Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 27
(2004)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
De onderwijscarrière van Franciscus Lievens Kersteman
| |
MiddelburgDe eerste keer dat wij iets vernemen over een poging om een ambt in het onderwijs te verkrijgen, is in 1761. Kersteman beschrijft in zijn autobiografie hoe hij door een niet met name genoemd hooggeplaatst persoon een voorstel krijgt om te Middelburg in Zeeland als advocaat te komen practiseren en tegelijkertijd als lector private lessen in de rechtsgeleerdheid te geven. Of dit waar is weet ik niet. Het archief in Middelburg is in mei 1940 door een bombardement volledig verloren gegaan. Ik kan hier nu dus niets meer over zeggen maar kom later nog op deze zaak terug. | |
ZaltbommelBlijkbaar had Kersteman toch serieuze plannen om met het lesgeven in zijn levensonderhoud te voorzien. In de autobiografie beschrijft hij hoe hij kennis maakte met de stadsdrukker van Zaltbommel, Jan Willem Kanneman. Op diens verzoek bracht hij in het voorjaar van 1761 een bezoek aan dit oude stadje. Bij die gelegenheid deed een lid van het stadsbestuur hem het voorstel daar te komen wonen ‘en de jeugd zo de Historie, als de Aardrijkskunde, en de Fransche taal, te onderwijzen.’ Zonder lang na te moeten denken nam hij dit voorstel aan. Als motief geeft hij: [...] dat deeze stap misschien den grondslag tot mijne verdere bevordering zoude leggen, en mijn persoon langs dien weg tot een hooger beroep, het zij van Lector of Professor, op andere plaatsen in aanmerking kon komen [...]. (deel 1. p. 143) In mei 1761 begon hij met het geven van zijn lessen en hij is met name tevreden over de komst van een aantal leerlingen van goeden huize naar zijn avondcollege. In de autobiografie vinden we verder weinig meer over zijn onderwijs te Zaltbommel, behalve dan dat hij moet stoppen met zijn colleges omdat hij te Heusden beroepen zou zijn als lector juris en professor honorair. Daarover later meer. De vraag is nu, wat we hiervan moeten geloven. Door een duik te nemen in de archieven kunnen we in ieder geval een tipje van de sluier | |
[pagina 30]
| |
oplichten. Op 11 mei 1761 behandelde de magistraat van Zaltbommel een rekest van Kersteman, waarin hij vroeg: hier te mogen instrueren de historien in de Fransche taal, mitsgaders aardrijkkunde en ten dien eijnde publique en private collegien te mogen houden. De magistraat beschikte positief maar stelde één voorwaarde. Hij moest in staat zijn een akte van indemniteit over te leggen. Kennelijk is dat gelukt want verder vinden we niets meer in de resoluties. Wat kunnen we hier nu uit concluderen? Het belangrijkste feit lijkt me wel dat men Kersteman deze betrekking niet heeft aangeboden, maar dat hij zelf de magistraat gevraagd heeft deze vakken te mogen doceren. De toestemming van de magistraat lijkt begrijpelijk. De vakken die Kersteman verzorgde, vormden een aanvulling op het onderwijs van de Latijnse school. Daarnaast kostte het de stad niets. Ten slotte leverde de akte van indemniteit de garantie dat de diaconie van een andere plaats moest opkomen voor zijn onderhoud als hij daar zelf niet meer in kon voorzien. Maar of hij zo succesvol was, valt te betwijfelen, zoals we nog zullen zien. | |
RhenenEen toevalsvondst brengt ons tot het volgende onderdeel. Hierover vinden we niets in de autobiografie. De episode begint met een advertentie in de Leydsche Courant. Op 17 januari 1762 was daar te lezen: Het Lucrative fransse kost-school binnen de stad rheenen, door 't overlijden van Monsr. Anthony Joorman vacant geworden zynde, worden de geene die daar toe de vereischte Bekwaamheid hebben, verzogt op een fortabel Tractemant, wel geapprobieerd Huys en verdere extraordinaire voordeelige Conditien, zig ten spoedigsten te adresseeren aan Heeren Burgermeesteren aldaar.Ga naar eindnoot1. Op 25 februari schreef Kersteman een sollicitatiebrief aan de Rhenense magistraat. Hij noemde als reden voor zijn sollicitatie dat hij in Zaltbommel ongeveer een jaar met ‘veel applaudissement’ in het Frans les gaf ‘in de historie en in de aartrijkkunde’ maar daarvoor helaas geen salaris kreeg. Hij beriep zich daarnaast op het feit dat hij [...] door een langdurig verbleif in Vrankrijk, in particulier te Parijs, mij niet alleen flateere de voorschreeve taal volgens de regelen van het modern Fransch te konnen instrueeren en dewelke bij examinatie zoude bleiken oneindig beter te zijn, dan de ellendige gronden van instructie welke nog actueel in verscheiden scholen practicabel zijn [...].Ga naar eindnoot2. Nergens uit de resoluties van de magistraat van Rhenen blijkt dat ze onder de indruk waren van zijn onderwijscapaciteiten. Toen de vacature aan de orde kwam in de vergadering van 22 maart 1762, werd de Fransman J. Chaigneau, die tevoren in Nijmegen op een Franse school les gegeven had, aangenomen.Ga naar eindnoot3. Het is onduidelijk welke criteria men voor de selectie gehanteerd heeft. Wel wordt in deze resoluties vermeld dat Chaigneau over goede getuigschriften beschikte, zowel wat zijn onderwijs als zijn gedrag betrof. Deze sollicitatie wordt niet vermeld in de autobiografie. Mij lijkt dat zonder meer aanvaardbaar. We kunnen er de autobiograaf eigenlijk alleen maar dankbaar voor zijn. Het zou saai worden wanneer elk wissewasje, en dat is een mislukte sollicitatie als deze toch, uitgebreid behandeld zou worden. | |
[pagina 31]
| |
's-HertogenboschInmiddels was Kersteman getrouwd met een Bommelse dame. Onduidelijk is wat in de ogen van Kersteman haar belangrijkste eigenschap was: haar schoonheid of haar recent verworven rijkdom. De derde mededeling in de autobiografie over het onderwijs is de volgende: De Lectorplaats te 's Hertogenbosch inmiddels opengevallen zijnde. werd mij dezelve onder aannemelijke voorwaarden aangeboden: doch ten gevalle van mijn vrouw, die niet te beweegen was om haar geboortestad te verlaaten, moest ik voor dien aangeboden post bedanken [...]Ga naar eindnoot4. De archieven leren ons dat het er in werkelijkheid iets anders toegegaan is. Op 19 mei 1762 werd in 's-Hertogenbosch een rekest van Kersteman ingediend waarin hij verzocht om toestemming tot het houden van private en publique colleges in de geschiedenis en aardrijkskunde in het Frans. Belangrijk is weer de toevoeging ‘buiten lasten en bezwaer dezer stad’. Ook hier wilde hij weer onbezoldigd zijn colleges geven. Van belang is verder een andere passage in dit verzoekschrift. Hij noemde het feit dat hij vanaf april 1761 (in werkelijkheid natuurlijk eind mei) in Zaltbommel deze lessen met succes gaf en schreef verder: Edog aangemerkt den suplt, wegens de kleinheid der plaetze, en weinige jeugt daer uit niet op een behoorlijke wijze hadden konnen vinden de middelen van subsistentie, en derhalven zeer geinclinneert waare zig ten voormelde einde binnen deeze stad te etabliceeren.Ga naar eindnoot5. De bestuurders van Den Bosch besloten dit rekest door te sturen naar de scholarchen van de illustre en triviale (Latijnse) scholen en hun advies af te wachten. Op 21 juli kwam hun rapport. Men had geen bezwaar omdat niet bekend was of deze beide vakken al door een van de professoren werden onderwezen. Zij wilden de toestemming echter beperken tot het geven van private colleges.Ga naar eindnoot6. De Bossche magistraat nam een besluit geheel conform met dit advies.Ga naar eindnoot7. Wat betekende nu in de praktijk het feit dat Kersteman wel private colleges mocht geven maar geen publieke? De toestemming tot het geven van publieke colleges zou impliceren dat hij van stadswege erkend werd en bepaalde voorrechten zou genieten. Een van die privileges was de vrijstelling van de stadsaccijnzen. Bovendien zou hij dan in dat merkwaardige wereldje van docenten aan de Latijnse school en professoren aan de illustre school worden opgenomen en een stuk makkelijker kunnen doorschuiven naar een betaalde functie bij een van die onderwijsinstellingen. De toestemming tot het geven van privé-lessen hield echter geen enkele erkenning in. Waarschijnlijk werd op deze manier Kerstemans hoop op een latere aanstelling aan de Latijnse of de illustre school de grond ingeboord. Het is dan ook zeer aannemelijk dat dit de eigenlijke reden was dat hij nooit lesgegeven heeft in Den Bosch. Ook hier geeft de autobiografie dus een voorstelling van zaken die niet overeenkomt met de werkelijke. | |
HeusdenDe vijfde en laatste sollicitatie brengt ons naar Heusden. In de autobiografie schrijft hij dat hij door de magistraat van die plaats was aangesteld tot lector juris en professor honorair. Als pikant detail weet hij nog te vermelden dat hij in september 1764 met een redevoering in de Franse Kerk te Heusden zijn ambt aanvaardde. Hij bleef echter wel in Zaltbommel wonen omdat zijn vrouw niet wilde verhuizen.Ga naar eindnoot8. Het enige wat we hier verder nog over kunnen lezen is dat hij op een zeker ogenblik zijn ambt neerlegde, met behoud van de titel, omdat hij onbezoldigd was en het heen en weer reizen te veel van hem vergde.Ga naar eindnoot9. Een duidelijke datum noemt Kersteman niet. | |
[pagina 32]
| |
Ook nu is het er in werkelijkheid iets anders aan toegegaan. Op de magistraatsvergadering van 25 juni 1764 werd een brief behandeld van Kersteman aan president-schepen Van Rooijen, waarin hij verzocht om: [...] te werden aangestelt als lector in de rechten, met de titel van professor honorair, zonder enig tractement. zullende alsdan alle weeken eene publique les graatis in de Nederduytsche taal geeven.Ga naar eindnoot10. De magistraat besloot instemmend te reageren en de secretaris stelde een oorkonde op die voorzien werd van het stadszegel. Op de vergadering van 2 juli stelde de drossaart ook nog eens voor hem vrijstelling van accijnzen te verlenen. Dit werd met instemming aangenomen.Ga naar eindnoot11. Later gaf men hem toestemming zijn lessen in de Franse Kerk te geven. In deze periode moet hij zelf Heusden bezocht hebben om afspraken te maken over zijn vestiging aldaar en daarbij natuurlijk zijn oorkonde in ontvangst genomen hebben. Uit een andere bron weten we dat er bij dat bezoek ook nog iets bijzonders gebeurd moet zijn. Kersteman wist van Govert de Cock, schepen van Heusden, bij die gelegenheid 70 gulden los te krijgen op basis van een ongedekte wissel.Ga naar eindnoot12. De Cock heeft er natuurlijk jaren over gedaan om zijn geld terug te krijgen.
Laat duidelijk zijn dat Heusden blij was met de komst van de lector juris. De magistraat kwam hem dan ook op alle mogelijke manieren tegemoet. Men beschouwde dit onmiskenbaar als een buitenkansje. Het kostte de Heusdenaren immers bijna niets. Zijn komst werd met spanning afgewacht. Toen hij echter in november 1764 nog steeds niet was komen opdagen, besloot men hem daarover eens te schrijven.Ga naar eindnoot13. In deze brief dreigde de magistraat met het nemen van onaangename maatregelen als hij niet binnen veertien dagen te Heusden verscheen. Kerstemans antwoord kwam prompt. In een buitengewone vergadering op woensdag 28 november werd zijn brief behandeld.Ga naar eindnoot14. Kersteman verklaarde dat het uitblijven van zijn komst te wijten was aan een aantal factoren. Allereerst was hij bijna de gehele maand oktober in Amsterdam geweest. Johannes Petrus Westenberg had zijn hulp als advocaat ingeroepen bij een proces aldaar. Bovendien was bij zijn thuiskomst in Zaltbommel gebleken dat zijn vrouw ten gevolge van een miskraam ernstig ziek was. Een brief van Westenberg en een medische verklaring van de Bommelse stadschirurgijn, professor Otto, moesten zijn verhaal staven. Hij besloot zijn brief met een interessante passage: Ik kan ten zekeren tyt niet voorbijgaan om aan UEd. Agtbaare te doen remarqueeren dat ik mij gevleit hat dat de gevoelens van discretie, redelijkheit, en moderatie, zoo onafscheijdelijk aan de handelingen van UEd. Agtbaare geaccrocheert, deselve reflectie zoude hebbe doen staan op de impracticable weegen wellek mijne overkomst bij dit fariabel zaisoen grootelijkx quame te belemmeren, te meer nademaal ik mij niet in het geval bevinde van soo bestiptelijk bepaalt te weesen, dan zulke officianten die van eenige gratificatie of jaarwedden jouisseeren [...]. Hij liet hier doorschemeren dat het aanbod van een vast salaris zijn komst naar Heusden aanzienlijk zou bespoedigen. In ieder geval beloofde hij binnen drie weken te komen. Daar besloot men verder af te wachten. Echter, drie maanden later, 23 februari 1765, had men Kersteman nog steeds niet gezien en nu moet men langzaam in de gaten hebben gekregen waarom het hem te doen was geweest. De magistraat sommeerde hem opnieuw zo snel mogelijk in Heusden te gaan wonen en te beginnen met zijn openbare lessen. Daarnaast dreigde men hem de titels lector joris en professor honorair te ontnemen en dat door middel van adver- | |
[pagina 33]
| |
tenties in de kranten bekend te maken.Ga naar eindnoot15. Ook nu weer kwam het antwoord van Kersteman snel.Ga naar eindnoot16. In een brief deelde hij de magistraat van Heusden mee dat zowel de lichamelijke toestand van zijn vrouw, die bovendien Zaltbommel niet graag wilde verlaten, als het feit dat hij in een andere stad de kans had om als professor met een vast salaris te worden aangesteld, ertoe hadden geleid dat hij zich genoodzaakt zag te bedanken voor zijn ambt en zijn waardigheden neer te leggen. Hij was de magistraat van Heusden zeer dankbaar voor de betoonde eer en was bereid hen in de toekomst kosteloos van schriftelijk advies te dienen in juridische zaken. Gewiekst als hij was, vervolgde Kersteman de brief met de verzekering dat hij er geen enkel bezwaar tegen had dat men door middel van een advertentie het publiek in kennis stelde van het feit dat hij teruggetreden was uit zijn ambt. Hij besloot met de belofte dat hij de titels lector juris en professor honorair niet meer zou voeren, hoewel het, zoals hij het uitdrukte, ‘nogtans gebruijkelijk is de essentialia van een gradus te behouden.’ De magistraat besloot het hierbij te laten en was ook later verstandig genoeg niets te ondernemen, toen bleek dat Kersteman deze kwalificaties telkens weer met enige trots op de titelbladen van zijn juridische publicaties liet afdrukken. We kunnen hieruit concluderen dat wat er in de autobiografie over het verloop van deze zaak geschreven is, niet overeenkomt met de ware toedracht. Het is Kersteman waarschijnlijk in eerste instantie te doen geweest om de kwalificaties lector juris en professor honorair en hij heeft waarschijnlijk nooit werkelijk het plan gehad in Heusden les te geven. Alleen een financiële tegemoetkoming van de magistraat had hem misschien van gedachten kunnen doen veranderen. | |
SlotHiervoor heb ik vijf gevallen behandeld waarin Kersteman geprobeerd heeft een functie te krijgen in het onderwijs. De Rhenense sollicitatie komt niet voor in de autobiografie, maar het geeft ons in ieder geval de zekerheid dat hij werkelijk een dergelijke betrekking ambieerde. Wat er in Middelburg gebeurd is, weten we niet, aangezien archiefmateriaal ontbreekt. Maar uit de toedracht in Zaltbommel, 's-Hertogenbosch en Heusden zouden we voorzichtig kunnen concluderen dat het aannemelijk is, dat hij ook in Middelburg zelf zijn diensten heeft aangeboden. In die laatste drie gevallen komt de werkelijkheid niet overeen met datgene wat Kersteman in zijn autobiografie heeft meegedeeld. Hij heeft in Heusden zelfs nooit gedoceerd en wat Zaltbommel betreft is het zo dat zijn colleges lang niet zo succesvol waren, als hij ons wil doen geloven. Zijn feitelijke werkzaamheid in het onderwijs is dus eigenlijk maar miniem geweest. Deze gegevens bevestigen de resultaten van eerder onderzoek met betrekking tot het waarheidsgehalte van de autobiografie.Ga naar eindnoot17. Kersteman neemt het niet altijd even nauw met de waarheid. De hamvraag is dan: is daar een verklaring voor te bedenken? Op dit moment kan ik slechts een voorlopig antwoord geven, vooral omdat ik nog te weinig van Kerstemans laatste levensjaren afweet. Het zou mogelijk zijn dat we hier gewoon te maken hebben met het levensverhaal van iemand die niet in staat was de waarheid onder ogen te zien en het daarom allemaal maar een stuk mooier maakte dan het in werkelijkheid was. Dit lijkt me echter een wat te simpele visie; bovendien geeft deze redenering geen verklaring voor het feit dat deze autobiografie te lezen is als een bekeringsgeschiedenis. Ik vraag me dan ook af of deze autobiografie niet een doelbewuste poging is om de mensen zand in de ogen te strooien. In 1792 zat Kersteman aan de grond en was meer dan ooit afhankelijk van anderen. Misschien dacht hij door het retoucheren van zijn leven en het poseren als een berouwvolle zondaar meer kans te maken op hulp en ondersteuning. Nader onderzoek zal dit moeten uitmaken. |
|