Naamkunde. Jaargang 14
(1982)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 1] | |
Van bentheimse plaatsnamen afgeleide familienamen in Noord- en Oostnederland II.In deel I van dit artikelGa naar voetnoot(1) is o.a. gewezen op de vele homoniemen en bijna-homoniemen onder de naamgevende plaatsnamen en is gekozen voor een voorlopig uitstel in de behandeling van de daaruit voortvloeiende probleemgevallen onder de betrokken familienamen. Dit laatste geschiedde o.m. om de in deel I verkregen inzichten bij de verdere bespreking van dit onderwerp als aanvullende gegevens ter beschikking te hebben. Over de tot dusver buiten beschouwing gelaten bentheimse toponiemen en hun mogelijke invloed op het familienamenbestand van Noord- en Oostnederland kan, beginnende met Achterberg, het volgende worden opgemerkt.
1. Achterberg, boerschap (bsch.) Obergrafschaft (OG.). Er zijn daarnaast twee nederzettingen Achterberg in resp. de utrechtse gemeente Rhenen en bij Kempen in het Nederrijngebied ter hoogte van Venlo. Verder bestond er vroeger een buurtschap Achterberg in de noordbrabantse gemeente DongenGa naar voetnoot(2). De betreffende nederlandse familienaam is met zijn varianten - zie het Nederlands Repertorium van Familienamen (NRF) sub (Van) Ach(g)terberg(h) - in de drie noordelijke provincies uiterst schaars vergegenwoordigd. In Overijsel concentreren zich de (relatief vele) dragers vooral in Enschede en Borne, wat strookt met het in deel I verkregen en daar ook op een kaart weergegeven algemene verspreidingspatroon. Die kaart werd op blz. 35 van het eerste deel van deze bijdrage, en ter verduidelijking van de hiernavolgende tekst, op blz. 2, hierachter opnieuw gepubliceerd. Een | |
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
samenhang met het bentheimse toponiem ligt hier wel zeer voor de hand. Anders daarentegen in Gelderland, waar het geografische beeld weliswaar eveneens een vertrouwde indruk maakt (concentraties in Ede, Arnhem en Nijmegen), maar waar de onmiddellijke nabijheid van de utrechtse plaats Achterberg en de hoge frequentie van de betreffende familienamen in die provincie een samenhang met Bentheim hoogst onwaarschijnlijk maken. Overigens heeft ook het noordbrabantse Achterberg familienamen opgeleverd, wat aan hun verspreiding aldaar duidelijk is te zien. Rondom Dongen - o.a. in Sprang-Capelle, Loon op Zand, Tilburg, Breda, Oosterhout en Raamsdonk - zijn deze namen frequenter dan in andere delen van de provincie Noord-Brabant. Wat tenslotte het nederrijnse gehucht Achterberg betreft, helemaal uitgesloten is een beperkte invloed op ons familienamenbestand niet; veel nederrijns-kleefse plaatsnamen hebben immers op soortgelijke wijze gefunctioneerd (v. Emmerik, v. Kleef, v. Calcar, v. Gogh, v. Wezel, v. Geldern etc. etc.). 2. Adorf, bsch. Niedergrafschaft (NG). Naast twee identieke plaatsnamen in Hessen en Rijnland-Palts zijn er verder het groningse Adorp (dorp en gemeente) en het overijselse Aadorp (gemeente Vriezenveen). In de tot dusver verschenen delen van het NRF werd geen familienaam aangetroffen, die afgeleid zou kunnen zijn van (een van) de genoemde toponiemen. 3. Arkel, bsch. NG. De bentheimse plaatsnaam heeft, klaarblijkelijk zonder succes, moeten concurreren met Arkel in Zuid-Holland, verder waarschijnlijk met Arkel (Antwerpen)Ga naar voetnoot(3). De familienamen Van Arkel en - geflekteerd - Van Arkelen zijn in de drie noordelijke provincies en in Overijsel helemaal niet of schaars vertegenwoordigd, in Gelderland echter met meer dan 300 dragers, die vooral in het Rivierengebied wonen, met name in de Neder-Betuwe. Het is duidelijk dat wij hier met intern-nederlandse herkomstnamen te maken hebben; een verbinding met Bentheim of Vlaanderen is tamelijk onwaarschijnlijk ook al vanwege de relatief grote betekenis van het zuidhollandse Arkel. Volledigheidshalve zij tenslotte nog gewezen op de alleen in de provincie Groningen - vooral in het westerwoldse Vlagtwedde - voorkomende familienaam Ter Arkel, kennelijk behorend bij een - voorlopig echter nog niet geïdentificeerd - mikrotoponiem dan wel boerderijnaam, kategoraal dus geen herkomst- maar een adresnaam. | |
[pagina 4]
| |
4. Bakelde, bsch. OG. Er is geen onmiddellijke concurrent voor deze plaatsnaam, want Bakeld bij Pott staat foutief voor Borkeld (gemeenten Holten en Rijssen in Overijsel). De familienamen Van Bakel, Van Bakelen en Bakelaar, naar het zuiden van Nederland toenemend frequent, behoren bij de naam van de noordbrabantse plaats Bakel. 5. Bardel, bsch. OG. Er bestaat tevens een Bardel in Nederland, d.i. Bardel of Baarlo in de overijselse gemeente Zwartsluis. Sub Bardel wederom foutief bij Pott - hij geeft Staphorst als gemeente aan -, correct bij Pott echter sub Baarlo. Er werd geen familienaam gevonden, die samenhang vertoont met bentheims of overijsels Bardel. Groot is het aantal familienamen echter, dat van de in Nederland, België en Duitsland vaker optredende toponiemen Ba(a)rlo/Ba(a)rle is afgeleid. Zie wat Nederland betreft in de NRF-delen bijv. Van Baarle(n), Van Barrelo, Barlo en Van Barelo. 6. Berge, NG. Het zeer grote aantal Berg-, Berge- en Bergen-toponiemen in Nederland, België en Duitsland (en daarbuiten) maakt een onderzoek naar een mogelijke samenhang tussen deze bentheimse plaatsnaam en nederlandse familienamen als Berge, Van Berge, Bergeman, Berger etc. onmogelijk. 7. Brecklenkamp, bsch. NG en Breklenkamp, gemeente Denekamp. Er werden geen van dit overijsels-bentheimse toponiem afgeleide familienamen in de tot dusver verschenen delen van het NRF aangetroffen. 8. Dinkel, rivier. Deze ontspringt volgens Van Goors Aardrijkskundig Woordenboek ‘in Munsterland, komt bij Gronau in ons land (...), verlaat Overijssel weer en komt bij Neuenhaus op de Vecht’. Als slechts voor een gedeelte bentheimse waterloop wordt de Dinkel hier dan ook alleen volledigheidshalve genoemd; nog afgezien van de vraag of familienamen uit riviernamen zonder meer tot de kategorie van de herkomstnamen gerekend mogen wordenGa naar voetnoot(4). Met enige zekerheid mag men hier wel de familienaam Dinkelman noemen, die, afgezien van het uiterste noorden, overal in Nederland wel met een enkele drager aan te treffen is, maar binnen Noord- en Oostnederland duidelijk geconcentreerd in Enschede en vooral in het gelderse Laren optreedt. In die gemeente is Dinkelman met 59 van de in totaal 90 gelderse naamdragers a. 1947 zelfs een zgn. kernnaam. Niet bij de waternaam Dinkel, | |
[pagina 5]
| |
maar bij de noordduitse plaatsnamen Dinklage en Dinklar behoren familienamen als Dink(e)la en Dink(e)laar. 9. Egge, bsch. NG. Naast 1 × Egge bij Hameln aan de Wezer en 4 × in Noordrijn-Westfalen en verder vooral zuidduits Egg en Eggen treedt in Nederland slechts 1 × Eggen als concurrerende nederzettingsnaam op (naam van een buurtschap in het limburgse Brunssum). Er komen in het NRF geen herkomstnamen voor, die met een van de genoemde toponiemen in verbinding zouden kunnen staan. Familienamen als Egge, Eggen, Eggens, Egger behoren bij de mannelijke roepnamen Egge en Egger en daarmee tot een andere kategorie. 10. Esche, bsch. NG. Net als bij Berge en varianten (§6) blokkeren een groot aantal duitse, nederlandse en belgische bijna-homoniemen onder de nederzettingsnamen (Esch, Eschen, Essen etc., de diverse etymologieën wederom daargelaten), verder het veelvuldige voorkomen van es en varianten in de mikrotoponymie èn tenslotte ook nog concurrerende vormen onder de roepnamen (Esse, Escher en consorten) een verantwoord onderzoek naar de mogelijke invloed van onze nederzettingsnaam Esche op het noordoostnederlandse familienamenbestand. Aangenomen worden mag echter wel dat ook het bentheimse toponiem een, zij het waarschijnlijk kleine bijdrage heeft geleverd tot de tamelijk hoge frequentie van namen als Van Es en Van Esch in Nederland. 11. Haar, OG; deel van de bsch. Holt und Haar. Zoals bekend treedt het bij germ. haru ‘zandige heuvelrug’ behorende en tot op heden de dag virulente toponymische element haar dermate frequent op, dat, juist ook bij een simplex-vorm als de onderhavige, een verder onderzoek ondoenlijk is. Dit geldt uiteraard ook voor holt. 12. Halle, bsch. NG. Het aantal homoniemen is in dit geval bijzonder groot en betreft vooral duitse en belgische plaatsen. Binnen Nederland concurreren vooral Halle en Hall in Gelderland en zeker twee maal Hal in Noord-Brabant. Verder komt halle ook in boerderij- en huisnamen en mikrotoponymisch voor, wat o.a. familienamen als Halman, Ter Halle of Verhalle heeft opgeleverd, kategoraal dus adresnamen. De meest frequente vormen onder de herkomstnamen zijn Van Hal en Van Halle, en wel met een van noord naar zuid gestaag toenemende frequentie. We hebben hier m.a.w. kennelijk intern-nederlandse herkomstnamen voor ons; een bijdrage vanuit Bentheim, zo die er is, kan moeilijk worden bewezen. 13. Hesingen, bsch. NG en Hezingen, gemeente Tubbergen. Er | |
[pagina 6]
| |
werden geen bij dit overijsels-bentheimse toponiem behorende familienamen gevonden. 14. Hilten, bsch. NG. Als mogelijke concurrenten kunnen optreden 2 × Hilter in het noordelijke Eemsland en bij Osnabrück, Hilte in de drentse gemeente Gieten, Hild of Hilt in de noordbrabantse gemeente Moergestel, en verder 2 ×, volgens M. Pott zelfs 3 × Hulten als namen van noordbrabantse gehuchtenGa naar voetnoot(5). De eerste in dit verband te noemen familienaam is Van Hilten, die in Noord- en Oostnederland uiterst schaars is vertegenwoordigd. In Gelderland neemt de frequentie weliswaar enigszins toe (14-46), maar dat betreft vooral het Rivierengebied. Frequentie en verspreiding van Van Hilten passen dus geheel niet in het beeld zoals wij dat eerder van het bedoelde soort namen hebben kunnen schetsen. Hierbij komt dat de frequentie naar het westen toe verder stijgt: in de provincie Utrecht werden 134 dragers van deze naam geteld, in Noord-Holland 73Ga naar voetnoot(6), in Amsterdam 110, in Zuid-Holland 47Ga naar voetnoot(7), in Den Haag 23, in Rotterdam 74. Enig verband met de naam van de bentheimse ‘Bauerschaft’ lijkt na dit alles zeer onwaarschijnlijk. Het ligt dan ook meer voor de hand Van Hilten als een internnederlandse herkomstnaam te beschouwen en te plaatsen bij een of meer van de genoemde noordbrabantse nederzettingsnamen Hulten. Immers, op Noord-Brabant wijzende herkomstnamen nemen in het algemeen juist in het westen des lands een niet geringe plaats inGa naar voetnoot(8), en daar is tevens de ontronding van -u- in bepaalde positie tot -i- of -e- niet ongewoonGa naar voetnoot(9). Een bevestiging van deze laatste overweging biedt het feit dat -u- en -i-/-e- wat het onderhavige geval betreft in Noord-Brabant en Noord- en Zuid-Holland complementair optreden, | |
[pagina 7]
| |
d.w.z. dat in Noord-Brabant naast vormen als Van Hulten en Hultermans met elk honderden dragers slechts enkele personen werden geregistreerd die bijv. Van Hilten, Hilterman of Van Helten heten, maar dat dit in het westen des lands precies omgekeerd is. Wat overigens Hilterman betreft, men moet er volledigheidshalve op wijzen dat dezelfde naam los van de geschetste autochtoon-nederlandse ontwikkeling tevens in Duitsland is ontstaan, kennelijk uit een der aan het begin van deze paragraaf genoemde nederduitse toponiemen. Men ontmoet dan ook hier en daar in Nederland wel eens een HiltermannGa naar voetnoot(10). 15. Holt, OG, deel van de bsch. Holt und Haar. Zie verder § 11. 16. Hoogstede, bsch. NG. Het aantal huis-, boerderij- en plaatsnamen dat met stad(e) en varianten als grondwoord (= plek, nederzetting etc. of oever) en met de nadere bepaling ‘hoog’ is gevormd, blijkt begrijpelijkerwijs bijzonder omvangrijk te zijn. Het is dan ook in dit kader ondoenlijk al deze namen uit België, Nederland en Duitsland te noemen; wij volstaan met enkele opmerkingen over de desbetreffende familienamen in Nederland, temeer omdat de rol van het bentheimse Hoogstede in deze beperkt lijkt te zijn. Onder de in aanmerking komende, naar vorm en spelling nogal variërende familienamen vallen door zekere concentraties op: Hoogstede (met kernen in Twente, de kop van Overijsel en in Wageningen), Hoogsteder (Arnhem/Nijmegen e.a. alsmede de hollandse provincies), Hoogstad(t) (Breskens, Vlissingen, Rotterdam, Den Haag), Hoogsteden (Rotterdam), Hanstede (Twente), Handstede (Zwolle, Zutphen, Nijmegen, Utrecht-stad, Den Haag, Rotterdam). Deze statistisch-geografische gegevens laten in elk geval toe een verbinding te leggen tussen de zuidwestnederlandse familienaam Hoogstad en de westvlaamse gemeentenaam Hoogstade, tussen de twentse familienaam Hanstede en een aldaar reeds in 1475 geregistreerde boerderijGa naar voetnoot(11), en tenslotte ook wel tussen, althans de meeste dragers van, | |
[pagina 8]
| |
de familienaam Hoogstede en de gelijkluidende bentheimse nederzettingsnaam. Voor dit laatste pleit zeer sterk het parallelisme met de geografisch-statistische resultaten van deel I van dit onderzoek. 17. Itterbeck, bsch. NG. Op enkele keren Van Iterbeeke en Iterbeke in het nederlandse zuidwesten na werden verder geen ‘passende’ familienamen in de tot dusver verschenen delen van het NRF aangetroffen. De genoemde vormen behoren uiteraard bij Itterbeek in de belgische provincie Brabant. 18. Kalle, bsch. NG. In Duitsland zelf treden als plaatsnamen concurrerend op Kall en Calle in Noordrijn-Westfalen en nogmaals Calle in Nedersaksen. In Nederland geldt dit vermoedelijk voor Kallen, naam van een gehucht in het limburgse WittemGa naar voetnoot(12), in België voor Kallo, Oostvlaanderen. Naast het allicht bekendere mikrotoponymische element kel(le) treedt met dezelfde hoofdbetekenis ‘waterleiding’ ook kal(le) op en bovendien is Kalle tevens roepnaam (m. en vr., < resp. Karl en Catharina)Ga naar voetnoot(13). Het is dan ook zo goed als zeker dat het bentheimse Kalle geen bijdrage tot het nederlandse familienamenbestand heeft geleverd. De familienaam Kalle die zijn kern in Zeeland heeft en in Noord- en Oostnederland slechts sporadisch opduikt, is wel zeker een patroniem. Van der Kallen is eveneens ten noorden van de grote rivieren zeer schaars vertegenwoordigd en treedt, deels massaal, daar op de voorgrond waar ook het ten grondslag liggende toponymische element bekend is: in Noord-Brabant en, zoals na publikatie van het betreffende NRF-deel wel zal blijken, in LimburgGa naar voetnoot(14). Tenslotte maakt de vrij verspreid maar nergens zeer frequent voorkomende familienaam Käller ook niet de indruk juist van onze boerschapsnaam te zijn afgeleid; als hij überhaupt al een herkomstnaam van het type op -er is, en niet een spellingsvariant van Keller of een bijnaam bij kallen ‘schwätzen’. 19. Laar, besch. NG. Zoals eerder Berg, Esche, Holt of Haar laat ook | |
[pagina 9]
| |
deze simplex-vorm van een zeer frequent voorkomend toponymisch elementGa naar voetnoot(15) slechts een paar opmerkingen van algemene strekking toe. Inderdaad is de eventuele bijdrage tot het geheel van de familienamen van Noord- en Oostnederland ook in dit geval nauwelijks af te bakenen; de concurrentie is immers groot, in Oostnederland vooral ook in de vorm van boerderijnamenGa naar voetnoot(16). Anderzijds spreken voor zo'n bijdrage de ligging van de grensplaats Laar en zijn vroegere betekenis voor handel en verkeer via de Vecht(e)Ga naar voetnoot(17), een gedachte die bevestigd wordt door opvallend veel huwelijkspartners ‘van het Laar’, ‘uit 't Laar’, ‘geb. in 't Laar’ en ‘van Laar’ in het register van Spint Arwt'nGa naar voetnoot(18). Men mag derhalve met enige zekerheid aannemen dat de deels hoge frequentie van familienamen als Laar en Van Laar in Drente en Overijsel mede een gevolg is van het bestaan van het bentheimse Laar. 20. Lage, NG. Het plaatsje is lange tijd als heerlijkheid een soeverein of zich soeverein gedragend territorium geweest, zodat men het, zuiver staatkundig geredeneerd, in de ons interesserende, de ‘naamgevende’ periode vòòr plm. 1800 geen bentheimse nederzetting mag noemenGa naar voetnoot(19). Dit is echter wel wat al te puristisch gedacht; het gaat hier tenslote om een plaats in het bentheimse. Als nederzettingsnaam staat ook Lage, zoals men zich kan denken, geenszins alleen. Naast verschillende identiek gespelde plaatsnamen voornamelijk in NW-Duitsland vallen als groep verder op meermalen Laag en Laach in ZW-Duitsland en enkele keren (het) Laag in Noord-Brabant. Het is duidelijk dat etymologisch voor de eerste groep in hel algemeen lage ‘open plek in het bos’ verantwoordelijk is, voor de tweede groep voortzetting van lat. lacus, | |
[pagina 10]
| |
voor de derde het gesubstantiveerde adjectief. Of de een of andere nederlandse familienaam van het bentheimse toponiem is afgeleid en zo ja welke, is zonder gericht genealogisch onderzoek niet te beantwoorden. Voor Noord- en Oostnederland wijs ik daarom slechts aarzelend op de weinig frequente, in het drentse Borger geconcentreerde familienaam Lage, terwijl een verbinding tussen onze plaatsnaam en de veel vaker voorkomende familienaam Lageman vanwege de grote concurrentie door lage-nederzettingsnamen, -mikrotoponiemen en -boerderijnamen zo goed als uitgesloten lijkt. 21. Lemke, bsch. NG. Zoals in deel I van dit artikel reeds aangestipt werd, is er naast het patroniem Lemke verder ook de plaatsnaam Lemke in Nedersaksen en tenslotte als bijna-homoniem Lembeke, naam van een gemeente in Oostvlaanderen (vgl. ook Lembeek in Belgisch Brabant). Men moet voor deze achtergrond de in Noord- en Oostnederland sporadisch optredende familienamen Lemke, Lemcke, Lemeke en Lempke wel zeker niet tot de kategorie van de herkomstnamen rekenen, maar ze als patroniemen van het type ongeflekteerde roepnaam beschouwen. 22. Neuenhaus, NG. Vanzelfsprekend zijn er in de duitstalige gebieden talloze homoniemen aan te wijzen, maar de ambtelijke spelling is in het geval Neuenhaus niet relevant, daar die van zeer late datum is. De plaatselijke uitspraak luidt volgens Rakers en Entjes Nijn(h)uus oftewel [nijənhu.s]Ga naar voetnoot(20) en in overeenstemming daarmee verschijnt het toponiem in de 17de- en 18de-eeuwse drentse trouwboekenGa naar voetnoot(21) als Nijhaus, Nieuwenhuis, Nijenhuis, Nienhuis, -huijs en -huys. Weliswaar is in al deze gevallen nog steeds de plaats van herkomst bedoeld, maar er wordt daarmee toch ook aangegeven welke ontwikkeling een desbetreffende achternaam in de nieuwe nederlandstalige omgeving zal nemen. Op deze wijze komt de bentheimse nederzettingsnaam echter naast een groot aantal eveneens naamgevende inheemse plaats-, huisen boerderijnamen van hetzelfde type ‘nieuw’ + ‘huis’ te staan en is daardoor het resultaat, de van een bepaald bentheims toponiem afgeleide nederlandse herkomstnaam dus, met onomastische middelen alleen niet op te sporen. Men vergelijke de NRF-delen sub Nieuwenhuis en varianten. | |
[pagina 11]
| |
23. Nienkerken (en varianten), een andere naam voor Gildehaus, OG (zie voor deze deel I, 33, noot 44). Over het waarom en vooral het wanneer van de (tijdelijke) tweenamigheid heerst in de oudere, maar ook nog de jongere literatuur heel wat onenigheid. Intussen mag echter als vrijwel zeker aangenomen wordenGa naar voetnoot(22), dat in de loop van de 13de eeuw een nieuw kerspel van het kerspel Schüttorf werd afgesplitst dat men dan volgens het bekende stramien Nova Ecclesia of Nienkerken ging noemen. Pas in het begin van de 14de eeuw verschijnt voor het eerst de naam Gyldehus en wint het daarna in de loop van die eeuw van de oorspronkelijke naamGa naar voetnoot(23). M.a.w.: Nienkerken blijkt als slechts tijdelijke en te oude vorm in ons kader niet relevant te zijn; en een en ander houdt ook in dat in het register van Spint Arwt'nGa naar voetnoot(24) ten onrechte als Bentheimer staat genoteerd: ‘Jansz., Harm, jg. geb. van Nijkerken uit Munsterland’. Dat is als geboorteplaats wel zeker een ander ‘Neuenkirchen’, waarschijnlijk het Neuenkirchen dat net buiten de grens van de graafschap bij Rheine ligt. 24. Nordhorn, OG. Homoniemen of bijna-homoniemen dragen de nederzettingen Nordhorn bij (intussen in) Gütersloh in Westfalen, Noordhorn, dorp ten westen van de stad Groningen, en Noordhoorn, buurtschap in de vroegere gemeente Hof van Delft, Zuid-HollandGa naar voetnoot(25). In 1947 werd in heel Noord- en Oostnederland slechts 1 maal - in Groenlo - de familinaam Noordhoorn geregistreerd, terwijl het register van Spint Arwt'nGa naar voetnoot(26) annotaties als ‘van Noorthoorn’, ‘uit het Kaspel Northorn’ etc. te over bevat. Ook noemen de samenstellers van dat register juist de trek van Nordhorn naar Meppel opvallendGa naar voetnoot(27). De nederlandse familienaam Noordhoorn heeft echter zijn kern in Amsterdam (met een filiaal in Den HaagGa naar voetnoot(28)), wat men als uitvloeisel van de eertijds intensieve handelsbetrekkingen tussen Bentheim en Amsterdam | |
[pagina 12]
| |
zou kunnen interpreteren, als men, zoals ook al WinklerGa naar voetnoot(29) deed, een afleiding van het bentheimse Nordhorn als vaststaand beschouwt. Dat is ook wel de meest waarschijnlijke verklaring, maar er blijven toch twijfels als men in genealogische bronnen heeft gelezen, dat Noorthoorn in de eerste helft van de 17de eeuw in Groningen als achternaam werd gebezigdGa naar voetnoot(30) en dat vader en grootvader van een a. 1700 te Amsterdam geboren Maria Noordhoorn in Emden zijn geborenGa naar voetnoot(31). 25. Osterwald, bsch. NG. Nederzettingsnamen uit o(o)st + wald, wold, woud zijn er natuurlijk aan weerskanten van de grens in groten getale, te veel om ze hier allemaal te noemen. Ook bij de betreffende familienamen is een brede scala van spellingsvarianten aanwezig - zie het NRF sub O(o)st(er)wold(er) en nog andere varianten - zodat mogelijke afleidingen van het bentheimse toponiem niet te identificeren zijn. 26. Överingen, bij Emlichheim, NG; ook wel Overingen gespeld. De plaatsnaam hoort kennelijk bij het in de nabijheid maar aan de andere kant von de Vecht(e) gelegen Ringe, al vroeg in Klein- en Großringe gesplitst; van daaruit en vanuit de hoofdplaats Emlichheim gezien, ligt Överingen dus ‘over’ het water. De -n-uitgang is ambtelijke spelling, 1720 noteert men in Coevorden dan ook ‘van Overinge’Ga naar voetnoot(32). Als concurrenten treden op enkele oostnederlandse boerderijnamen van het type Overing/Averink en varianten, die in de regel uit hetzelfde adverb over ‘ginds, aan de andere kant’ plus, dit in tegenstelling tot Overinge(n), enk ‘bouwland’ zijn ontstaan, sporadisch ook in TwenteGa naar voetnoot(33). De nederlandse familienamen Overing en Overink komen verspreid maar met een geringe frequentie in het hele land voor, de drie noordelijke provincies echter uitgezonderd. Een samenhang met de bentheimse nederzettingsnaam is onwaarschijnlijk. Dit geldt ook voor de familienaam Euverink, die zijn kern in Enschede heeftGa naar voetnoot(34). | |
[pagina 13]
| |
27. Het door P. VeddelerGa naar voetnoot(35) als vroegere boerschapGa naar voetnoot(36) opgevoerde Sandhausen (thans deel van Uelsen) heeft volgens de mij ter beschikking staande bronnen nooit de status van een zelfstandige woonkern of -streek gehad en speelt in het kader van dit onderzoek derhalve geen rol. 28. Stratum, volgens P. VeddelerGa naar voetnoot(37) een verdwenen boerschap in het kerspel Gildehaus, OG. Veddelers enige bron is een ‘Lehnregister’ uit het midden van de 14de eeuwGa naar voetnoot(38). Omdat dit Stratum verder niet meer opduikt, mag stellig aangenomen worden dat deze naam voor ons onderzoek eveneens niet van belang is. Stratum komt dan ook net als Sandhausen (§ 27) in het hele Spint Arwt'n-registerGa naar voetnoot(39) niet voor. De oorsprong van nederlandse familienamen als Van Stratum, Van Straaten, Verstraten etc. ligt dus in Nederland zelf èn in België (met misschien ook een kleine kans voor het noordrijn-westfaalse Stratum, thans deel van Krefeld). 29. Striepe, NG; op grond van de in dit kader zeldzame -er-afleiding bij familienamen reeds kort in deel I, 31, genoemd. Met de naam Striepe werd oorspronkelijk aangeduid een bewoonde ‘Streifen zwischen Balderhaarer- und Geteloer Moor’Ga naar voetnoot(40), zeer waarschijnlijk dezelfde naam die a. 1441 de bruner Stripe luidtGa naar voetnoot(41). Concurrentie ondervindt de bentheimse nederzettingsnaam vooral in Nederland zelf door een groot aantal streep/striep/strijp-toponiemen, die doorgaans echter op betrekkelijk grote afstand van Bentheim te vinden zijn, met name in Noord-Brabant en Zuid-Holland. De betreffende familienamen tonen dan ook een naar vorm en geografische spreiding zeer geschakeerd beeld: zie het NRF sub Streep, Van Stre(e)pen, Van Striep, Stri(e)per, (van) Strijp, Verstre(e)pen. Voor Striper met 14 dragers alleen in het drentse Schoonebeek en Strieper met 15 dragers in de overijselse | |
[pagina 14]
| |
gemeenten Gramsbergen en Hardenberg, d.w.z. gesitueerd in een halve cirkel rond de NG, mag men, zoals ook al in deel I is gesteld, gerust een bentheimse herkomst aannemen. Bij alle andere genoemde nederlandse familienamen is dat zeker niet het geval. 30. Vecht(e), rivier. Zoals de in § 8 genoemde Dinkel staat ook de Vecht(e) als duits-nederlandse, de graafschap Bentheim doorkruisende waterloop hier slechts volledigheidshalve genoteerd, d.w.z., alleen om aan te geven dat ook vanuit Bentheim een bijdrage kan zijn geleverd tot de hier en daar behoorlijk hoge frequentie van nederlandse familienamen zoals V.d. Vecht, V.d. Vegte enz. 31. Veldhausen, NG. Aan duitse kant komt de plaatsnaam Feldhausen nog al eens in Nedersaksen en, zij het wat minder, in Noordrijn-Westfalen voor; in Nederland is Veldhuizen meer in het noorden, oosten en midden dan in het westen en zuiden thuis. Zoals zich laat denken is het aantal spellingsvarianten bij de betrokken familienamen groot en komen deze namen praktisch overal in Noord- en Oostnederland voor; een bentheimse invloed is dan ook moeilijk aantoonbaar. Anderzijds vallen enkele concentraties van deze namen op: ten eerste in de friesdrentse agglomeratie Weststellingwerf-Vledder-Diever, waar van de in totaal 336 dragers van de familienaam Veldhuizen in beide provincies niet minder dan 284 wonen. De samenhang met de buurtschapsnaam Veldhuizen in de drentse gemeente Diever is evident. Ten tweede heeft het in de gemeente Ede gelegen gelderse Veldhuizen tegelijk bij drie familienamen voor dergelijke concentraties gezorgd; zie a. Van Veldhuisen met een gelders totaal van 127, waarvan 98 in Ede; zie b. Veldhuizen met een totaal van 331 waarvan 151 in Scherpenzeel, Barneveld en Nijkerk; zie c. Van Veldhuizen met 761 in de hele provincie waarvan opnieuw 372 in Ede. Het is op grond van deze ervaringen dan ook geoorloofd in Overijsel o.a. de familienaam Veldhuizen als deels ook een product van de bentheimse nederzettingsnaam te beschouwen, als wij constateren dat van het overijselse provinciale totaal van 117 dragers verreweg de meesten in oostelijke gemeenten zoals Enschede, Losser, Borne, Den Ham, Ommen en Hardenberg zijn aan te treffen. Dit kan echter niet meer zijn dan een algemene indicatie omdat, zoals gezegd, de formele en geografische gevarieerdheid van de hele familienamengroep ‘Veldhuizen’ een ook maar enigszins nauwkeurige becijfering van de bentheimse inbreng in deze onmogelijk maakt. 32. Venebrugge, ook wel Vennebruggen, gemeente Hardenberg, Overijsel, en Vennebrügge, NG. Bij de naam van deze sallands-bentheimse | |
[pagina 15]
| |
grensplaats(en) behoort de nederlandse familienaam Venebrugge, die in 1947 met niet meer dan elk één drager in Enschede en Zwolle en met 6 dragers in Den Ham was vertegenwoordigd. 33. Westenberg, bsch. OG. Er zijn geen concurrerende (bijna-) homoniemen zodat Westenberg eigenlijk al in deel I van dit artikel had kunnen worden besproken. Dit werd daar niet gedaan omdat, in tegenstelling tot haast alle andere hier ter discussie staande familienamen, deze ook al in Bentheim zelf werd gebezigd, en wel tamelijk intensief en in een betrekkelijk vroeg stadium. In dat stadium, eind 15de eeuw, is echter de bentheimse toenaam Westenberg kategoraal een adresnaam, afgeleid van de naam van een grote boerderij, waaruit pas later ook de naam van de hele boerschap zal ontstaanGa naar voetnoot(42). Daar komt nog bij dat de zich al gauw sterk vertakkende bentheimse Westenbergs in de 17de eeuw dit ook in Nederland doen, en ook daar op vruchtbare wijzeGa naar voetnoot(43). Zo is het intussen niet meer mogelijk de zeer frequente nederlandse familienaam Westenberg (hoogst zelden staat er een Van Westenberg naast) naamkundig juist en volledig te classificeren). Bekijkt men evenwel zijn geografisch-statistisch voorkomen in Noorden Oostnederland, dan moet gezegd worden dat nauwelijks één van al de andere hier besproken herkomstnamen zo nauwgezet aan het algemene beeld voldoet dat wij in deel I hebben kunnen schetsen: Westenberg komt in 1947 in Friesland helemaal niet voor, heeft in de provincie Groningen duidelijke kernen in de stad en in het zuidoosten, is in Drente rondom Meppel en in Overijsel in Twente en Zwolle geconcentreerd, en toont tenslotte in Gelderland geen vast geografisch profiel. Westenberg mag m.a.w. kennelijk voor een deel ook tot de van een bentheims toponiem afgeleide nederlandse herkomstnamen gerekend worden. 34. Wilsum, bsch. NG. De grootste concurrent is uiteraard het overijselse Wilsum, gelegen tussen Zwolle en Kampen en als plaats niet zonder betekenis en historie. Met grotere betekenis althans dan 2 keer Welsum of Wilsum in resp. de gemeenten Dalfsen en Olst, dus eveneens in Overijsel. Op het bestaan van 2 keer Wilsen in de DDR zij hier slechts voor de goede orde gewezen. De in aanmerking komende | |
[pagina 16]
| |
familienamen - in eerste instantie v. Welsem, v. Welsum, v. Wilsem (Vos) en v. Wilsum - behoren niet zo vanzelfsprekend bij de bentheimse plaatsnaam als bijv. Winkler dat van de variant v. Wilsum nog aanneemtGa naar voetnoot(44). Zij zijn namelijk in de drie noordelijke provincies zo goed als onbekend en concentreren zich op overijsels en gelders gebied in en rondom Zwolle en verder zuidwaarts langs de IJsel. Met andere woorden: deze familienamen vindt men vooral daar, waar wij ook de drie nederlandse Wilsum/Welsum-toponiemen hebben kunnen localiseren. Nu zou men ten aanzien van de concentraties in en bij Zwolle kunnen wijzen op de hierboven al enkele keren aangehaalde historische handelsbetrekkingen en familiebanden tussen de graafschap Bentheim en Zwolle, maar het totale geografische beeld wijkt in dit geval toch zo sterk af van het ons uit deel I van dit artikel bekende, dat wij de bentheimse inbreng hier niet zeer hoog durven te schatten.
Samenvattend kan geconstateerd worden dat dit II. deel van ons onderzoek aan de resultaten van deel I nog heel wat details heeft kunnen toevoegen, en dat het zeker geen misgreep is geweest juist Bentheim als onderzoeksterrein te kiezen. Meer in het algemeen is bij herhaling aangetoond hoe nuttig het NRF-materiaal kan zijn bij een statistisch-geografische benadering van een familienaamkundig probleem.
Groningen, Nedersaksisch Instituut. R.A. Ebeling |
|