De mey-blom of de zomer-spruyt

Op het wagten van Roozemond.

Stem: Als ’t begint.

HIer heeft mijn Roosemont bescheide
Hier by dees boom die wellig Wast,
Waar mag de schoone so lang blijven,
Dat sy niet op haer uurtje past,
Of ben ik wat te vroeg gekomen?
Door drift der min waer van ik quijn,
O Zalig Velt, O Groene bomen
’t Kost hier van nagt wel Bruyloft zijn.

Maer og hoe lang zijn thans de stonde

Elk omzien duurt een jaer gewis,
Op achten was de komst gevonden;
Ik schat het al ruym negen is,
Valt avont soud ge uw pligt niet weten
Of is de tijd zijn Wieken quijt,
Of heeft Apol zijn zweep vergeten,
Dat hy dus traeglijk Zeeward rijd.

Dagvoerder laet u dit toch lusten,

Verkort den dag en rekt den nagt,
Spoeyt voort gy zult by Thetus rusten
En ik by ’t meisje dat ik wagt,
Want ziet daer komt zy aen gegangen,
Nu is gebooren mijn geluk,
Se heeft op haer boesem ontfange
Wijl ik met vreugde haer Roosje pluk.