de eeuw prat konden gaan. Het meest voor deze machtsstrijd gevoelige terrein is dat van de rechtsprakelijke bevoegdheid van de stadsschepenen over de eigen ingezetenen, die niet door andere instanties mogen berecht worden, maar ook over personen die geen Gentse burgers zijn, doch wetten en | |
[pagina 294]
| |
reglementen van de stad met de voeten tradenGa naar voetnoot(4). Deze laatste groep omvatte ook eventueel vorstelijke ambtenaren, en dat was evident een delikaat punt. Verder was er nog de ambitie van de stadsschepenen om te fungeren als beroepsinstantie voor een aantal kleine steden en kasselrijen die verondersteld werden te behoren tot de politiek-institutionele invloedssfeer van elk van de drie stedenGa naar voetnoot(5). Deze ambitie botste met een analoge pretentie vanwege de hertog om zijn centrale rechtsinstantie, nl. de in 1386 te Rijsel opgerichte Raad van Vlaanderen, dezelfde rol toe te bedelenGa naar voetnoot(6). Het scenario van de enkele incidenten die we, als zovele symptomatische gevallen, aan de orde willen stellen is telkens nagenoeg hetzelfde. De vorst voert een centraliserende maatregel door, of waagt zich op een typisch stedelijk rechtsdomein. Uiteraard geschiedt dit via een of meer concrete ambtenaren. De reactie van de stad, in de vorm van verbanning, of van een nog radicalere maatregel, richt zich dan ook tegen deze ambtenaar. Dit kan uitlopen op een veralgemeende botsing met wapengekletter, maar meestal op epistolaire krachtpatserijen. In de meeste gevallen liet de hertog zich echter verleiden tot de charmes van de diplomatie. De vuist in een fluwelen handschoen leek hem de beste weg om op termijn de eigenwijze Vlaamse steden klein(er) te krijgen. | |
De incidenten van 1379In september 1379 werd een burger van Gent aangehouden door een ambtenaar van graaf Lodewijk van Nevers, zonder dat de magistraat van Gent hiervan op de hoogte was gebracht, en zijn advies had kunnen geven over de wenselijkheid van deze arrestatie, zoals de privilegies van de stad het nochtans voorzagenGa naar voetnoot(7). De reactie van Gent was in dit geval heftig, en liep tenslotte uit op het vermoorden, als exemplarische daad, van een baljuw van de graaf, Rogier van OuteriveGa naar voetnoot(8). Deze handeling was uiteraard niet enkel bedoeld | |
[pagina 295]
| |
als een wraakactie. Achter de anecdote van de moord op een individu, rijst levensgroot de bedoeling op van de politieke wil van een vrije stad om haar autonomie tegenover het centrale rechtsapparaat duidelijk te maken. En dit onafhankelijkheidsstreven kaderde in de 14de eeuw in een nog veel breder kader van autonomie-streven, in de vorm van een ‘republiek der grote steden’, naar het model van de Italiaanse stadstaten. Deze politieke droom is trouwens in de loop van de 14de eeuw gedurende korte perioden min of meer gerealiseerd. Ook tijdens de grote Gentse opstand van 1379-85Ga naar voetnoot(9). De Vlaamse graaf, opgeschrikt door de felle reactie van zijn opstandige onderdanen, heeft in dit geval meteen ingebonden. Hij stemde in met de oprichting van een onderzoeksrechtbank van de drie grote steden, die de bevoegdheid krijgt te oordelen over gevallen van schending van de stedelijke privilegiesGa naar voetnoot(10). Het interessante voor ons onderwerp is echter dat deze ‘revolutionaire’ rechtbank zich vooral onledig heeft gehouden met het verbannen uit het graafschap van grafelijke ambtenaren, zoals de gewezen kanselier Zeger van BekeGa naar voetnoot(11). Deze techniek zal later namelijk bij herhaling opnieuw aangewend worden. Daarnaast heeft de rechtbank der steden ook talrijke baljuws door nieuw-benoemden laten vervangen. De ambtenaren werden immers gezien als de architecten en de uitvoerders bij uitstek van de grafelijke politiek. Na deze eerste fase, met een soepele houding van de graaf, is de spanning tussen vorst en steden toch uitgelopen op een jarenlange opstand, ook met militair treffen. Toen in 1384-85 de partijen de strijd stilaan moe werden, heeft hertog Filips de Stoute, die inmiddels graaf Lodewijk had opgevolgd, opnieuw gekozen voor de ‘charme van de diplomatie’, waarvan de Vrede van Doornik een treffend staal is. | |
[pagina 296]
| |
Een van de meest karakteristieke incidenten tussen de hertog en Gent barst open in 1400. De souverein-baljuw van Vlaanderen, Jacob van Lichtervelde, had in mei 1400 samen met twee andere vorstelijke ambtenaren een zekere Lievin Verperensone voor de rechtbank gebracht en laten executeren, omdat hij kontakten had met verbannen tegenstanders van de hertog in Zeeland en voornemens was het kasteel van Saaftinge in hun handen te spelen. Volgens hen had de man niet laten blijken dat hij Gents burger was, en behoorde de zaak dus juridisch aan de vorst en zijn baljuw toe. Zo zag Gent het niet; de Gentse magistraat had moeten interveniëren; op 14 augustus 1400 veroordeelt ze prompt Jacob van Lichtervelde en de twee andere officieren tot verbanning uit Gent en Vlaanderen, nu zonder medeweten van de baljuw van Gent. Op 19 augustus verklaart de hertog de verbanning ongeldigGa naar voetnoot(12). Aan beide kanten werden grenzen overschreden. Van nu af is het incident op de spits gedreven, en kan of wil geen van beide partijen nog zijn gezicht verliezen. Geen van beide partijen duwt meteen door of haalt meteen gelijk. Het taktisch duel dat, blijkens correspondenties en memoranda, gespeeld wordt, bewijst dat in Vlaanderen toen nog een evenwicht bestond tussen de twee reële politieke ‘machten’, de hertog en de zelfbewuste grootstad, en dat, althans in dit geval, de andere steden veeleer de rol van toeschouwers en passieve medespelers toebedeeld krijgen. Op 4 november 1401 bezorgt Gent een gespierde tekst aan de hertog om krachtig te protesteren tegen het feit dat, ondanks de ban, Lichtervelde dagelijks aktief zijn ambt uitoefent, erger nog dat alweer twee Gentenaars door de vorstelijke rechtbanken van Dendermonde en de baljuw van Sluis vervolgd werden. Men eist dringend herstel, en dreigt ermee dat zoniet de vrede niet gegarandeerd kan wordenGa naar voetnoot(13). Een ondubbelzinnige referentie naar het spookbeeld van de voorbije Gentse Opstand. Dat dit au serieux genomen werd vernemen we op de rug van vorig document, waar een ambtenaar suggesties neerpende ten behoeve van de hertog ‘pour mettre a paix le discort’. Deze zijn in dubbel opzicht interessant omdat ze behoren tot het domein van de geheime diplomatie, | |
[pagina 297]
| |
en dus de maat aangeven van wat haalbaar leek. In punt één moet, volgens hen, de vorst vasthouden ‘en tant que en lui est’ aan het schrappen van de ban in de Gentse registers. Maar als dat niet kan wordt in een tweede artikel een verzoeningscommissie, door beide instanties samengesteld, voorzien, en zal men slechts zo laat mogelijk het onwrikbare punt van de schrapping boven halen, en enkel indien geen andere formule mogelijk blijkt. Het blijft een statu quo. Op de Leden-parlementen van begin 1402 gooit Gent het over een andere boeg, belast de andere Leden ermee bij de hertog te bemiddelen, en vraagt hen een algemene staking van het rechtspreken in Vlaanderen uit te roepen, de zgn. ‘ces van wet’Ga naar voetnoot(14). Dit laatste punt wordt door het minder radikale Brugge, Ieper en Brugse Vrije niet geaccepteerd, maar ze richten wel, op 4 maart 1402, een brief aan de hertog om te eisen dat de overtredingen van Vlaanderens privilegies ongedaan gemaakt zouden worden. De drukkingsmiddelen zijn opmerkenswaardig: de impliciete dreiging met de ‘ces van wet’, maar vooral de afschrikking, waarbij de auteurs van de brief vaststellen dat de steden en het platteland van Vlaanderen ‘se sentent si fort grevez que pas ilz ne sceuent comment ilz pueent ou doivent vivre, ce que grande murmuration engendre ou peuple a tous lez’. M.a.w. de massa zou kunnen bewegen. En de steden zullen vooral niet kunnen beletten dat troebelen uitbreken (‘qu'il ne seroit pas en nous de resister au peuple’), zoals bij het begin van Filips' regering - bedoeld is de oorlog van 1379-1385 - ‘si ceulx de Gand ou autres s'esmeussent’Ga naar voetnoot(15). M.a.w. de sleutel van de macht, de potentie van het dreigen met een brede massa-beweging tegen het centraal gezag, ligt nog steeds bij Gent. De andere Leden insinueren enkel dat ze, in voorkomend geval, wel verplicht zouden zijn op de opstandige boot te springen. De zaak de Lichtervelde eindigt in de zin van wederzijds ontzag. Een verheugde Gentse baljuw bericht op 6 augustus 1402 zijn vorst dat de Gentenaars de ban uit hun registers schraptenGa naar voetnoot(16). Op 9 januari 1402 had de hertog de Lichtervelde ontslagen als souverein-baljuw, als geste t.o.v. | |
[pagina 298]
| |
Gent,... doch hem op 1 oktober 1403 opnieuw in de functie benoemdGa naar voetnoot(17). | |
De incidenten van 1423Begin 1423 daagde Victor van der Sickelen, prominent Gents politicus, bij herhaling schepen en voorschepen van de stad sinds 1404, meester Simon Formelis, voorzitter van de Raadkamer van Vlaanderen, voor de jurisdictie van de hertog wegens smaad aan zijn persoon. Concreet beschuldigde Formelis de Gentenaar van opstand tegen de vorst, en van muiterij van het niveau van die van Filips en Jacob van Artevelde en van Pieter van den Bossche, zodat elk ‘welvaren’ van de stad uitgesloten was en de gezagsondermijning duren zou, zolang van der Sickelen het beleid in handen hadGa naar voetnoot(18). Op 14 juni 1423 verschijnen beiden voor de hertogelijke raad, zetelend in het paleis ter Walle te Gent. Filips de Goede velt er de voor zijn raadsheer vernietigende uitspraak dat Formelis zich expliciet moet verontschuldigen voor de eerrovende woorden, waarna van der Sickelen de smaad vergeven zal, en, ten tweede dat Formelis een uitboetingsbedevaart zal ondernemen naar Sint-Pieters te RomeGa naar voetnoot(19). Dit is niet niets. De vernedering treft de hoogste magistraat in Vlaanderen, een topmedewerker van de vorst. En het is die hertog zelf die zijn eigen raadsheer offert op het altaar van de diplomatie, zo lijkt het. Want Formelis heeft zich in dit conflict met een voor de vorst ontroerende loyauteit opgeworpen als de personifiëring van het centraal gezag gewikkeld in een heroïsch tweegevecht met het stedelijk particularisme, vertegenwoordigd door de Gentse voorschepen. Het ‘verminderne ons gheduchts heeren ervachticheit’, dat aan van der Sickelen verweten werd, impliceerde tevens het ondermijnen van Formelis' gezag en politieke, centralistische visie. Met de historische referentie naar de Artvelde's geeft Formelis, als lucied politicus, het gevaar aan van een herleving van de 14de-eeuws independantisme en van de stadstaats- | |
[pagina 299]
| |
droom, die door de Gentenaars van toen tot nu, nl. 1423, met een onwrikbare logica werd nagestreefd. Het inbinden van de hertog in dit incident moet dus eerder gezocht worden in de diplomatische opportuniteit dan in het juridisch gelijk. De vorstelijke omgeving heeft kennelijk geoordeeld dat de hier uitgevoerde psychologische toegeving een betere keuze was in de lange termijn-strategie van de pacificatie-politiek en van de consolidatie van het centralisme, dan het risico dat een individueel incident van der Sickelen zou uitdeinen tot een collectief-Gents, zelfs algemeen, Vlaams conflict. Zijn de motieven voor het herstel van de vrede vrij duidelijk, dan blijven we een uitleg schuldig voor het verbaal geweld dat er dan toch maar geweest is bij de twee ‘angry men’. De diepgang van uitval en tegenzet moet natuurlijk gezien worden in het licht van het botsen van twee fundamentele politieke opties, en is recht evenredig aan de symboolwaarde van de protagonisten. Er kan echter een meer persoonlijke dimensie in het spel geweest zijn. Was Gent dubbel rancuneus voor de uitval uit de mond van Formelis, omdat deze een gewezen ambtenaar van de stad was? Formelis fungeerde van 1400 tot 1404 als pensionaris van GentGa naar voetnoot(20). Toen stapte hij over naar het andere kamp, eerst als raadsheer in de Raad van Brabant in 1404, dan als lid en voorzitter van de Raad van Vlaanderen van 1409 tot 1440Ga naar voetnoot(21). In het licht van het incident van 1423 krijgt een detail uit het conflict van 1400-1402, dat toen bijkomstig kon lijken, een bijzondere kleur. Formelis trok in juli 1402 naar de hertog te Parijs, als lid van een Gentse delegatie, en liet zich daar bepraten om de verbanning van de Lichtervelde uit de Gentse registers te schrappen, naar aanleiding van het huwelijk van de hertogelijke zoon, Antoon van RethelGa naar voetnoot(22), toegeving (met een duidelijk pro-dynastische symboliek) die hij beloofde te Gent te zullen bepleiten. Was Formelis toen reeds bezig met een koerswijziging in zijn carrière? Of was hij, zoals de Brugse pensionaris Niclais Scoorkinne, een van de zovele ambtenaren met een dubbel gelaat, die terwijl ze in stadsdienst stonden, tegelijk hand- en spandiensten bewezen aan de hertog, en op die wijze voor de centrale overheid een netwerk van informatie, resp. spionage, realiseerden, en die | |
[pagina 300]
| |
misschien zelfs tijdens onderhandelingen als stadsfunctionarissen intrigeerden in het belang van de tegenpartijGa naar voetnoot(23). | |
1438 en laterDe lijn van het schaakspel tussen Gent en de hertog kan nog lang doorgetrokken worden. In 1438 vaardigt Filips de Goede een ordonnantie uit, waarin de repressie geregeld wordt van degenen die via verkrachting of vrouwenroof huwelijken pogen te forceren met de rijke dochters van de gegoede Gentse families. De aanhef van deze wettekst vermeldt expliciet dat hij uitgevaardigd werd op uitdrukkelijk verzoek van de Gentse patriciërs en schepenen, en onderzoek in een bredere kontekst toonde aan dat de hertog inderdaad bewust in de kaart wilde spelen van de Gentse magistraatGa naar voetnoot(24). In een ander verband betoogde J. Van Rompaey dat deze ordonnantie de baljuw te Gent een zeker recht gaf tot ex officio-vervolging. Gent was tot dan toe de enige Vlaamse stad waar dit recht niet bestond, een duidelijk bewijs voor haar onafhankelijkheidszin. Maar ook na 1438 mocht de vorstelijke baljuw te Gent slechts optreden indien geen private klager opdaagde, en indien de stadsschepenen in gebreke blevenGa naar voetnoot(25). In 1438 heeft de strategie van de hertog tegenover het politiek eigenzinnige Gent zich nog steeds niet gewijzigd: ze heeft er alvast voor gezorgd dat, na 1385, gedurende bijna 70 jaar de vrede gehandhaafd kon worden. Pas in 1453 en in 1477 zal het tot een werkelijk breekpunt komen. Het ging bij de Bourgondische centralisatie om een langetermijn-politiek, en een merkwaardig symptoom daarvan zit besloten in de kwetsende woorden van Simon Formelis in 1423 waarbij hij de zelfbewuste van der Sickelen vergelijkt met de Artevelde's en van den Bossche. Dit is 78 jaar na de dood van Jacob van Artevelde. Het bewijst hoezeer diens optreden tot de verbeelding heeft gesproken van de tijdgenoot, hoe diens politieke optie levendig gebleven is, als een stimulans voor de Gentse politici, een nachtmerrie voor de centrale regering.
Gent W. Prevenier |
|