Merlyn. Jaargang 4
(1966)– [tijdschrift] Merlyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 197]
| |
[pagina 198]
| |
In het jaar 13 konijn dacht motecuhzoma
is onze vorst quetzalcóatl gekomen?
| |
[pagina 199]
| |
1. | |
de priester
Negen voortekens: drijvende tuinen
worden bedreigd, ik sta op de tempel
van tlaloc in regen de reukstok
te branden. ik talm maar ik taal
naar het dodemanswoord
:vogelkop- asgrauw
steekt zijn kam en staat er spiegelglas
met spinsels doorboord, sterren die
kijkers ontsnappen als rook
tlacantzolli- ineengeperste wezens
4 schuimers bemannen 2 lichaam
dat op de tast weer verdween
kometen en vuur bij heldere hemel,
hoe blauwe vogel, het huis van de linkse
de zingende zuidergod vlamvat
en wind het water ranselt
muren wegrukt als riet
dit gebeurt aan ons meer, in mexiko
daar gebeurt het
en elke nacht in de stad
schril gezang van een vrouw
mijn kinderen waarheen zal ik jullie brengen?
zwemmende bergen naderen de kust
| |
[pagina 200]
| |
de tekens vervagen
ik steek in mijn kermende slaven
en maagden gaan schuil bij de slang
hoog naar de zon
hard en recht staan hun maïsgele borsten
gericht
hartknoppen krimpen
het onversneden vers
vlees snijd ik scherp als voorheen
en ik til aan de dampende schalen
| |
[pagina 201]
| |
de ooggetuige
Rood als een rus en verbaasd
ligt de tepexpan mens een dode toekomst
te beloeren
tezontli, rood gesteente
van iztactepetl of een meer nabijgelegen vuur-
doorstoofde lavakaap
het machteloos gebed
liggen in rotsen waar geen kruid tegen
gewassen is
het machteloos toezien hoe de bepantserde
baarden besneeuwd over vulkaan-
skalpen wippen
tezcatlipoca, de rokende spiegel
vierkleurengod die slechts geknakte
speren weerkaatst
wierook en tover
woekert langs wegen, spreuken stuiven
als quetzal veren
tussen de gevlekte honden van don pedro
ze hijgen tegen de wind, het speeksel
druipt van hun muilen
don pedro de zon de vazal
van zijn dorstige hand, en geen
reinaart hier die wolvewelpen blindpist
| |
[pagina 202]
| |
2.Van genoegen knarsten de spanjolen als dieren met hun tanden
en ze sloegen elkaar op de schouders van plezier
diese dinge sind alle köstlich
gewesen dasz man sie beschätzt um 100 000 gulden wert
crew-cut hernán s.a.
vera cruz - brussel/madrid - tenochtitlán
contra fonseca bisschop van burgos
contra velàzquez de cuba
en motecuhzoma
contra cuauhtémoc
hernán met de handjes
und ich hab all mein lebtag nichts gesehen
das mein herz also erfreuet hat wie diese ding
dann ich hab darin gesehen
wunderliche künstliche ding und hab mich verwundert
der subtilen ingenia der menschen in fremden landen.
albrecht dürer contra.
in het jaar 1 riet dacht motecuhzoma:
onze vorst quetzalcóatl is gekomen
| |
[pagina 203]
| |
de ontmoeting
In de maand vogel onder het dagteken 8 wind
kwam hij aan te xoloco bij de ingang van de stad
kodex florentino xii toen de nacht viel, broeide er vrees in de stad
ze kroop in de huizen en loerde nog in dromen
| |
[pagina 204]
| |
het feest
In regen verwekt op de berg
en gebaard
is de berg als een vrouw beklommen
door hem die zijn schild draagt als masker
motecuhzoma kruipt naar de zon, hij verwerpt
het verbergen van wapens.
vochtige steen en tecatzin de maker
van krijgstooi kent zijn goden, schachten snijdend
in de zaal der speren
‘En motecuhzoma zei tegen malintzin, wil je de god vragen naar mij te luisteren? Nu is de tijd gekomen om het feest tóxcatlGa naar voetnoot* te vieren. Het zal slechts 10 dagen duren en wij smeken de god om toestemming het te mogen vieren. We verbranden slechts wat wierook en dansen onze dansen. Er zal een beetje lawaai zijn van de muziek maar dat is alles. | |
[pagina 205]
| |
‘Ze kwamen te voet, ze droegen hun ijzeren zwaarden in de hand en hun houten schilden en hun ijzeren schilden. Zo stortten zij zich temidden van de dansers en baanden zich een weg naar de plek waar de trommels werden geslagen. Ze vielen de trommelslager aan en hakten zijn armen af. Toen sloegen ze zijn hoofd eraf en het rolde ver weg over de grond. Toen vielen ze de dansenden aan, zij doorboorden ze, spietsten ze, doodden ze met hu zwaarden. Enkelen werden van achteren doorstoken; die vielen met uitpuilende ingewanden op de grond. Anderen onthoofdden ze; eerst kloofden ze de schedel en dan hakten ze die in stukjes. Weer anderen troffen zij in de schouders, in vademdiepe wonden werd hun rug geopend. Ze rukten sommigen de armen uit het lijf. Enkelen staken ze in dijen en kuiten. Van anderen reten ze de buik open en de ingewanden stroomden over de grond. het volk blies van woede witgele
mantels van rietpijlen over de goden
| |
[pagina 206]
| |
dood van m
Rookspoor van angst en gerucht, wat
wil men nog meer. de monden vol stof
bitter kauwend op zeegras en leem, kras gemor
om de stapel nu zelfs zijn lijflucht naar mens ruikt
in het jaar 2 vuursteen stierf de koning
in dat jaar stierf hij
ze lelijk als men vallen kan
in het 4voudig goddelijk heelal
waar de stad dobbert, drijft
en verwarrender dan de gedrevene is
hij stond overeind na zijn dood
als een wankele fles op de tinnen gezeuld
tussen wakers met ijzeren speren
los van zijn heer viel hij slordig omlaag
anoniem, onmiskenbaar een laatste vermomming
wat van hem rest zit goed in elkaar.
vuur slaat gefluit in de stammen, dan
sluiert walm dat verbaasde gezicht. hoor het schor
wijvengekras daar hij stinkt bij verbranding.
steeds roder vergaast hij naarmate ik blaas
en hij reddeloos danst naar mijn pijpen
(dança mortal)
| |
[pagina 207]
| |
groensteen
Het schild ligt omsingeld door gras
hij met het blauwgroene masker slaapt
bij het meer,
nog schokt de aarde heet in haar verbrijzeld vel
de gevederde steekt in haar borst
en als quetzalpetatl bemind
groeit de kostbare steen in haar buik
in tlatelolco maakt men plezier
zij lacht en in haar dampend huis
van dauw en morgenschemer zwellen
visjes van smaragd
een dode bloeit open bij de rivier;
blauw als laurier daalt de ster
tot steenvlaktes in
daglicht en talloze tongen bekruipen dood vlees;
tijdcefeïde- die niet meer klopt
als voorheen
adem is in groensteen uitgemond
en het warm vogelhart ontsnapt
nu nog maakt men plezier
en bloeit de cocoa; onze godin
zit op de ronde kaktus
kijkt naar de zon, zwart omvlinderd
door tranen van glas.
graswoeker dringt in het ademend schild
| |
[pagina 208]
| |
goldrush
i
Een schurftige god stookt dit vuur
en het pokkengespuis openbaart het verraad
als een bijbel van modder en moer
vet rag van witgele zweren bemantelt de huid
bewoners kauwen op leer
een spaanse kraag wordt meer begeerd
uit opgelegd ontzag voor wolfshond
en morse caciques op hun wit hert
ii
Zon van quetzalcoatl brandt leeg
miskraam brak-water;
en regens omringen het meer
tlaxcala zwermen dan uit
beschut door wat haakbusseniers
en krijsend in talloze boten
de stad krimpt, een stuiptrekkend offer
krater van nachtzwarte honger en kindergehuil
| |
[pagina 209]
| |
iii
Dan nu maar beschrijving van oude gebruiken:
grachten werden met priesters en koude adel gedempt
de poorten bezet door wat lagere goden
op bloedschubben glibberden krijgers de trappen der
tempels af: slapstick van gillend gedierte
het paleis van de zon was een slachthuis
hernán schreef zijn koning, ‘en dan te bedenken dat dit volk
zo barbaars, en zo ver van de kennis van god is’
iv
Zij scheurden de rokken der vrouwen open
overal zochten de handen
naar goud, in hun oren en haar en gek
van begeerte greep men hun borsten
zwetende vingers tastten naar oksels langs flanken
en dijen van jonge meisjes
de bewaker van het zwarte huis werd
voor de honden gegooid
| |
[pagina 210]
| |
v
(malintzin)
Zij daar, in coyoacan, ligt zo breed
in het gras. dit is
geen toeval: haar lijvig
vernuft intrigeert / als een zee
spreidt zij grimmige speelsheid van wrok,
vrede van gladde verveling maar onder salomé's mom
priemt haar biddende bek als een snavel
pizotzin van culhuacan werd ook gehangen
vi
Geelgeverfde vrouwelijken liggen langs de weg
lichamen rijp als maïs, kelen afgesnoerd
xochipilli slaat de bloemen grauw
-3 wijsgeren kwamen alleen
ze droegen hun bladen van boomschorspapier
4 waren er, slechts 1 ontkwam
de andere 3 werden overweldigd,
daar in coyoacan-
| |
[pagina 211]
| |
vii
‘We kwamen in amáxac bijeen
we hadden geen schilden meer
we hadden geen macanas meer
we hadden geen eten geen dak
en het regende de hele nacht’
(manuscríto anónimo de tlatelolco)
| |
[pagina 212]
| |
Mex. Tenochtitlán, 13 aug./UPI- Tijdens onlusten in ons wingewest M. zijn, sinds de invoering van de evangeliese wet, nu 80 dagen geleden, meer dan 240 000 rode rebellen gesneuveld. Het aantal weerspannige inboorlingen werd geschat op 300 000. De opruimingswerkzaamheden duren voort. De manschappen kampen met de regentijd en de tegenwerking van de bevolking die de agitators steunt. Er bestaat dringende behoefte aan prikkelpoppen, -limonade en worst. Een brik met genoemde verversingen aan boord is onderweg. Verliezen aan blanke zijde worden als ‘matig’ omschreven. Hier en daar wordt zelfs winst gemaakt, verklaarde It. gen. De A. tel. 1 12,5 cic. ma xonmelaquahuacan ton petolontlie. Wij worden 365 dagen per jaar betaald om te vechten, zo zei hij. Een aantal dat niet overeenstemt met de rituele kalender. | |
[pagina 213]
| |
Op de dag 1 slang onder het jaarteken 3 huis
legden wij onze schilden neer en waren overwonnen
| |
[pagina 214]
| |
3.Gebroken speren liggen op de wegen
van rouw hebben wij ons haar uitgerukt
huizen zijn nu dakloos en hun muren
rood van bloed
wormen kruipen op straten en pleinen
met modder en bloed zijn de muren bespat
het water rood als run
en als wij het drinken
proeven we pekel
we hebben in wanhoop lege handen
tegen stenen wanden stukgebeukt
het erfgoed verloren en dood is de stad
en schilden van grote krijgers
hebben haar niet kunnen redden
we hebben droge twijgen en rietgras gekauwd
we propten monden vol met stof en puin
we hebben hagedissen, ratten en wormen gegeten...
er werd een prijs op ons hoofd gezet
op mannen priesters en meisjes
een arme man was slechts twee handen maïs waard
of tien mosbeschuiten of twintig gepekelde graskoeken
quetzal veren, goud en jade
alles wat eens kostbaar was
is nu zonder waarde...
(manuscríto anónimo de tlatelolco)
| |
[pagina 215]
| |
Oorlog wurgt de tenochca
oorlog wurgt de tlatelolca
de muren zijn zwart
rook verduistert de lucht
slechts het dodelijk vuur flitst in donker
ze hebben cuauhtémoc gevangen
de vorsten van mexiko zijn nu gevangen
oorlog wurgt de tenochca
oorlog wurgt de tlatelolca
na negen dagen brengt men hen naar coyoacan
cuauhtémoc, coanacoch, tetlepanquetzaltzin
koningen zijn nu gevangenen
tlacotzin wilde ze troosten
mijn neven houdt moed
verslagen vorsten slaat men in gouden boeien
de koning cuauhtémoc antwoordde
mijn neef je bent gevangene
ze hebben je in ijzers geslagen!
maar wie is dat daar, naast de kapitein?
ah, het is doña isabel, mijn kleine nicht
ach, het is waar
koningen zijn nu gevangenen
je zult slaaf zijn, het bezit van een ander
in coyoacan gaf men jou een halsketen
die niet van quetzal veren is geweven
maar wie is dat daar, naast de kapitein?
ah, het is doña isabel, mijn kleine nicht
| |
[pagina 216]
| |
ach, het is waar
koningen zijn nu gevangenen
(cantares mexicanos)
| |
[pagina 217]
| |
Kreten van rouw stijgen op
onze tranen regenen neer
want tlatelolco is verloren
azteken vluchten over het meer
zij gaan er als vrouwen vandoor
mijn volk, hoe redt men zijn huis?
azteken verlaten de stad,
in vlammen de stad en rook
vergrauwt de schemer, alles
is nacht en vernieling
motelhuihtzin die haar verdedigde
oquihtzin de grote aanvoerder
tlacotzin kanselier van de koning
zij worden met tranen begroet
huil mijn volk; besef
dat wij het mexikaanse rijk met deze rampen
hebben verloren
het water is bitter geworden
het voedsel is bitter geworden
dit zijn de daden van ipalnemoa
hij die door kracht leeft
hij geeft het leven
en neemt het
(cantares mexicanos)
|
|