Naamkunde. Jaargang 14
(1982)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
Plantin of Plantijn?De naam van onze best bekende 16de-eeuwse drukker en uitgever wordt nu eens Christophe Plantin en dan weer Christoffel Plantijn geschreven. In Vlaanderen vinden we vaak de eerste vorm, in Nederland meestal de laatste. Zo spreekt men te Antwerpen officieel over het Museum Plantin-Moretus (al heet dit in de dagelijkse omgangstaal gewoonlijk het Plantijnmuseum) en zo is er in die stad ook een Plantinkaai en een Plantin-MoretusleiGa naar voetnoot(1), terwijl er in Leiden een Plantijnstraat is (vroeger zelfs foutief Planteinstraat geschreven!). Om de vorm Christophe Plantin te verdedigen beroept men zich (ikzelf vroeger ookGa naar voetnoot(2)) op het feit dat dit de oorspronkelijke vorm van de naam van deze Fransman is. Hij was immers afkomstig van Saint-Avertin bij Tours en verhuisde in 1548 naar Antwerpen, waar hij eerst boekbinder en leerbewerker was en sinds 1555 drukker en uitgever. Hij paste zich goed aan zijn nieuwe omgeving aan, leerde de taal van de streek en overleed te Antwerpen in 1589Ga naar voetnoot(3). De naam Plantin is een Franse familienaam, gevormd van het Oudfranse woord plantin (of plantain), dat ‘plantsoen, aanplanting’, of ‘stekje, loot’ betekendeGa naar voetnoot(4). In de sinds 1555 door de grote Antwerpse drukker en uitgever geschreven teksten en in de uitgeversadressen van zijn boeken vinden we allerlei vormen van zijn naam, in hoofdzaak verschillend naar de taal | |
[pagina 117]
| |
waarin een stuk geschreven is of naar de taal van het uitgegeven boek, of althans van het uitgeversadres erin. Zo staat de oorspronkelijke Franse vorm van de familienaam Plantin er naast de verlatijnste vorm Plantinus, de vernederlandste vorm Plantijn, de verspaanste of veritaliaanste vorm Plantino en een enkele keer de vorm Plantain. In meer dan 400 door hem uitgegeven boeken heb ik de naam van de Antwerpse uitgever vrijwel altijd aangepast gevonden aan de taal van het boek. In 250 Latijnse boeken is de naam altijd Christophorus Plantinus; in 100 Nederlandse boeken is het 99 keer Christoffel Plantijn (al ontbreken soms de puntjes op de ij, maar hierin was men in die tijd nooit consequent) en één keer Christoffel Plantiin (blijkbaar een typografisch tekort, letterlijk!); in 70 Franse boeken is de familienaam telkens Plantin, maar de voornaam is er soms Christophe, soms Christophle en soms Christofle (deze laatste vormen schijnen wel aanpassingen aan de Nederlandse vorm Christoffel te zijn); in 22 Spaanse boeken is het elf keer Plantino, met de voornaam Christophoro of Christoforo, en elf keer Plantin, met de voornaam Christoual en één keer Christophe; in één Italiaans boek is het Christofano Plantino en in een tweede Italiaans boek C. Plantin; in een tweetalig, Frans-Italiaans, boek tenslotte is het C. Plantain. In de talen waarin hij het meest drukte, Latijn, Nederlands en Frans, paste de uitgever de vorm van zijn naam dus consequent aan; in het Spaans en Italiaans was hij minder consequent. De vernederlandsing die de familienaam Plantin onderging tot Plantijn, is een aanpassing aan het Nederlandse klanksysteem. De uitgang -in met lange i, die in het Frans in de 16de en 17de eeuw genasaleerd werdGa naar voetnoot(5), werd vervangen door -ijn, dus met diftongering. In het Nederlands, en speciaal in het Brabants, was de lange i toen reeds tot ij gediftongeerd en ook in vreemde plaats- en landnamen werd deze diftongering toegepast. Zo hebben we bijv. de namen Apennijnen (uit It. Appennini), Berlijn (uit Dt. Berlin), Nijl (uit Lat. Nilus), Nijvel (uit Fr. Nivelles), Parijs (uit Fr. Paris), Rijsel (uit het oudere Ter isel, van het Oudfranse l'isle, het eiland) en Turijn (uit It. Torino). Bij de plaatsnamen in de Nomenclatura bij Kiliaans Etymologicum vinden we nog enige gevallen van diftongering in namen die in het Nederlands nu een korte i hebben: Fijn-land (Finland), Fijn-marck (Finmarken) en | |
[pagina 118]
| |
Danswijck (Dantzig); vermoedelijk heeft Kiliaan deze vormen echter zelf geconstrueerd om ze aan te passen aan de Nederlandse woorden fijn en wijk. Dat een familienaam, evenals een voornaam, in een andere taal werd aangepast of vertaald, was in de 16de eeuw normaal. Humanisten vertaalden soms hun familienaam in het Latijn, zoals bijv. Agricola (Ackermann, Bauer of Huysman), Gallus (Fransen), Paludanus (Desmarez of Van den Broecke), Sartorius (Snijders of Cleermaekers), Servilius (Knaep) en Vulcanius (De Smet), ofwel pasten ze hem oppervlakkig aan, zoals bijv. Clusius (de l'Ecluse), Comenius (Komensky), Dodonaeus (Dodoens), Kilianus (Kiel)Ga naar voetnoot(6), Lessius (Leys), Lipsius (Lips), Moretus (Moerentorf), Lobelius (de l'Obel of de Lobel), Raphelingius (Van Ravelingen), Verepaeus (Verrept) en Vesalius (van Wezel). Andere humanisten vertaalden hun familienaam in het Grieks, zoals bijv. Erasmus (Gerritszoon, met een verkeerde verklaring van deze naam), Graphaeus (De Schrijver), Macropedius (Van Langhveldt) en Hyperphragma (Overdhage), waarbij de eerste drie toch een Latijnse uitgang kozen. Voorbeelden van aanpassing of vertaling van Nederlandse familienamen in het Frans vinden we in Franse middeleeuwse teksten uit Vlaamse steden; zo bijv. Jehan de le Motte (Jhan vander Mote), Sohier le Fevre (Segher den Smet), Loys le Fauconnier (Lodewijc den Valkeneere) en Heine de le Wincle (Heyne van den Winquele)Ga naar voetnoot(7). Een voorbeeld van een uit het Nederlands in het Italiaans vertaalde familienaam komt van een Vlaming die ca. 1543 naar Italië verhuisde: Jozef Goethuys, die daar Giuseppe Casabona of Benincasa werdGa naar voetnoot(8). Omgekeerd werden ook namen uit vreemde talen in het Nederlands aangepast en raakten ze in die vorm ingeburgerd. Bij namen van vorsten is dit duidelijk. We spreken bijv. over keizer Frederik (Friedrich) | |
[pagina 119]
| |
Barbarossa van Duitsland, koning Frans (François) I van Frankrijk en Willem de Veroveraar (William the Conqueror of, als geboren Normandiër, Guillaume le Conquérant) van Engeland. En hoe zouden we anders spreken dan over Willem van Oranje, die, geboren te Dillenburg, op grond van zijn Duitse afkomst ‘Wilhelm von Oranien’ zou moeten heten, maar ‘Oranien’ was al een verduitsing van het Franse ‘Orange’, dat hij geërfd had! Een familienaam tenslotte die veel overeenkomst vertoont met die van onze Antwerpse drukker en uitgever, is die van Johannes (Jan?) Calvijn (in het Frans Jean Calvin). In de 16de eeuw beschouwde men de eigennamen, ook de familienamen, als behorende tot het systeem van één bepaalde taal, waarbij men het normaal vond dat ze in een andere taal werden vertaald of aangepast. Met plaats- en landnamen en met voornamen doen we nu nog hetzelfde: we spreken normaal over Bergen (Mons), de Elzas (Alsace), Keulen (Köln), Wenen (Wien), het Zwarte Woud (der Schwarzwald) en Zwitserland (die Schweiz/la Suisse), evenals over Jan (Johannes), Joris (Georgius), Karel (Carolus), Peter (Petrus) en Steven (Stephanus). Ook in andere moderne talen worden deze namen vertaald of aangepast. In het huidige Nederlands gebruiken we de ingeburgerde vormen van 16de-eeuwse eigennamen. Humanisten die hoofdzakelijk in het Latijn geschreven hebben, zijn vrijwel uitsluitend onder hun Latijnse familienaam bekend: zo bijv. Rudolf Agricola, Carolus Clusius, Johann Comenius, Justus Lipsius, Gerard Mercator en Andreas Vesalius. Voor anderen, die ook in de volkstaal geschreven hebben, is de vorm van de familienaam in de volkstaal eveneens gebruikelijk, met een lichte voorkeur voor deze laatste vorm: Rembert Dodoens of Dodonaeus, Robert Estienne of Stephanus, Conrad Gesner of Gesnerus, Hugo de Groot of Grotius en Thomas More of Morus. Het is in elk geval de van oudsher ingeburgerde vorm die in het Nederlands de voorkeur krijgt. De Antwerpse drukker en uitgever heeft zijn oorspronkelijk Franse naam Christophe Plantin zelf vernederlandst tot Christoffel Plantijn en deze vorm van zijn naam in alle uitgeversadressen van zijn Nederlandse boeken gebruikt. Deze vernederlandste vorm is door het veelvuldige gebruik in onze taal sinds de 16de eeuw volledig ingeburgerd. Zoals we in het Nederlands ook andere ingeburgerde vormen van vreemde eigennamen gebruiken, zo is het eveneens normaal dat we nu spreken over Christoffel Plantijn.
Leuven. Frans Claes S.J. |
|