Naamkunde. Jaargang 14
(1982)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||
De nederzettingsnamen in het land van VogelzangGa naar voetnoot(*)0. De heerlijkheid Vogelzang omvatte de gemeenten Houthalen, Zolder en Zonhoven, evenals Houweiken onder Heusden. De gemeente Heusden bezat een vrij ingewikkeld juridisch statuut waarop we hier niet in detail kunnen ingaan. Het noordelijk deel van Heusden - met de gehuchten Geenrijt, Hal en Voort - was onderworpen aan de Loonse buitenbank van Beringen; de abdij van Corbie bezat er tot 1559 de heerlijke rechten. Het zuidelijk deel van Heusden, met de gehuchten Eversel, Schoot en Ubbersel, evenals het zuidelijk deel van Berkenbos en het Dorp, ressorteerde onder de heerlijkheid Vogelzang en was bekend als Houweiken, resp. Houteiken; de Dorpsstraat vormde gedeeltelijk de grens tussen het noordelijk en zuidelijk deelGa naar voetnoot(1). Sinds het begin van de 15de eeuw bezat Houweiken een schepenbank, door de heer van Vogelzang geïnstalleerd. Enkele vermeldingen voor Houweiken: 1434 Peeter vander Houeyken, ZOS 1, 17 vo; 1448 gheleghen ter Houeycken, HES 4, 5 vo; 1519 Art vander Houeycken, ZOS 25, 24Ga naar voetnoot(2). De naam Houweiken is zeer gangbaar als veld- en streeknaam. Mnl. hou, houw(e) = het houwen van hout, houw (MW III: 664-65). In verbinding met -eiken kan een gerooid eikenbos bedoeld zijn, ofwel een bouwlandterrein met eikehouten grachten; uit deze laatste kon geregeld het hout gehakt worden. Toch hebben we de indruk dat Houw- hier secundair is, daar vóór 1500 vrijwel steeds sprake is van HouteikenGa naar voetnoot(3) = eikenbos. | |||||||||||||||
1. Gemeente, gehucht, heerdgang/heer(d)wagen.De gemeenten van de heerlijkheid Vogelzang behoren, zoals de | |||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||
overige Kempische gemeenten tot het type van de kerspelenGa naar voetnoot(4), die doorgaans talrijke gehuchten of buurtschappen tellen, met bij de dorpskerk het centraal gelegen Dorp. Zolder kent evenwel i.p.v. Dorp ook Biest en Plein (onder Stokrooie). De gehuchten liggen verspreid en vormen met de dorpskern de gemeente en de parochie. Een Kempische gemeente is te definiëren als: een gefusioneerd geheel van een aantal nederzettingen = gehuchten. Deze fusionering had o.i. plaats in de late middeleeuwen en viel samen met het ontstaan van de parochies, wat dit gebeuren ongetwijfeld in de hand heeft gewerkt, resp. gestimuleerd. Daar een parochiegeestelijke via de opbrengst van de tienden over voldoende inkomsten moest kunnen beschikken, lag het voor de hand dat een zo groot mogelijke fusie voor de pastoor voordelig was. De meeste Kempische gemeenten tellen dan ook een groot aantal gehuchten; soms 10 en meer, wat in Haspenhouw ongewoon is. Er is een verband tussen het aantal nederzettingen en de rentabiliteit van de bodem: 2/3 van de grond bij een Kempische nederzetting was heidegrond waaraan vrijwel geen inkomsten verbonden waren, 1/3 akker- en hooiland met echter een magere opbrengst. Het ligt voor de hand dat één Kempische nederzetting, resp. gehucht niet in het onderhoud van een pastoor kon voorzien.
Gehucht, Mnl. gehochte, gehuchte, gehofte, is een collectief van hof ‘hofstede’ en betekent letterlijk: verzameling (groep) hoven/hofsteden of een buurtschap. Zie voor de overgang van ft (gehoft) tot cht (gehocht, gehucht) SchoenfeldGa naar voetnoot(5) en vergelijk in deze zin ook woorden als Ned. kracht, lucht met Hdt. Kraft, Luft. Een nederzetting moet niet noodzakelijk een gehucht zijn, het kan ook een individueel hof zijn = de basisnederzetting. Opvallend in de Kempen zijn in dit verband de afgezonderde nederzettingen die aan kloosters of abdijen toebehoorden, vrijwel steeds de begevers van de parochiekerken aldaar. Typevoorbeelden zijn o.m. Hengel- en Kelchterhoef onder Houthalen, destijds bezit van de abdij van Floreffe die er ook het patronaatsrecht over de Sint-Martinuskerk bezat. Een heel andere betekenis dan gehucht hebben heerdgang en heer(d)wagen. De eigenlijke betekenis van heerdgang, Mnl. hert ganc, is weide- | |||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||
plaats of weidegang: de gemene vroonte (heide) bij één of meer nederzettingen. Heerdgang is een samenstelling van heerd ‘herder’ en gang ‘het trekken, het gaan’. Een synoniem is heer(d)wagen, met als tweede lid wagen, eveneens in de betekenis van ‘het trekken, gaan (van de herder)’Ga naar voetnoot(6).
Hoewel heerdgang en -wagen wel eens voorkomen in de betekenis van gehucht, hebben we toch met diverse begrippen te doen. Terwijl een gehucht een bestuurlijke eenheid is, was een heerdgang eerder een economische entiteit. Zo telde Zonhoven - reeds in 1491 - tien gehuchten maar slechts vijf heer(d)wagens: De gehuchten Oppelsen en Termolen vormden één heerwagen, verder: Heuven en Terdonk, Dorp en Engstegen, Kolveren en Teneikenen, Berkenen en Waard. De genoemde tien gehuchten kunnen ook als de primaire of oudste nederzettingen van Zonhoven beschouwd worden; elk van de tien gehuchten was in het gemeentebestuur vertegenwoordigd door een tienman. Andere dan deze tien woonvlekken binnen Zonhoven zijn als secundair, zelfs tertiair op te vatten.
Per heerdgang was er meestal ook een schansinrichting. De ingezetenen van de heerdgang Berkenen-Waard onder Zonhoven maakten evenwel gebruik van de Breilaarschans onder Houthalen.
Zolder telde in 1429 drie heerwagens, nl. Dorp + Bolderberg, Boekt en VoortGa naar voetnoot(7); apart vermeld is Viversel. Niet vermeld in 1429 is Stokrooie, wel bij de opsomming van de zes burgemeesters van Zolder in 1699: ‘Peeter Moris vanden dorpwagen, Wauter Elsen van Balderberch, Constant Mombergs van Bockt, Claes Cleijs vande Voort, Willem Druckmans ende Jan Jeurs van Stockroije ende Jeuris Daemps van Viversel’Ga naar voetnoot(8);
Houthalen was verdeeld in vier kwartieren of heerdgangen, nl. Dorp (+ Hoevereinde), Laak, Lillo, Tenhout (+ Kwalaak, Tenhaagdoorn). Ook waren er vier schansen. 2. We gaan thans over tot een systematische bespreking van de nederzettingsnamen in het land van Vogelzang. Zoals verder zal blijken, is | |||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||
er een vrij grote diversiteit. Daarenboven is de referent ‘nederzetting’ vrijwel steeds secundair, d.w.z. dat het namen betreft die ons weinig vertellen over het zich vestigen als dusdanig, maar die anderzijds geografisch relevant zijn: zo staan een groot aantal namen in relatie tot water en wat daarmee samenhangt, en eveneens tot het (vroegere) boslandschap, resp. de rooiing ervan. | |||||||||||||||
2.1. Berkenen en Heuven.In de Kempen en de Demervallei zijn nederzettingsnamen die etymologisch op bewoning wijzen zeer uitzonderlijk. We bedoelen namen met b.v. bestanddelen zoals hoven, heem, wijk. Toch zijn er in het land van Vogelzang twee uitzonderingen, in de eerste plaats de Zonhovense gehuchtnaam Berkenen. De huidige grafie Berkenen roept wellicht de gedachte aan de boomnaam ‘de berk’ op, ook al wegens de op het eerste gezicht formele overeenkomst met een andere Zonhovense gehuchtnaam, nl. Teneikenen. Gaan we evenwel terug naar de oudere vermeldingen, dan moeten we tot een heel andere conclusie komen. Onder de talrijke vermeldingen van deze nederzettingsnaam kunnen we drie varianten onderscheiden: 1) 1423 gelegen te Breckingen (ZS 1, 9 vo); 2) 1442 te Breckenen (id. 180 vo); 3) 1708 te Berckenen (ZS 23, 51). Breckingen is één van de weinige Frankische nederzettingsnamen in de Limburgse Kempen. Zoals de naam van de buurgemeente Kuringen is het een -inga(s)-formatie, met als gereconstrueerde grondvorm *Brechoinga(s) ‘bij de lieden (de stam of clan) van de man genaamd *Brecho’. Gedoeld is wellicht op een vestiging uit de Frankische landnametijd. In Haspengouw komt dit naamtype frekwent voor, maar in de Kempen zijn Breckingen, Kuringen en Beringen hiervan de verste uitlopers. Bij de ontwikkeling van Breckingen tot Berkenen stellen wij de volgende evolutie vas: 1 Afslijting van het tweede bestanddeel, 2 verspringing van de r (zoals in drie/derde). Heuven (Zonhoven). Oude vormen: Erve ghelegen ten Hoeven, 1422, ZS 1, 7; 1527, ZS 4, 5 vo; 1554, ZS 6/2, 16 vo; 1618, ZS 12, 145; ten Hoven gelegen, 1443, ZS 1, 207; 1545, ZS 5, 307 vo; huijs ende hoeff gelegen ten Hoeffven, 1534, ZS 4, 241; ten Hueven gelegen, 1545, ZS 5, 377 vo; gelegen ten Hoijven, 1553, ZS 6, 314; gelegen ten Hueven, 1636, ZS 14, 265; gelegen op den Heuven, 1771, ZS 34, 62 v; gelegen ten Heuven, 1781, ZS 39, 1 vo; Heuven, K 1844. | |||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||
Hof heeft in Zonhoven en andere Middenlimburgse gemeenten niet enkel de betekenis ‘huis, boerderij’, maar ook die van ‘land’. Welke betekienis hier geldt, is niet zonder meer duidelijk. Toch opteren we voor hof ‘woning’. In Haspengouw en de Maasvallei komen, zoals bekend, talrijke hoven-namen voor, type Ophoven (Opglabbeek) en Veldhoven (Bocholt), afgeleid van hof ‘boerderij’, en in de meeste gevallen teruggaand tot de Frankische landnametijd. Dit type hoven-namen reflecteert de oudere toestand zonder umlaut. Het lokaliserend voorzetsel bij dit type nederzettingsnamen is in, terwijl het lidwoord achterwege blijft. De Zonhovense gehuchtnaam Heuven - aanvankelijk steeds Hoven, in 1545 voor het eerst als Heuven vermeld - is wellicht ook de datief meervoud van hof ‘boerderij’, met de werking van een jongere umlaut, zoals in du. Hof, Höfe, dat. mv. Höfen. Dit laatste is een bewijs dat de nederzettingsnaam Heuven jonger is dan de hoven-namen in Haspengouw en het Maasland. | |||||||||||||||
2.2. Zonhoven, Kolveren en Oppelsen.We kunnen de gemeentenaam Zonhoven en de namen van twee onder Zonhoven ressorterende gehuchten, nl. Kolveren en Oppelsen, bezwaarlijk los van elkaar bespreken, omdat ze semantisch niet van elkaar te isoleren zijn. Telkens is er het grondwoord uwe, ouwe ‘alluviaal land’. Zonhoven: 1280 SonuweGa naar voetnoot(9); 1426 Zonouwen (ZS 1, 10); 1444 Zonhoven (id., 215 vo); 1480 ZoneweGa naar voetnoot(10); 1527 Zonhoven (ZS 4, 2); 1635 Sonhoven (ZS 14, 155). Nadien vrijwel altijd Sonhoven/Zonhoven. Lange tijd werd er een verband gelegd tussen Zonhoven en de elementen zon ‘soleil’ en hoven, mv. van hof ‘boerderij’, ook door bekende toponymisten als Carnoy en Mansion. Nochtans had P. Daniels reeds in 1885-86 de aandacht gevestigd op het feit dat bij de verklaring van de gemeentenaam Zonhoven niet dient uitgegaan te worden van de schrijftaalvorm Zonhoven, maar van de plaatselijke uitspraak [sōnəvə] die het dichtst de oude vormen benadertGa naar voetnoot(11). Het tweede lid is uwe, ouwe ‘alluviaal land, depressie’. Deze betekenis | |||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||
past uitstekend bij de geografische gesteldheid van het benoemde gebied, weliswaar niet van de hele gemeente. Een gemeentenaam van geografische aard - in de Kempen veruit het dominante type - beschrijft meestal één opvallend aspect van het gebied. Het alluviale land dat hier bedoeld wordt, is de vallei van de Roosterbeek, die tot de Lage Kempen behoort. De overgang van ouwe tot hoven is te verklaren door gelijkmaking van het consonantisme en/of volksetymologische associatie met hof, mv. hoven, met aansluiting bij het omvangrijke veld van de hoven-namen in Haspengouw. J. LindemansGa naar voetnoot(12) citeert in dit verband ook Ninove en Beethoven, waarvan het tweede lid eveneens op ouwe teruggaat. Dichter bij huis, in de buurgemeente Zolder, treffen we een analoog voorbeeld aan; een hooilandterrein, thans bekend als Aanhoven, gaat terug op Anuwe/Anouwe: 1434 een stuck bampts ghelegen inde Anuwe (ZOS 1, 28); 1455 een stuck bampts gelegen inden Aenhouwe (ZOS 22, 12 vo); 1527 bampt gelegen inden Aennouwe (ZOS 25, 206 vo); 1550 een lepken broucx inden Aenhouw (ZOS 27, 413); 1669 brock op den Aenhof gelegen (ZOS 35, 4 vo); 1773 een parceel brouck gelegen op d'Aenhoven (ZOS 45, 136 vo). - Het eerste lid aan is het bijwoord van plaats: grenzend aan, in de nabijheid van, i.c. naar de ligging tegen de Roosterbeek bij de vallei (Son)uwe.
Het eerste lid van Zonhoven is Son, een waternaam, te vergelijken met Zeune, bijriviertje van de Zenne, 1176 SoneGa naar voetnoot(13); eveneens voorkomend in de gemeentenaam Zon (Noord-Brabant), 1107 kop. midden 13de e. SunnaGa naar voetnoot(14), en in Zonnebeke bij Ieper, 1072 SinnebechheGa naar voetnoot(15). De waternaam Son treedt ook op in de Helchterense gehuchtnaam Sonnis, met reductie van het tweede lid uit SonheesGa naar voetnoot(16), resp. uit Sonuwehees: in het laatste geval ter aanduiding van een bebost gebied op de grens van Zonhoven, met name de Roosterbeekvallei; geografisch kan deze verklaring voldoen. De betekenis van Sonuwe is te omschrijven als: waterof moerasland aan de waterloop de Son. Son zou daarom wel eens de oudere naam voor Roosterbeek kunnen zijn. Deze hypothese wordt ondersteund door twee toponymische feiten: | |||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||
De naam Zonhoven is ook vergelijkbaar met Sinaai in Oostvlaanderen en Sonooi in Gelderland.
Achter de Son- of Roosterbeekvallei bevindt zich het site van de nederzetting Kolveren: 1432 te Colvrouwen (ZS 1, 10); 1460 te Colveren (ZS 2, 201 vo). Nadien vrijwel steeds Kolveren. Het tweede lid -ouwe is in bijtonige positie gereduceerd tot -en, hoewel we hier, analoog naar Zonhoven, ook een eindprodukt als Koverhoven hadden kunnen verwachten. Het bestanddeel ouwe doelt hier eveneens op de Roosterbeekvallei. Het eerste element is de naam van de lisdodde, kolf, in Zonhoven en omgeving bekend als ditsekolven (mv.). De grondvorm is *Kolver-ouwe, waarbij voor het eerste element twee interpretaties mogelijk zijn: 1) Kolv-er, meervoudsvorm zoals ook in veld-er e.a. (vroeger wel maar thans niet meer gangbaar); 2) kolve-r, met een overgangs-r (geen adjektivische -er-afleiding van een plaatsnaam als Kolf/Kolven).
In oppositie tot het water- of ouweland van de Roosterbeekvallei staat het hoger gelegen gebied in het Noordoosten op het Kempisch Plateau, waar zich de nederzettingen Termolen en Oppelsen bevinden. Vooral de nederzettingsnaam Oppelsen is relevant; hij staat duidelijk in tegenstelling met Zonhoven en Kolveren. Oppelsen is een verholen samenstelling teruggaand op Oppel-sonuwe/-sonhoven, zoals blijkt uit oudere vermeldingen: 1430 Oppelsonhoven (ZS 1, 40 vo); 1434 te Oppelsonuwen | |||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||
(ZS 1, 66). Uit de reductie van -sonuwe tot -sen blijkt eens te meer hoe sterk het initiaal accent gewerkt heeft. De nederzetting Oppelsen ligt tegen de Molenheide, waar de Ho(o)lsteen met hoogste punt (78 m) in de gemeente vormt; er is een niveauverschil van ca. 30 m met het depressiegebied achter Kolveren. Oppel is een bijvorm van op(per) ‘hoger gelegen’. Namen als Zonhoven, Kolveren en Oppelsen zijn oorspronkelijk natuurnamen die op nederzettingen werden overgedragen. Dit neemt evenwel niet weg dat het zeer oude formaties (kunnen) zijn, wat ook voor vele andere namen geldt die in de verdere bespreking volgen. | |||||||||||||||
2.3. Laak, Laam, Rijt, Wijer.Talrijk zijn de waternamen die tot nederzettingsnamen evolueerden, zowel namen van waterlopen als van stilstaande waters. Dit is geenszins verwonderlijk, omdat het site van een nederzetting in de nabijheid van een water een ideale vestigingsplaats was; vandaar de mogelijk overdracht van waternaam op een nederzetting. 2.3.1. Laak (Houthalen): Te Laeck gheleghen, 1434, HS 6, 5; 1473, HS 7, 8 vo; te Lake ghelegen, 1434, HS 6, 7 vo; te Laec, 1489, HS 7, 146; onder Laeck, 1653, HS 8, 13 vo; tot Laeck, 1673, HS 9, 1; sectie D genaemd Laek, K 1844. Laak was één van de vier kwartieren van Houthalen en was tijdens het Ancien Régime in het gemeentebestuur vertegenwoordigd door een jaarlijks verkozen burgemeester. Het gehucht beschikte destijds voor zijn verdediging ook over een schans: die Laker Schans, 1682, HS 9, 110 vo. Naar de buurgemeente Helchteren was er op de Lakerloop een voort ‘waterovergang of brug’: Te Laeck aende Voert, 1437, HS 6, 31 (tussen de percelen D 1/2). Mnl. lake (bij leken ‘lekken, doorsijpelen, druppelen’) ‘moeras; waterloop, beek, enz. gevormd door het water der lage weiden en landen, dus uit staande waters, plassen of poelen’Ga naar voetnoot(18), vandaar ook ‘beek of water dat tot grensscheiding dient’ (MW IV: 69-70). Deze betekeniselementen kunnen we hier concretiseren. De nederzetting Laak is genoemd naar de ligging bij de Lakerloop: een ontwateringsloop op de grens met Helchteren. In deze depressie liggen ook het Lakerbroek, het Lakerven en de Venbeemden, evenals de Lakerschans. | |||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||
2.3.2. Kwalaak (Houthalen): Qualic, 1441, HS 6, 65; te Qualijc, 1460, id., 188; 1477, HS 7, 43; onder Qualijck gelegen, 1654, HS 8, 28 v; 1743, HS 11, 30; tot Qualick gelegen, 1674, HS 9, 15; 1742, HS 11, 5; tot Qualijck gelegen, 1726, HS 10, 20; tot Qualaack, 1742, HS 11, 6; onder Qualaek gelegen, 1766, HS 12, 159; binnen Calick, 1773, HS 14, 3; onder Kaelick, 1775, HS 14, 36; Kwalaek, K 1844. Nederzetting op hoge en lichte zandbodems (70-80 m); hiernaar refereren ook namen van aangelegen bouwlanden als Heike, Hoog -veld, Schomberg, -veld. De nederzetting is genoemd naar de ligging bij een hooiland-, heide- en moerasgebied, thans bekend als Kwalakerbok (E 681-802- 833-83), waardoor de Laam- of Molenbeek loopt. Het eerste lid qua-, mnl. quaet, met synkope van w ka- (cf. 1773 Calick), is wel toegevoegd ter onderscheiding van de nederzettingsnaam Laak (2.3.1). Twee verklaringen zijn theoretisch mogelijk: 1) ‘slecht’. De gronden tegen de Tenhaagdoornheide zijn inderdaad van niet al te beste kwaliteit; 2) ‘klein’. Zo telde de nederzetting Kwalaak in 1796 112 inwoners tegenover 229 voor Laak. Te vergelijken met Kwaadmechelen en Quamol (gehucht van Oostham). In bijtonige positie is laak blijkens de oudste vermeldingen (cf. 1441 Qualic) reeds vroeg gereduceerd tot -lik, wat de dialectische uitspraak overigens bevestigt. De thans gangbare grafie Kwalaak is een papieren vorm voor Koalik. 2.3.3. Terlamen (Zolder) is een naam die de autosportliefhebbers bekend in de oren klinkt. Wat deze naam betekent, zullen zich weinigen onder hen afvragen, en dat is begrijpelijk. Terlamen was eigenlijk een laathof: Den hoff ter Lamen, 1437, ZOS 20, 124 vo; tot Terlamen gelegen, 1669, ZOS 35, 5; het goet van Terlaemen, 1772, ZOS 45, 120; den edelen heer van ter Laamen, 1787, ZOS 48, 21. Benoeming naar de ligging bij de Laam(beek). Laam, verwant met loom en lam, is niet opgetekend in het Middelnederlands Woordenboek, maar is wel bekend als Oudengels *lum(m) ‘a pool’Ga naar voetnoot(19). In (1437) ter Lamen heeft ter (voorzetsel te + der, dat. vr. enk. van het bepaald lidwoord) nog een lokatieve functie, maar later niet meer. Zoals in de Zonhovense nederzettingsnamen Terdonk en Termolen is ter een fonisch bestanddeel van de eigennaam geworden. | |||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||
2.3.4. Tenrijt (Houthalen): Te gheen Rijt gheleghen, 1439, HS 6, 41 vo; huijs ende hoff ten Rijt ghelegen, 1443, id., 78; 1653, HS 8, 13 vo; Tgheenrijt gelegen, 1498, HS 7, 193; huijs ten Genrijdt gelegen, 1655, HS 8, 46 vo; gelegen ten Rijdt, 1727, HS 10, 29 vo; 1742, HS 11, 17; ten Reijt, 1745, id., 73 vo; 1779, HS 14, 114; gelegen onder ten Rijt, 1766, HS 12, 139 vo; gelegen te gen Reijdt, 1782, HS 14, 186; onder Genrijt gelegen, 1755, HS 12, 12; Tenrijt (doorstreept: Geenrijt), K 1844; een huis gelegen op Geenrijt, Wilsens 1859, min. 117. Mnl. rijt ‘waterloop’ (MW VI: 1403-04) is zeer gangbaar in de Kempen, als hydroniem én toponiem. Afgeleid van *rei- ‘stromen’ en als zodanig verwant met RijnGa naar voetnoot(20). Het woord kan evenwel ook behoren bij mnl. rîten ‘scheuren’ (MW VI: 1459-60): reet, scheur. De met rijt aangeduide lopen zijn meestal kleiner dan de gemiddelde waterlopen, waarvan het dikwijls zijlopen zijn, met name (aangelegde) ontwateringsriviertjes. In de volgende vermelding heeft rijt de betekenis van ontwateringssloot: 1468 een ewet aen gheen Laeker Broeck neven des abs rijt (HS 6, 22). De loop of rijt waarnaar deze Houthalense nederzetting werd genoemd, is thans bekend als Groenstraatbeek. Ook aangelegen landerijen zijn ernaar genoemd, maar wel met synoniemen van rijt, nl. vloet en zouw:
Talrijke nederzettingen in de Kempen zijn zoals Tenrijt onder Houthalen, genoemd naar de ligging bij een rijt ‘waterloop’, o.m. te KaulilleGa naar voetnoot(21), Kleine-BrogelGa naar voetnoot(22), OverpeltGa naar voetnoot(23) en Sint-Huibrechts-LilleGa naar voetnoot(24): | |||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||
de huidige grafie is Riet, wat misleidend is, omdat hij de plantnaam oproept. Zoals in Tenhout (2.5.2), ook een nederzettingsnaam onder Houthalen, is het voorzetsel te + den (dat. enk). met het grondwoord tot een propriale eenheid vergroeid. In diverse vermeldingen treedt vrij dikwijls het demonstratieve geen op. Blijkens de jongste attestaties heeft er een concurrentiestrijd plaatsgehad tussen Ge(e)nrijt en Tenrijt, waarbij de laatste vorm het uiteindelijk gehaald heeft. Het buurdorp Heusden kent de gehuchtnaam Geenrijt wel. De verbinding van het aanwijzend voornaamwoord geen met een basistoponiem is overigens gewoon bij nederzettingsnamen in het aangrenzende gebied van de Verbeterde Kempen, b.v. Genebeemden (Kwaadmechelen), Geneberg (Oostham), Genenbos (Kwaadmechelen, Lummen), Genendijk (Kwaadmechelen), Geneiken (Lummen), Geeneinde (Meldert), Geenhout (Paal), Geenmeer (Meldert), Geenrode (Meldert). 2.3.5. Ballewijer (Zonhoven): Een stuck erfs gelegen op Ballen Wijer, 1439, ZS I, 148; huijs ter Moelen gelegen opde Ballewijers, 1621, ZS 12, 321 vo; huijs ende hoff opden Balleweijer gelegen, 1707, ZS 23, 49 vo; huijs gelegen op den Ballewijer, 1781, ZS 39, 13. Deelgehucht van Termolen; in 1844 slechts acht woningen. Genoemd naar de ligging bij een wijer (E 449) bekend als Ballewijer. Het eerste lid Ballen is een persoonsnaam, teruggaand op Bald-win (Boudewijn); recent geïnterpreteerd als soortnaam, vandaar de verkorting tot Balle-. | |||||||||||||||
2.4. Voort.Waar waterlopen voorkomen, vinden we ook waterovergangen. Ook enkele nederzettingen zijn hiernaar genoemd. Mnl. voort, vort, voirt, m., v. ‘ondiepe doorwaadbare plaats; plaats waar men door een water kan gaan’ (MW IX: 1171). De gemeentenaam Stevoort, teruggaand op Steenvoort, herinnert aan de primitieve wijze waarop met stenen een doorgang werd gemaakt. 2.4.1. Voort (Zolder): Aensedel ghelegen op gheen Voert, 1433, ZOS 1, 9 vo; 1460, ZOS 22, 65; gheleghen te Voert, 1436, ZOS 1, 88; aenseel opde Vort gheleghen, 1443, ZOS 21, 101 vo. bampt ghelegen indie Voert, | |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
1460, ZOS 22, 79; huijs op gheen Vort ghelegen, 1463, id., 114; op de Voort gelegen, 1770, ZOS 45, 11 vo; 1774, id., 186 vo. Nederzetting genoemd naar de ligging bij een voort ‘waterovergang’ op de Mangelbeek; deze beek is wellicht identiek met de in 1787 vermelde Voort Beke (ZOS 47, 258). In de bronnen wordt deze voort of brug ook meermaals vermeld, b.v.: Den bampt aen den Voert, 1524, ZOS 25, 138; den bampt in de Vort gelegen, reg. die Voort, 1698, ZOS 37, 46 vo; in de Voort op den Halven Wegh gelegen, reg. de Voort, 1779, ZOS 46, 190 vo. Het gehucht bezat ook een schansinrichting: De Voortschans, 1705, ZOS 37, 283. Voort is in Limburg tevens een gemeentenaam (bij Borgloon) en een gehuchtnaam in Heusden en Kleine-Brogel. 2.4.2. Bennevoort (Houthalen): In allen de goede van Bennevort, 1438, HS 6, 35 vo; Peter van Bennevort, 1445, id., 90: gelegen bij Bennevorth, 1479, HS 7, 69; gelegen te Bennevoerth, 1481, id., 87 vo; Lenaert Sionckeren woenende opden Bennevort, 1657, HS 8, 67; panden ende goederen genoemt den Bennevort, 1674, HS 9, 15; ontrent den Bennevaert gelegen, 1746, HS 11, 92; huijs en hof genaemt die Binnevaert, 1790, HS 15, 74 vo; de Binne Vaert, K 1844. In 1844 vier woningen met aangelegen grond, kadastraal E 1015-1074. Geïsoleerde ligging in de richting van Kelchterhoef (destijds een landbouwwinning van de abdij van Floreffe). De voort of waterovergang waarnaar deze nederzetting genoemd is, ligt op de plaats waar de Voortweg de Laambeek kruist; deze weg leidde vanuit Kwalaak naar het domein van Kelchterhoef. Het eerste lid benne wijst, zoals in Ste(en)voort, op de aard van de gemaakte overgang, nl. een uit twijghout gemaakte constructie. Mnl. benne is opgetekend in de bet. van ‘een uit teenwilg gevlochten mand’ (MW I: 889). In verbinding met voort heeft benne de ruimere betekenis van vlechtwerk. Deze nederzettingsnaam is ook bekend in Overpelt: 1259 BennenvortGa naar voetnoot(25), met verdere ontwikkeling tot Bemvoort (assimilatie) en vervolgens tot Bemmert (gelijkmaking van het consonantisme en verdoffing). 2.4.3. Kenvoort (onder Viversel, Zolder): Een ewet op Kinvort, 1440, | |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
ZOS 21, 43 vo; huijs op Kenvoert tot Viversel, 1548, ZOS 27, 326 vo; huijs tot Viversel op Kennevoert gelegen, 1693, ZOS 36, 308. Voort ‘brug’ op de Laambeek, waarheen ook een straat leidde: die Kinvoerts Straete, 1465, ZOS 22, 137 vo. Mnl. kene ‘spleet, barst’ (MW III: 1304-05). Vooral in de kuststreek bekend in de bet. ‘geul kreek’Ga naar voetnoot(26). Te vergelijken met rijt (2.3.4.). | |||||||||||||||
2.5. Hout en Lo.Op de vroegere (loof)bosbegroeiing wijzen vooral de bestanddelen hout en lo, ook in talrijke nederzettingsnamen. 2.5.2. Houthalen, gemeente in het Land van Vogelzang, wordt in de bronnen vrijwel steeds als Houthalen vermeld, terwijl hij in de volksmond [hǭtələ] luidt. Zo zijn b.v. in Zolder (op de grens met Houthalen) beemden bekend onder de naam Hotelsebeemden: een meijbrock in den Hotelse Bampt gelegen, 1713, ZOS 38, 51; den Hotelsche Bampt, 1723, ZOS 39, 91 vo. Wij zijn geneigd een parallel te trekken tussen Houtel, 1148 HalterlaGa naar voetnoot(27), een gehucht van Hoogstraten, en Houthalen, waarvan de moderne schrijfwijze Haltel/Heltel zou kunnen zijn, resp. Houtel(e). In beide gevallen hebben we dan gebeurlijk te maken met een samenstelling van Germ. halahdra ‘jeneverbessenstruik’ en lo ‘bos’. Deze verklaring is voor Houthalen weliswaar hypothetisch, maar zij wordt versterkt door de inhoud van de naam van het buurdorp Helchteren, 1107 kop. midden 13de e. HaletraGa naar voetnoot(28), door Gysseling gereconstrueerd als Germ. halahdrja, collectief bij halahdra ‘jeneverbessenstruik’. Houthalen is dan ook geen hout-, maar een lo-naam, waarop tevens de dialectische uitspraak wijst. De grafie Houthalen is dan ook erg misleidend: ze bevat niet enkel het element hout ‘bos’, maar het schrijftaalelement -halen doet ten onrechte naar paralellen met b.v. namen als Halen (bij Diest e.a.) zoeken. 2.5.2. Tenhout (Houthalen): Gelegen te ghenen Hout, 1441, HS 6, 58; geleghen Tgheen Hout, 1477, HS 7, 45 vo; ten Genhout gelegen, 1654, HS 8, 27 vo; gelegen ten Haudt, 1653, id., 19 vo; 1729, HS 10, 75 vo; gelegen ten Haut, 1674, HS 9, 11; 1726, HS 10, 18; ten Hout gelegen, 1744, HS 11, 34 vo; ten Houdt gelegen, 1745, id., 70; onder Genhoudt, | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
1756, HS 12, 21 vo; gelegen tot geen Hout, 1795, HS 15, 157 vo; sectie E genaemd Tenhout, K 1844. Één van de vier kwartieren van Houthalen. De nederzetting lag destijds vrijwel geïsoleerd in de heide, voorheen wellicht een met loofbos begroeid terrein. Hout ‘bos’ is in de Antwerpse Kempen een gehucht in Beerse en OevelGa naar voetnoot(29). In de Limburg-Kempen treedt dit bestanddeel op als tweede element van de gemeentenaam Bocholt, 1162 Bucolt ‘beukenbos’Ga naar voetnoot(30) en als eerste bestanddeel van de Overpeltse gehuchtnaam Houtmolen, 1451 Houtmolen ‘de (water)molen in of bij het hout’Ga naar voetnoot(31). Zoals in Tenrijt (2.3.4) is ten (voorzetsel te + den) met het grondwoord hout tot een eenheid vergroeid. Zoals uit de vermeldingen kan blijken, had het eindprodukt in de ontwikkeling ook Ge(e)nhout kunnen zijn. Opmerkelijk zijn in dit verband ook de drie varianten die optreden in verbinding met veld ter aanduiding van het bij deze nederzetting gelegen bouwlandcomplex, nl. 1) Stuck lants ghelegen op dat Holter Velt, 1447, HS 6, 98 vo; 2) stuck landts genaemt het ten Haudts Velt, 1735, HS 15, 170 vo; 3) het Geenhoutsvelt, 1776, HS 14, 53 vo. - In de kadastrale legger van 1844 naast elkaar: Genhouds Veld/Houtels Veld (K 1844). 2.5.3. Zolder: 1154 Surle, 1218 SulreGa naar voetnoot(32); te Zuijlre, 1434, ZOS 1, 24 vo; 1518, ZOS 25, 1; Zuelre, 1440, ZOS 21, 29; Solder, 1669, ZOS 35, 6 vo; Suijlre/Suijlder, 1669, id., 20; onder Sulre, 1671, id., 98 vo; tot Zolre, 1770, ZOS 45, 1; onder Zoldre, 1789, ZOS 48, 186.
Frekwenter dan hout ‘bos’ is lo, bij nederzettingsnamen vrijwel steeds als tweede lid van een samenstelling en meestal verdoft tot -el/-le. Lo is ook gewoon als veldnaam, b.v.: (Houthalen) vijf sillen lants inde Loe ghelegen, 1445, HS 6, 86. - Het is onwaarschijnlijk dat we in dergelijke gevallen steeds aan loofbos moeten denken; wellicht eerder aan kreupelbos zoals bij de veldnaam Hees (Houthalen): een stuck lants op geen Heesch, 1462, HS 6, 202 vo. | |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
De gemeentenaam Zolder is vergelijkbaar met Zoerle-Parwijs in de Antwerpse Kempen. De oudst bekende vermelding is 1154 Surle, een samenstelling van zuur (wijzend op de bodemgesteldheid) en lo, maar reeds in de gereduceerde vorm le. De ontwikkeling van *Suurlo tot Zolder is te vergelijken met die van de Bocholtse nederzettingsnaam Goorlo tot GoolderGa naar voetnoot(33): 1) reductie van -lo tot -le, 2) omzetting van -rl- tot -lr-, 3) invoeging van d tussen l-r. De betekenis van deze gemeentenaam is letterlijk ‘zuur bos’. Hoe zuur dient geïnterpreteerd worden, is niet precies de definiëren. De betekenis is variabel van zure tot resp. natte bodem. Dit laatste is het aannemelijkst, waarbij een semantische link kan gelegd worden tot b.v. de ouwe-namen Zonhoven en Kolveren. Het eerste element van Zolder treedt ook op in Zolliken, naam van een Zolders hooilandcomplex. Dit toponiem heeft de volgende ontwikkeling doorgemaakt: 1) 1436 Zoerlaeck (ZOS 1, 89 vo); 1519 Zoorlock (ZOS 25, 13 vo). Een samenstelling van zuur + laak ‘waterloop, resp. moeras’ (zie onder 2.3.1). - 2) 1673 den Zoelrick (ZOS 35, 163 vo). Omzetting van -rl- tot -lr- zoals in Surle/Sulre. - 3) Met assimilatie: den Sollick Bampt, 1754, ZOS 42, 113 vo. Op Houthalens gebied, tegen Zolder, ligt een hooilandgebied, thans bekend als Gezieren (A 143-187). Enkele oudere attestaties: stuck bamps gheheyten dat Ghesoer, 1435, HS 6, 14; een stuck broecs geheijten dat Gesuer, 1465, HS 6, 218; eenen bampt genaemt het Geseur, 1742, HS 11, 17 vo; bampt genaemt het Geseur, 1779, HS 14, 127. Ook hier is het grondwoord zuur. Opmerkelijk is wel de ontronding tot zier; uitgaande van het huidige dialect zou men eerder Gezuren verwachten. 2.5.4. Dikkelen (onder Viversel, Zolder): Gheleghen te Decloe, 1434, ZOS 1, 31 vo; Dickloe, 1441, ZOS 21, 74 vo; te Dickel, 1443, id., 93; 1534, ZOS 26, 150; 1779, ZOS 46, 203 vo; tot Dickelen, 1700, ZOS 37, 152 vo; gelegen ter Dickelen onder Viverselle, 1781, ZOS 47, 21 vo. Het eerste lid is ofwel dik ‘dicht begroeid’, ofwel dijk ‘weg’; vgl. voor de tweede mogelijkheid Dijkbroek = Dikbroek onder KaulilleGa naar voetnoot(34). De familienaam Vandikkelen, die in Zolder en omgeving nog frekwent voorkomt, is van deze nederzettingsnaam afgeleid. 2.5.5. Eversel (Heusden-Houweiken): gelegen Teverssel, 1478, BS 32, | |||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||
149; onder Eversloe, 1576, BS 34, 44; beempt gelegen tot Eversloe, 1591, BS 35, 56 vo; tot Eversel, 1659, BS 41, 116 vo; tot Eversel, 1748, BS 49, 183 vo. - Samenstelling van de diernaam ever + lo ‘bos’. 2.5.6. Hengel (Houthalen): Hengelo, 1145 (1151, 1178) kop. einde 13de e.Ga naar voetnoot(35); Andries van Hengloe, 1434, HS 6, 1 vo; Hengel Hoef, 1785, HS 14, 228; K 1844. Gewezen goed van de abdij van Floreffe. Hoeve met uitgestrekte landerijen, in 1844: F 1011-1083, 1085-1098, 1109-1121, 1124-1126 (K 1844). Het domein lag geïsoleerd achter de Tenhaagdoornheide tegen Genk. Deels glooiend terrein, vandaar een samenstelling van heng (bij hangen) ‘hellend terrein’ + lo ‘bos’. Een ander domein van de abdij van Floreffe onder Houthalen was Kelchteren: Kelchteren, 1500, HS 7, 204; 1658, HS 8, 93; Henrick Gijbels winne op den hoff tot Kelchteren, 1674, HS 9, 15; Kelgter Hoef, K 1844. Zoals in Hengelhoef is het laatste element in recente tijd toegevoegd ter aanduiding van een landbouwontginning. Dit afgezonderd goed lag achter de Bennevoort (2.4.2) tegen Genk; het was kleiner van oppervlakte dan Hengel: E 1083-1095, 1097-1109, 1113-1138 (K 1844). 2.5.7. Lillo (Houthalen): Te Leeloe, 1434, HS 6, 3 vo; te Lelo, 1459, id., 179; 1474, HS 7, 19 vo; 1680, HS 9, 86 vo; tot Lilo, 1653, HS 8, 5 vo; 1673, HS 9, 3 vo; gelegen tot Liloe, 1654, HS 8, 29 v; gelegen tot Lilen, 1659, id., 103 vo; tot Liloo gelegen, 1725, HS 10, 10 vo; 1756, HS 12, 130 vo; tot Lillo gelegen, 1742, HS 11, 13; gelegen tot Lielen, 1777, HS 14, 82; sectie A Lillo, K 1844. Eén van de vier kwartieren van Houthalen met tijdens het Ancien Régime een jaarlijks verkozen burgemeester. Gelegen tegen het gehucht Voort onder Zolder en Helchteren. Naar Helchteren is er op de Mangelbeek - tussen de percelen A 464 en B 1 - een voort of waterovergang: aen gheen Leelre Vort, 1459, HS 6, 179; hierheen leidt de Voortstraat. Het gehucht bezat ook een schansinrichting: de Liloerschans, 1766, HS 12, 134 vo. Lillo is formeel o.m. te vergelijken met Lindel, een gehucht van Overpelt, 1294 LeenloGa naar voetnoot(36) en met (Sint-Huibrechts-) Lille, 1257 | |||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||
LilleGa naar voetnoot(37). De grondvorm is *Lindelo, met een verdere ontwikkeling in twee richtingen:
2.5.8. Viversel (Zolder): Viversel. 1433, ZOS 1, 3; te Veversel, 1460, ZOS 22, 75; te Viversel, 1518, ZOS 25, 4 vo; te Vieversle, 1531, ZOS 26, 39 vo; te Vieversloe, 1534, ZOS 26, 124 vo; tot Viversel, 1668, ZOS 35, 3; tot Viversloe, 1673, ZOS 35, 177; 1680, ZOS 36, 50 vo; tot Viversel, 1771, ZOS 45, 41 vo. De nederzetting ligt bij de uitgestrekte vijver(s) van Terlamen (zie 2.3.3). Op het eerste gezicht zou men dan ook kunnen denken aan een samenstelling van Mnl. vīvere ‘visvijver’ en lo ‘bos’; dit laatste dan te situeren op de uitgestrekte heide van Viversel tegen Lummen. Tegen deze verklaring pleit nochtans dat in deze streek niet vijver, wel wijer gangbaar was (is). Het tweede element -lo duikt vrij laat op. De 15de-eeuwse vormen zijn op -sel, zodat -lo een jongere klerkenvorm kan zijn. Het is dan ook mogelijk dat het geen lo-naam is maar een sele-naam. In het laatste geval betreft het een nederzettingsnaam in de etymologische betekenis van het woord, want Mnl. sale, sele betekent o.m. woning, huis. Een sluitende betekenisverklaring kan vooralsnog niet gegeven worden. Welk ander etymon buiten vīvere in deze nederzettingsnaam kan schuilen blijkt niet. | |||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||
2.6. Beuk, eik en haagdoorn.Bij de hout-, resp. lo-namen (2.5) wordt enkel in Lillo op de aard van de bosbegroeiing gezinspeeld, nl. op de linde. In de volgende nederzettingsnamen is er telkens een nadere specificering wat de begroeiing betreft. 2.6.1. Boekt (Zolder): 1135 Buch, (1147-55) Buct, 1160 BuchtGa naar voetnoot(40); te Boect, 1433, ZOS 20, 1; ter Boect gelegen, 1456, ZOS 22, 14; te Boeckt gelegen, 1518, ZOS 25, 5; tot Bouckt gelegen, 1712, ZOS 38, 21; tot ter Bouckt gelegen, 1716, ZOS 38, 235 vo; tot ter Boekt, 1770, ZOS 45, 4 vo; gelegen ter Bockt, 1775, ZOS 46, 19 vo. Boekt = beukenbos, een afleiding met het -t-suffix van boek = beuk. Semantisch te vergelijken met de volgende samenstellingen van boek met hout, resp. lo: Bocholt, 1162 bucoltGa naar voetnoot(41), en Boekel (gehucht van Tessenderlo), 1464 te BoekelleGa naar voetnoot(42). Ter (het lokaliserend voorzetsel te + der, dat. vr. enk. van het bepaald lidwoord) heeft aanvankelijk nog een lokatieve functie, maar is recenter met het grondwoord tot een eenheid vergroeid. Toch is thans Boekt gangbaarder dan Terboekt. De afleiding met het suffix -t is gewoon: type Hasselt, Hulst e.a. Genk kent ook een gehucht Terboekt, 1453 ter BoecktGa naar voetnoot(43), en in Peer is er het gehucht Bokt, 1610 op die BocktGa naar voetnoot(44). 2.6.2. Teneiken (Zonhoven): Gelegen ten Eijken, 1432, ZS I, 48 vo; 1527, ZS 4, 2; 1573, ZS 8, 23; 1638, ZS 15, 7; gelegen ten Eijcken, 1568, ZS 7, 206 vo; ten IJken gelegen, 1589, ZS 9, 5; onder Eijcken gelegen, 1695, ZS 21, 3; 1751, ZS 29, 324 vo; te Geneijken, 1716, ZS 24, 210 vo; ten Eijkenen gelegen, 1726, ZS 25, 122 vo; 1745, ZS 29, 78 vo. Teneiken, verlengd tot Teneikenen, betekent zoveel als ‘eikenbos’. Toch kwamen zuivere eikenbossen in de Kempen niet voor, wel het gemengd bos met de eik als karakteristieke boomsoort. Ten (voorzetsel te + den, dat. mv. van het bepaald lidwoord) is een fonisch bestanddeel van de eigennaam geworden; vgl. met de Houthalense gehuchtnamen Tenhaagdoorn (2.6.3), Tenhout (2.5.2) en Tenrijt (2.3.4). | |||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||
Vergelijkbaar is ook de Lummense gehuchtnaam Geneiken: 14de e. tot gheen EijckenGa naar voetnoot(45), waarin het aanwijzend voornaamwoord ge(e)n een fonisch bestanddeel van de eigennaam werd. Vgl. ook de eenmalige vermelding 1716 te Geneijken m.b.t. Teneikenen. Zie verder onder Tenrijt (2.3.4). 2.6.3. Tenhaagdoorn (Tenhout, Houthalen): Die moelen van Haechdoren, 1436, HS 6, 25; die moelen ten Haeghedoren, 1456, id., 160; ten Haechdoren, 1475, HS 7, 30 vo; 1655, HS 8, 46 vo; 1673, HS 9, 1; een jaut ten Haechdoeren geleghen, 1681, HS 9, 98; ten Hagdorne gelegen, 1743, HS 11, 25 vo; ten Hagdoren, 1749, id., 131; gelegen tot Genhagdorene, 1751, id., 194 vo; ten Haegdoren gelegen, 1772, HS 13, 108; tot Hagdoren, 1786, HS 14, 248 vo; Tenhaegdoorn, K 1844. Nederzetting ressorterend onder Tenhout (2.5.2), waarvan het als een subentiteit kan beschouwd worden: in 1796 amper 83 inwoners of ca. 7 procent van de bevolking van Houthalen. Grotendeels onbebouwd gebied: de Tenhaagdoornheide is enkele honderden hectaren groot (F 950-55, 957-58, 967-84, 986-87 en 1003-09). Ook bekend om zijn twee watermolens (F 802-03). Mnl. hagedo(o)rn ‘tot haag dienende doornstruik, dorenhaag’. De haagof meidoorn diende o.m. voor de heining van landerijen. Het is een ontgonnen gebied dat om die reden ook met houtwallen moest afgeschermd worden. Ten, dat ook hier met het basiswoord tot een eenheid versmolten is (zie ook vorig nummer), wijst erop dat we met een nederzettingsnaam te doen hebben. | |||||||||||||||
2.7. Rode-namen.2.7.1. Stokrooie (Zolder): 1154 Stoccherode, 1218 Stocrode, 1220 Stokerode, StokenrodeGa naar voetnoot(46); te Stockroije, 1433, ZOS 1, 5 vo; Stockroede, 1444, ZOS 21, 130 vo; tot Stockroij, 1518, ZOS 25, 3 vo; te Stockroede, 1539, ZOS 27, 32 vo; tot Stockroije, 1668, ZOS 35, 1; te Stockrode, 1786, ZOS 47, 217. Het boslandschap waarnaar zovele Kempische nederzettingsnamen refereren, bestaat niet meer. Dit boslandschap degenereerde tot een heidegebied, hierbij geholpen door de mens die op grote schaal bossen | |||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||
rooide. Enkele nederzettingsnamen in het Land van Vogelzang staan in relatie tot zulke bosrooiingen, die vermoedelijk uit de late mideleeuwen dateren. In de eerste plaats is er Stokrooie, tijdens het Ancien Régime één van de vijf kwartieren van Zolder. Bij K.B. van 31.3.1970 bij Kuringen gevoegd; thans deel van groot-Hasselt. Het tweede lid is Mnl. rode ‘bosrooiing’, zoals in het aangrenzende Herkenrode en in Geenrode onder Meldert; als eerste bestanddeel o.m. in Rotem bij Dilsen en onder Halen.
Stok, ook in Stokkem en Terstok (Brustem), betekent letterlijk ‘boomstam, stronk(en)’: wat overbleef na de rooiing? Daar Stokrooie vrij laag ligt (25 m aan de Demer tot 35 m tegen Zolder), kan hier in eerste instantie gedacht worden aan een gerooid elzenbos in de Demervallei. 2.7.2. Ubbersel (Houweiken-Heusden): Dries van Ebbersroij, 1447, HES 4, 1 vo; tot Ebersroij, id., 3; tot Obbersroij, 1531, id., 206; 1548, HES 5, 1 vo; vanden goede Tobbersroij gelegen, 1555, id., 61. ii dachmael broex gelegen tot Obbersloe, 1504, HES 4, 97; te Obbersloe, 1528, id., 183; huijs tot Obbersel gelegen, 1567, HES 5, 161 vo; 1650, HES 8, 11; 1780, HES 14, 71 vo; huijs tot Obbersloe gelegen, 1579, HES 6, 17 vo; onder Ubbersel, 1631, id., 121; tot Ubbersel, 1748, HES 12, 170; 1770, HES 14, 2 vo. De huidige grafie is misleidend, want de uitgang -el kan de voorstelling wekken dat wij met een lo-naam te doen hebben - in bijtonige positie normaal verdoft tot -el -, nog versterkt door 16de-eeuwse vormen als Obberslo. De oudere vermeldingen wijzen evenwel uit dat het een rode-naam is, waarbij -rooi werd gesubstitueerd door -lo. Dezelfde substitutie heeft zich voorgedaan in de Genkse nederzettingsnaam Langeren, het eindprodukt van de volgende ontwikkeling: 1) 1444 LangroijGa naar voetnoot(47), 1455 LangherodeGa naar voetnoot(48), 2) 1598 tot LangerloGa naar voetnoot(49), 3) 1790 te LangerenGa naar voetnoot(50). Het eerste lid is vermoedelijk een persoonsnaam: Ebbers, teruggaand op Egbert. Met labialisering tot Obbers en palatalisering Ubbers. | |||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||
2.8. Veldnamen.Talrijke Kempische nederzettingsnamen zijn oorspronkelijk veldnamen. Wanneer de overdracht plaatsvond, is natuurlijk niet aan te geven. Op grond van vermeldingen kan men toch stellen dat de meeste namen van dit type omstreeks 1200 reeds als nederzettingsnamen functioneerden. 2.8.1. Terdonk (Zonhoven): Gelegen ter Donck, 1427, ZS 1, 20 vo; 1468, ZS 2, 232 vo; 1528, ZS 4, 43; 1554, ZS 6/2, 33; 1639, ZS 15, 38; 1698, ZS 21, 213 vo; 1744, ZS 29, 12; ter Doenck, 1556, ZS 6/2, 176; gelegen tot Donck, 1726, ZS 25, 86; Terdonk, K 1844. Donk wordt in de naslagwerken gewoonlijk gedefinieerd als ‘een zandige opduiking in een moerassig terrein’. Concreter is: ‘Laag gelegen gronden (vandaar meestal hooilanden) tussen een depressie (moerasgebied) en de heide; hogere ligging naar de heide’. De eigenlijk donk is een hooilandgebied tussen de nederzetting en een wijerzone tegen Kuringen-Zolder. De nederzetting Terdonk die hiernaar genoemd werd, ligt merkelijk hoger. Formeel is Terdonk te vergelijken met Termolen (Zonhoven) en Terlamen (Zolder). In 1427 ter Donck heeft te (+ der) nog een lokatieve functie, evenals in 1726 tot Donck, maar dan met tot, nevenvorm van te. In Terdonk (thans verbonden met het voorzetsel op), is het eerste lid een functieloos fonisch bestanddeel van de eigennaam geworden. Donk komt in het Land van Vogelzang frekwent voor als veldnaam. Soms betreft het nog gemeentelijke grond: (Zolder) die ghemein Donck, 1434, ZOS 1, 28 vo. Op de hogere ligging wijzen de bepalende bestanddelen van:
Op Houthalens en Zonhovens grondgebied ligt er aan weerszijden van de Laambeek een donkcomplex, voornamelijk hooiland. In de gemeente Houthalen wordt deze donk in 1495 ook omschreven als: bampt gelegen in die Eijgendonck (HS 7, 168 vo). - Eigen = Houthalens gebied, in tegenstelling met ‘de Zonhovense donk’. | |||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||
Tenslotte nog een kleine greep uit de vele donknamen in het hier besproken gebied:
2.8.2. Hemmen (Zonhoven): Gelegen ten Hemmen, 1427, ZS 1, 18; 1443, id., 209 vo; 1527, ZS 4, 3; 1551, ZS 6, 198; 1632, ZS 14, 12; 1781, ZS 39. 4 vo; Hemmen, K 1844. Mnl. ham ‘gras- of weiland gelegen in een bocht van een waterloop; afgeperkt of omheind land’ (MW III: 63-64, 319). Hemmen is de datief meervoud (umlaut en uitgang -en) van ham. De nederzetting met de daarbij horende landerijen is langs drie zijden besloten door de Rooster- en Hemmenbeek, en ligt in een bocht van de Roosterbeek. 2.8.3. Schoot (Heusden): Huijs gheleghen Tscoette, 1478, BS 32, 132; gelegen onder Scoet, 1518, BS 33, 137 vo; huijs te Scoet gelegen, 1555, HES 5, 65 vo; gelegen Tschoot, 1589, BS 35, 19; tot Scoet, 1658, BS 41, 103 vo; tot Scoet, 1677, HES 9, 24; tot Schoot, 1748, BS 49, 174 vo. Schoot ‘beboste hoek land uitspringend in een moerassig terrein’Ga naar voetnoot(51). Er is steeds de tegenstelling hoger land vs. depressieGa naar voetnoot(52). Deze Heusdense nederzetting ligt hoger dan het aangrenzende hooilandterrein tegen Zolder, de eigenlijke schoot waarvan de naam op de nederzetting werd overgedragen: Een boenre broex gheleghen inden Scoet, 1481, BS 32, 212 vo; bampt gelegen bijden Schoet, 1513, BS 33, 65; een zijl broex inden Scoot, 1522, HES 4, 156 vo; twee dachmael brouckx gelegen inden Schoot, 1602, BS 36, 122. Schoot is in de Limburgse Kempen ook een gehuchtnaam in Beek en Tessenderlo. Meestal komt Schoot voor als veldnaam (meestal hooiland, soms bouwland), wat logisch is, gezien het een terreinnaam is; zoals in Heusden - en eveneens in Beek en Tessenderlo - kon de naam gebeurlijk op een nederzetting worden overgedragen. | |||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||
De grondbetekenis van schoot - thans als soortnaam nog bekend in de betekenis van schoot van een kleed - is (drie)hoek, iets dat uitsteekt of uitspringt, een verbaalnomen bij het ww. schietenGa naar voetnoot(53), vandaar in de toponymie: hoger gelegen land t.o.v. een broekgebied, in hoekvorm naar voren springend. Eveneens bij schieten horen schot en (met vocaalrekking) schoot ‘afgeschoten of afgeperkte ruimte’, i.c. voor ontgonnen land, zoals in (Zonhovens) Waarscho(o)t. 2.8.4. Waard (Zonhoven): 1386 op ene bonre of bat winnens lant ghelegen bieder WardenGa naar voetnoot(54); ghelegen ter Waerde, 1422, ZS 1, 7 vo; achter gheen Warde, 1465, ZS 2, 230 vo; die Waerde ter Waerden gheleghen, 1478, id., 332; gelegen in gheen Ward, 1517, ZS 3, 263 vo; huijs ende hoef in geen Waerd gelegen, 1545, ZS 5, 379 vo; gelegen in die Warde, 1557, ZS 6/2, 242; huijs ende hooff gelegen inde Waerde, 1624, ZS 13, 19 vo; huijs ende hoff indie Waert gelegen, 1708, ZS 23, 68 vo; in de Waert gelegen, 1744, ZS 29, 34; Waerde, K 1844. In de volksmond [wārt] en niet [wiart], zodat niet kan aangesloten worden bij Mnl. waert, weert ‘1) riviereilandje, 2) laag liggend land dat vaak onder water staat’ (MW IX: 1318-19); in dit geval zouden ook oude vormen als weert, resp. weirt moeten voorkomen. Hier geldt daarom vrijwel zeker waard = behoede plaats, bij Mnl. waerden ‘behoeden’ (MW IX: 1553-54). De betekenis is: omheind of gevreed nieuwland, uit het gemeenschappelijke veld of de vroente ontgonnen. Te vergelijken met Oudengels weardGa naar voetnoot(55). De bedoelde ontgonnen grond is begrensd door heide, bekend als de Kremer. Zoals bij de andere namen sub 2.8 werd een terreinnaam overgedragen op de daarachter gelegen nederzetting. | |||||||||||||||
2.9. Berg.2.9.1. Bolderberg (Zolder): 1154 BalreberhGa naar voetnoot(56); ghelegen te Baelreberch, 1440, ZOS 21, 29; 1456, ZOS 22, 16; tot Baelreberch, 1518, ZOS 25, 2; te Barleberch, 1526, id., 177; den voetpaet naden Baelreberch, | |||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||
1549, ZOS 27, 359 vo; capelle opden Balderberch, 1680, ZOS 36, 58; Bolderbech/Boelderberch, 1694, ZOS 36, 324; onder ter Boekt aen den voet van den Balreberg, 1764, ZOS 44, 2 vo; woonende tot Bolreberg, 1775, ZOS 46, 17; woonachtigh op den Bolderbergh, 1787, ZOS 48, 50. Nederzetting bij een berg ‘hoogte’, bekend als Galgeberg: een stuck bosch ghelegen op den Galghbergh, 1437, ZOS 20, 110 vo. Tussen het site van de nederzetting en de eigenlijke berg is er een niveauverschil van circa 20 meter. Gysseling geeft als verklaring: Germ. balan, dat. sg. bij bala- ‘wit’ of balwan, dat. sg. bij balwa- ‘slecht’ + bergGa naar voetnoot(57). Deze verklaring wil ik nochtans niet bijtreden. M.i. heeft zich in (1154) Balreberh reeds een -rl-omzetting voorgedaan, zodat de grondvorm *Barleberg zou zijn. Zulke -rl-omzetting constateerden we reeds bij de gemeentenaam Zolder (2.5.3). In 1526 Barleberch duikt de grondvorm uitzonderlijk nog eens op. Barle is een samenstelling van Mnl. baer ‘naakt, open, bloot’ (een synoniem is schoon) en lo ‘bos’, hier reeds in de verdofte vorm le (zie onder 2.5). De betekenis van *Baarlo is wellicht gerooid bosGa naar voetnoot(58), en van *Baarloberg: gerooid bos op of bij een berg, met nadien een overdracht op de nabijgelegen nederzetting. De ontwikkeling van Baalreberg tot Bolderberg is normaal met 1) vokaalverkorting, 2) invoeging van d. In Tessenderlo, niet ver van Zolder, treffen we de nederzettingsnaam Baarle aan, 1160 BarleGa naar voetnoot(59), ontwikkeld tot Baal: 1479 te BarleGa naar voetnoot(60); 1502 (1770) tot BaerleGa naar voetnoot(61); 1552 onder BarloeGa naar voetnoot(62); 1604 tot BaerlGa naar voetnoot(63); 1606 (1720) tot BaelGa naar voetnoot(64); 1693 tot BarloGa naar voetnoot(65); 1744 tot BaleGa naar voetnoot(66); 1754 onder BaelGa naar voetnoot(67). | |||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||
2.9.2. Molenberg (Houthalen): Den Molenberch, 1480, HS 7, 75; die weijerkens gelegen aen den Moelenbergh, 1729, HS 10, 62 vo; den Molenberg, 1766, HS 12, 133 vo; Molenberg, K 1844. Hoog gelegen heidegronden (E 657-667; F 553, 559-561, 630, 635-641, 643, 654-675), genoemd naar de ligging bij de watermolen(s) (F 802-803) op Tenhaagdoorn (2.6.3). Op deze gemeentegronden werd in het begin dezer eeuw een mijncité opgetrokken.
2.10. Termolen (Zonhoven): Gelegen ter Mollen, 1437, ZS 1, 120 vo; ter Molen, 1468, ZS 2, 232 vo; 1547, ZS 5, 494 vo; ter Moelen gelegen, 1568, ZS 7, 221; 1627, ZS 13, 194; tot der Moelen gelegen, 1570, ZS 7, 273; gelegen ter Muelen, 1576, ZS 8, 166 vo; 1636, ZS 14, 266; ter Meulen gelegen, 1638, ZS 15, 11 vo; 1753, ZS 30, 15; onder Moelen gelegen, 1695, ZS 21, 70; ten gehuchte van Molen, 1784, ZS 39, 217; Termolen, K 1844. Nederzetting genoemd naar de ligging bij een korenmolen op de Roosterbeek. Formeel te vergelijken met Terdonk (Zonhoven) en Terlamen (Zolder). | |||||||||||||||
2.11. Zand en Zavel.Zavel (uit lat. sabulum) en Zand zijn gewoon als veldnamen - meestal als eerste lid in samenstellingen -, zulks voor landerijen op lichte en droge zandbodems. Ook nederzettingen op zulke zavelachtige bodems werden zo wel eens genoemd; het betreft dan meestal een subentiteit van een gehucht.
2.11.1. Zand (onder Engstegen, Zonhoven): Huijs ende hoff opt Sant, 1708, ZS 23, 50; huijs ende hoff gelegen op Sant, 1742, ZS 28, 228 vo; ten Engstegen op t' Sand, 1787, ZS 41, 21; op het Zand, K 1844. Kleine woonkern (in 1844 zeven huizen), door wegen besloten, in het gehucht Engstegen.
2.11.2. Zavel.
| |||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
2.12. Steeg en straat.2.12.1. Bruinstraat (Zonhoven): Huijs ende hoff gelegen te Colveren indie Bruijn Straet, 1631, ZS 13, 437; aende Braunestraet, 1662, ZS 17, 31; in die Bruijnstraet gelegen, 1715, ZS 24, 125; in de Breijnstraet, 1738, ZS 28, 55; onder Colveren inde Brunstraet gelegen, 1764, ZS 31, 329; huijs gelegen tot Colveren in de Bruijnstraet, 1781, ZS 39, 2; Bruinstraet, K 1844. Straatnederzetting, deelgehucht van Kolveren (2.2). Zoals in de veldnamen die Braun (1716, ZS 24, 205) en die Bruens Heije (1438, ZS 1, 124 vo) is het eerste lid een persoonsnaam: Bruijnen, resp. Bruijns. De verkorting tot bruin- wijst op een reïnterpretatie van de familienaam als (kleur)adjectief. 2.12.2. Engstegen (Zonhoven): Ter Ingestegen, 1427, ZS 1, 14; ter Engstegen gelegen, 1438, id., 127; 1533, ZS 4, 187 vo; 1639, ZS 15, 11; gelegen ter Ingestegen, 1440, ZS 1, 156; ter Enxstegen gelegen, 1457, ZS 2, 120; gelegen ter Ingstegen, 1527, ZS 4; 3 vo; ter Ijngstegen gelegen, 1556, ZS 6/2, 175 vo; gelegen ter Engstegen, 1743, ZS 29, 8; Engstegen, K 1844. Overdracht van steeg ‘smalle weg’ op een nederzetting. Engstegen is de dat. vr. enk. van eng ‘smal, nauw’ + steeg ‘pad, weg’ (bij stijgen, hoewel het niet noodzakelijk een ‘stijgende’ weg moet zijn). Steeg is in Zonhoven en andere Middenlimburgse gemeenten zeer gangbaar, in tegenstelling met b.v. Noord-Limburg, waar (voet)pad gewoon is. Door de werking van het aanvangsaccent is de tweede syllabe verdoft, vandaar [ẹŋstəγə].
2.12.3. Halveweg (Zonhoven-Zolder): Gelegen op den Halven Wege, 1530, ZS 4, 107; gelegen op den Halven Wech tusschen Hasselt ende Zuijlre, 1531, id., 122; gelegen opden Halvenwech, 1639, ZS 15, 42; 1697, ZS 21, 191; op den Halfven Wegh, 1764, ZS 31, 283; Halveweg, K 1844. | |||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||
Ook vermeld voor Zolder: gelegen opden Halven Wech, 1503, ZOS 26, 9 vo; 1678, ZOS 36, 16 vo; gelegen op den Halven Wegh, 1778, ZOS 46, 140. Bedoeld is (een deel van) de weg Zolder-Zonhoven, richting Hasselt, halfweegs op Zonhovens grondgebied. Er was ook een herberg, een pleisterplaats voor hen die van Zolder naar Hasselt trokken. Thans is Halveweg een afzonderlijke parochie. 2.12.4. Klapstraat (Zonhoven): In die Clapstraet, 1534, ZS 4, 247; inde Clapstraet, 1624, ZS 13, 15 vo; gelegen indie Klapstraet, 1697, ZS 21, 165; de Claepstraet, 1791, ZS 42, 161; Klap Straet, K 1844. Deelgehucht van Heuven. Deze straat die naar de gemene heide leidde, kon met een klapveken of klapgader afgesloten worden. | |||||||||||||||
2.13. Einde en hoek.2.13.1. Einde
| |||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||
2.13.2. Hoek.
| |||||||||||||||
2.14. Dorp, Plein en Biest.2.14.1. Dorp. De gangbare naam voor het dorpscentrum in de Limburgse Kempen is Dorp. Hierbij sluiten Heusden, Houthalen en Zonhoven aan.
2.14.2. Biest en plein. Zolder sluit eerder bij de Antwerpse Kempen aan, waar behalve Dorp ook vele andere namen voor het dorps- en gehuchtscentrum gangbaar zijn (waren) zoals Plaats, Plein, Singel e.a.Ga naar voetnoot(72) Zolder kent Biest en Plein. | |||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
3. Besluit.Het nederzettingsnamenpakket in de heerlijkheid Vogelzang - en in ruimer opzicht in de Kempen - lijkt op het eerste gezicht een bont allegaartje zonder enige systematiek. Niets is minder waar. Wel zijn nederzettingsnamen ‘in de etymologische zin’ zeldzaam; in het hier behandelde gebied treffen we er slechts twee met zekerheid aan, nl. Berkenen en Heuven, namen van nederzettingen die onder Zonhoven ressorteren. De meeste Kempische nederzettingsnamen zijn primair natuurnamen, waarbij - zoals in het land van Vogelzang - twee subgroepen domineren: 1) waternamen en namen die hiermee in relatie staan, 2) namen die op de vroegere (loof)bosbegroeiing wijzen. Binnen het pakket is er verder nog een etymologische diversiteit en geen uniformiteit. Deze natuurnamen zijn op een bepaald ogenblik als nederzettingsnamen gaan functioneren, maar over het ‘wanneer’ tasten we vrijwel steeds in het duister, omdat de bronnen ontbreken. De Kempische nederzettingsnamen zijn formeel soms zeer oud; sommige mogen tot de jong-prehistorische periode gerekend worden.
Eksel. J. Molemans |
|