Merlyn. Jaargang 4
(1966)– [tijdschrift] Merlyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
[pagina 219]
| |
1.Zo vriezen wij in, dode rijkdom op vierduizend meter
met fossiel wildbraad en skeletten
en zand, ertsen, grafiet; we zijn een witgevroren drol
in de kalken woestijn van de kap
zei
petrus toen:
1480
cvr homo mortalis caPvt ExTRViS aT mOrieris EN vertex talis
sit modo calvvs eris
waarom sterveling laat je je kop uitbeelden, want zie, je zult hein
nog een hand moeten geven en kaal zijn als deze schedel
polen verplaatsen zich
stemmen omzwermen de skua
de zeldzame mens heeft een ei uitgebroed
hier in de nesten, daar in het laagland van peppels en petrochemie
De kap scheurt, tonnen graniet uit de bergen verpulveren onder de verplaatsingen. Kettingreakties van schokken, de andes verzakt en langzaam rijst het kontinent in zijn gruwelijke bevrijding omhoog. Honderd, tweehonderd meter - en nog niet voorbij - zeeën raken in beweging, het water stijgt, landen gaan onder, een werelddeel bestaat niet meer, weggevaagd, verzakt in de massaas die over dijken en kusten aanrollen. Volken verzuipen hangend aan dakgoten, boomtakken; de president vertrekt met onbekende bestemming en komt nooit aan. Eskimoos grinniken in hun paradijs waar wilde plantengroei omhoogschiet als in woestijnen na de regen. Pestbacillen ontwaken na honderden jaren van slaap. Rode dood. Aan de ekwator wordt het koud. Vrouwen, kinderen rillen in hun vel en hullen zich in boomschors, in angst. Ze sterven met wijdopen ogen. Mannen trekken in legers over de grenzen, vechtend in naburige rijken om elke meter grond, vaste grond die korrelt in hun stervende greep. Wallstreet stort in, met fladderende | |
[pagina 220]
| |
jasjes stromen de gezworenen naar buiten, handenwringend naar de mammon die tuimelt in dow jones. Elk kompas draait dol, schepen vergaan in de binnenlanden van brazilië, van kongo. In keulen loopt een kruiser in het web van spitse torens. Ceylon schakelt over van koffie op uien. Aan de zuidpool opent de tijdig ontsnapte, de haasvlugge hilton het eerste hotel, 88.3 below zero, waar hijgend nog de begum in haar haastig geregen korset een suite op het zuiden huurt. Voor een goudstuk, een razende rat in haar gordel, waar een vijg van begeerte geworgd werd. haha de hiltons ook hier, kijk eens aan
h.h. die zijn ei pelt en een oude spijker
op de kop tikt
rechts: de trotse bezitter naast zijn geelgeverfde veteraan
by gans peerdt, een aardige prent
| |
[pagina 221]
| |
2.Mijn grootvader las marx langs de spoorlijn
van akkrum naar ijlst
en ik, tegen de kromgetrokken bielsen
van zijn pilobroek gelegen,
kauwde gras en dacht aan kleine bever,
piste voor de staking nog onhandig in zijn pet
een diepgelovig indiaan, hij riep
voordat hij at sanctus drincatibus aan
en bad zich daarna zonder omhaal en met overgave zat
zijn snor rook naar tabak en treinen
hij maakte grapjes
en ging dood
| |
[pagina 222]
| |
Wie liet bloedroest na in de sneeuw?
het lijk van de nog warme franc-tireur
dampt onder zijn hand
het laat hem koud dat bij sedan
een boer zijn grootvader schoffelt
:brecht heeft sukses en glanzende auto-
mobielen staan voor de schouwburg te wachten.
goudomrande petten roken piraatjes
achter het stuur maar blijven de krijtstreep
beminnen. doodgevoed, doorregen runderen, vaag dromend
van krachtige taal, een nacht vol van roestige messen
| |
[pagina 223]
| |
trenodie
Licht van hoeveel zonnen;
en gedrochtelijke wind waait over witgeblakerde vlakte
beendermeel en vrouwehaar
de eendere vleesklomp, gespikkeld
in kwetsbare kelders
boeren tasten tussen wit gewas naar een oogbol
oorlog wurgt tenochca
in het jachtveld van verleden
- toen niemand mij zag; ik in schaduw
van helse machines die vliegreis begon naar de zon,
verkropt nog in halfslaap, buik vol van welkom en groeten
op folders van zomerse steden, zandsteenruïnes en beelden,
en bidonvilles als een roestig ravijn -
waar men sterft aan de volleerde prostitutie
van kinderen en oude kraaien,
brasilia koffie en thee en geteisem
dat de wateren kleurt, roestbruin
het water van bombay tot bogotá
we hadden geen macanas meer
het regende de hele nacht
we hebben ratten en wormen gegeten
en roken het kruit
dat de schilden verkoolde
‘na de slag werden velen zeer velen gedoopt
en onderwees men de wet christi’
bij het peperduur museum noordelijk van napels
jawel daar heb je 't al, tranen bevriezen
zwart zijn die vlinders van glas
| |
[pagina 224]
| |
nog wurgt de oorlog tenochca
op het vlies van de vulkaan
waar penderecki zijn ijzeren strijkers in klankblok
en klaagzangen slaat
boeren tasten tussen wit gewas naar een oogbol
in kwetsbare kelders
de eendere vleesklomp gespikkeld,
beendermeel en vrouwehaar
en gedrochtelijke wind waait over witgeblakerde vlakte.
licht van hoeveel zonnen
| |
[pagina 225]
| |
3.Keer terug na de moord op mercedes, zijn lievelingsmos:
haar halfopen mond, hoe het gras er nog nat is van regen
haar vochtige matbruine hand die de vliertak omklemt
zijn vis, zijn dodeman die binnendringt; en
mijn geboorte nadert als een springvloed
...keer terug naar de basis
en sta in de hal, snel wakkert
groei van dit ijsgezwel aan
dan wind, blauw marmer de sneeuwbrug in zuiderlicht
en ik: komachi nu zijn we alleen
zij zit roerloos tussen kisten
het huis in zijn voegen gedicht,
knoppen handgrepen
knappen als messen. adem op adem:
een hymne van krimpende vriezen in glas
,het blad
aarzelt rijp op het blad
niets beweegt
de koude verspreidt zich geluidloos
beiden gemaskerd gekleed voor een eeuwige winter
het vruchtbeginsel geblindeerd, het gesloten massief
de lege zaadbeker, het bevroren gebaar
De buitenkant van het lichaam. Waar begint haar gezicht, waar eindigt mijn hand? De binnenkant van het lichaam. Velden van wit. Drijvende witte ijsvelden, maar geen ontmoeting omdat tijd daartussen drijft en mensen, roerloos zittend, met steeds hogere snelheid verwijdert. | |
[pagina 226]
| |
niet meer zichtbaar alsof de nauwe spleten met mos zijn dichtgegroeid om de iris het oogvlies de pupil te beschermen voor de reis achterwaarts. in herfst smaakt de saké het best
uit de kruik van shojo, uit de bron
stroomt saké
beiden in butsu
een bloem, Aoi!
als een bloem
beiden, komachi en shosho
betreffende kronieken enz. wordt o.a. verwezen naar - ‘The broken Spears’, the aztec account of the conquest of Mexico, ed. with an introduction by Miguel León-Portilla. London, 1962. - Schultze Jena, L., Alt-aztekische Gesänge, uitgegeven door Gerdt Kutscher in: Quellenwerke zur alten Geschichte Amerikas, deel VI, Stuttgart, 1957. - Garibay, K., Angel Ma., Veinte Himnos Sacros de los Nahuas, Fuentes indigenas de la cultura nahuatl, informantes de sahagún, 2. Mexico, 1958. - Garibay, K., Angel Ma. Historia de la Literatura Náhuatl, 2 delen, Mexico, 1953-1954. - Séjourné, Laurette, Burning Water, thought and religion in ancient Mexico, New York, 1960. - Robertson, Donald, Pre-Columbian Architecture, London-New York, 1963. |
|