Naamkunde. Jaargang 8
(1976)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Turnhout, Torhout en aanverwante toponiemen.Het aantal etymologieën dat in de loop van de laatste eeuwen voor namen als Turnhout en Torhout werd uitgedacht, is zo schrikbarend groot, dat het bij leken niet kan nalaten de plaatsnaamkunde als wetenschappelijke discipline in hoge mate verdacht te maken. Zonder de literatuur dienaangaande te willen uitputten, noteerden we niet minder dan elf verschillende verklaringen bij volgende auteurs: de 18e-eeuwers Gramaye, Le Roy en Van Gorkom (een persoonsnaam Thorold), Wendelinus en Torfs (een hoogte), Kreglinger (een toren), J. Jansen (Turnus, een oude Frankische persoonsnaam)Ga naar voetnoot(1), Despars (toren), P. Lansens (de god Thor)Ga naar voetnoot(2), K. de Flou (knakhout), Vercoullie (turfwoud)Ga naar voetnoot(3), A. Carnoy (pijnboom)Ga naar voetnoot(4), J. Mansion (dor, droog of een onduidelijk Keltisch tur-element)Ga naar voetnoot(5), J. de Vries (Thorwald of doorn)Ga naar voetnoot(6), Förstemann (toren)Ga naar voetnoot(7), M. Gysseling (geen etymologie opgegeven; bij andere vergelijkbare toponiemen: dor of doorn)Ga naar voetnoot(8). Merkwaardig is toch wel, achteraf te moeten vaststellen dat in die galerij slechts één taalkundige (Förstemann) het waagt een etymologie met ‘toren’ voor te stellen. Waarschijnlijk heeft de meesten de op het eerste gezicht eigenaardige betekenis ‘torenbos’, of het vocalisme van Turnhout afgeschrikt. In Torhout zal men zonder veel moeite de Vlaamse tegenhanger | |
[pagina 64]
| |
‘torre’ voor toren, met zijn Middelnederlandse varianten ‘torre, tor, tur’ herkennen. In alle andere Middelnederlandse dialecten beantwoordde hieraan ‘torn’, dat direct is weer te vinden in enkele toponiemen: Torn (Ned.-Limburg), Thorn (bij Gelder, West-Duitsland), verder wellicht ook in de Waals-Brabantse plaatsnamen Thorembais-Saint-Trond, Thorembais-les-Béguines, enz.Ga naar voetnoot(9). Te oordelen naar de oude grafieën voor Torhout, overwoog tot de 11e-12e eeuw een /u/-vocaal als in Duits Turm, daarna komt uitsluitend nog /o/ voor: 819-40 Turholtensis, 865 Turholt, 1128 Toroholt, 1134 Torhult, 1146 Thurhold, na 1154 steeds /o/-vocaalGa naar voetnoot(10). Bij het appellatief torn trad later een rekking op tot toren, wat men nog weervindt in de familienaam Van Tuerenhout en in de Maastrichtse persoonsnaam uit 1399-1400: Henric van ThoirenGa naar voetnoot(11). Bij de attestaties van de naam Turnhout vindt men echter nooit de ‘klankwettige’ /o/, maar steeds een /y/. Maakte dat de naam voor velen zo ondoorzichtig, taalkundig is hij perfect te verklaren vanuit de werking van de umlaut. Blijkens de oudste voorbeelden was het Oudnederlandse woord voor toren in het grootste gedeelte van ons taalgebied, net als in het Oudhoogduits, /turn/Ga naar voetnoot(12). Hoewel in het Middelnederlands daarvan slechts zeer schaarse voorbeelden bewaard bleven (o.a. stad: steden), moet men bij de meervoudsvorming van Oudnederlandse i-stammen de werking van de umlaut veronderstellen. Door paradigmatische ausgleich met de singularis zijn praktisch alle sporen daarvan verdwenenGa naar voetnoot(13). Enkel waar lexemen kategorieel werden gedifferentieerd, konden beide vocalismes zich autonoom verder ontwikkelen: | |
[pagina 65]
| |
Gotisch subst. /gulþ/: Mnl. adj. /gyldən/ (goud: gulden) adj. /fuls/: werkw. /vylən/ (vol: vullen). /turn/ was dus wellicht een mannelijke i-stam met als klankwettig meervoud: /tyrnə/. Deze vorm vinden we regelrecht geattesteerd in 1187 TurneholtGa naar voetnoot(14). Zijn mogelijke fonologische bezwaren tegen een betekeniselement ‘toren’ daarmee van de baan, dan rest nog de vraag naar de semantiek van een ‘torenbos’ in het geval van Torhout, en ‘torensbos’ in het geval van Turnhout. De betekenis van deze composita is voor ons nauwelijks nog te vatten en kan slechts ten volle worden begrepen door de hulp in te roepen van een discipline die zich bezighoudt met verloren gegane materiële cultuurvormen, de archeologie. Mijn inbreng als naamkundige kan er daarbij slechts in bestaan, enkele opvallende verbanden aan te wijzen, die de specialisten van schop en spade tot mogelijk verder onderzoek kunnen stimuleren. 1) Men kan zich afvragen wat een toren in een bos komt doen. Waren het ‘Verloren Costen’ avant la lettre? Archeologisch onderzoek heeft b.v., niet zo ver van Turnhout overigens, in het Nederlandse Veldhoven, de overblijfselen van een Romeinse wachttoren uit de 2e eeuw aan het licht gebracht, zonder dat enige andere vondst uit de omgeving de strategische betekenis ervan kon verduidelijken. Ook in het bos van Morlanwelz werd een soortgelijke toren ontdektGa naar voetnoot(15). Oude toren-toponiemen blijken inderdaad opvallend vaak samen te gaan met belangrijke Romeinse vondsten. Ik noteerde in die zin en zonder volledig te willen zijn: de Woerd van Torenvliet (Zuid-Holland), waar sommigen het Praetorium Agrippinae lokaliseren; Torn (Ned.-Limburg)Ga naar voetnoot(16); Thorembais-Saint-TrondGa naar voetnoot(17). | |
[pagina 66]
| |
Nog meer in het oog springend is de knooppuntligging van enkele van deze toponiemen: Torhout lag bij de kruising van de Romeinse heerbanen Aardenburg-Cassel en Oudenburg-AsseGa naar voetnoot(18). Thorn (bij Gelder, W.-Duitsland) lag op de kruising van de heerbanen Neuss-Zülpich en Keulen-MaastrichtGa naar voetnoot(19). Van Thorembais-Saint-Trond, Torn (Ned.-Limburg), Torenvliet (Zuid-Holland)Ga naar voetnoot(20) is bekend dat zij op belangrijke Romeinse reisroutes lagen. Thorembais-les-Béguines lag volgens Tarlier en Wauters eveneens op een heerbaanGa naar voetnoot(21). Van Turnhout beweerde JansenGa naar voetnoot(22) dat het op het kruispunt van twee heerbanen lag, hoewel daarvan archeologisch nog niets is geblekenGa naar voetnoot(23). 2) Een laatste aanwijzing zijn de volgende verzen uit het Middelnederlandse gedicht ‘Van den Neghen Besten’, door sommigen aan Jakob van Maerlant toegeschreven: Te Thorout maecti, ende de sine
Eenen torre int Vlaemsche hout.
Of met een variante lezing waarbij sprake is van een welbepaalde toren: Te Thorout int Vlaemsche wout
Maecti den turre met ghewoutGa naar voetnoot(24).
Mogelijk heeft de Middelnederlandse dichter welbewust de plaatsnaam Torhout willen etymologiseren, zoals hij ook een paar verzen tevoren de naam Gent uit de Romeinse persoonsnaam Gaius verklaart! Toch blijft dan nog intrigeren dat hij de bouw van de toren aan niemand | |
[pagina 67]
| |
minder toeschrijft dan... Julius Caesar, van wie hij iets verder verhaalt, ‘dat hi den torre, die noch staet, Buten Boenen maken dede’Ga naar voetnoot(25). Ik meen dat ik mijn naamkundige taak hier als afgesloten mag beschouwen. Trouwens, met de enkele extra-linguistische realia die ik in de literatuur kon achterhalen, heb ik in feite reeds het woord gelaten aan de archeologen.
Antwerpen. J. van Loon |
|