bella de Moerloose wijdt aan haar opvoeding, haar huwelijk en het volksgeloof, verstrekt in zijn inleiding enige biografische en bibliografische gegevens, die hier verkort volgen.
Isabella de Moerloose (de Moederloose) werd vermoedelijk in 1661 geboren in Gent. Het is ook mogelijk, dat Isabella's ouders pas later, na Isabella's geboorte, naar Gent kwamen. In elk geval bezaten haar ouders een winkel in Gent.
Isabella zou zich als jong meisje veelvuldig kastijden, later trad ze in een klooster, dat ze vóór haar gelofte weer verliet. Moeilijkheden met de Gentse geestelijkheid en een dreigende procedure deden haar Vlaanderen verruilen voor Zeeland. Enige tijd woonde ze bij een Middelburgse schepen. In 1684 of 1685 verhuisde ze naar Heinkenszand (bij Goes), waar ze ‘gouvernant of kinders meestres’ werd voor de kinderen van de weduwnaar op leeftijd, de hervormde predikant Laurentius Hoogentoren. Vijf jaar daarna trouwde ze met dominee Hoogentoren, die weinig later, in 1692 overleed.
Isabella kwam al in 1692 in botsing met de classis van Zuid-Beveland vanwege ‘haere grouwelicke gevoelens’. Ze werd vermaand, maar beweerde kort daarna ‘dat Abram, Isaac en Jacob een verbont met den duvel hebben gemaeckt’. De schrik van de classis nam nog toe, toen Isabella meedeelde haar opvattingen te zullen boekstaven. De classis dreigde haar in geval van voortgang bij de wereldlijke autoriteiten aan te geven. Dat gebeurde ook: op 19 april 1694 werd ze door het gerecht in Goes verbannen uit Holland, Zeeland en West-Friesland.
Het boek kwam er echter evenzeer, zij het niet zonder moeilijkheden. Uiteindelijk drukte de Amsterdamse Laurens Gunter het Vrede Tractaat, Gegeven van den Hemel door Vrouwen Zaet (‘Beschreven door Isabella de Moederloose Weduwe van Domini Laurentius Hoogentoren ...] Tot Amsterdam, Gedrukt voor de Autheure, in 't Jaer 1695’).
Het Vrede tractaet, waarvan Roodenburg twee exemplaren heeft kunnen ontdekken (UBA en UBU), is een autobiografie, waarin de schrijfster haar omstreden religieuze bespiegelingen afwisselt met precieze informatie over haar jeugd en haar huwelijkservaringen.
Men was niet geamuseerd. Met de schrijfster liep het niet goed af. In 1699 woonde ze op het Jan Hanzenpad te Amstelveen, waar ze in een privé-schooltje kinderen ‘zeer godlooze ende verfoeijlijcke dingen’ leerde, zo willen de kerkeraadsnotulen van de hervormde kerk te Amsterdam het. Isabella wordt gevangen genomen en op 23 oktober 1699 naar het spinhuis gebracht. Pas in 1706 verliet ze het spinhuis - intussen ‘crancksinnigh’ - en betrad het dolhuis. Daaruit werd ze in 1712 op vijftigjarige leeftijd ontslagen. Hoe het haar daarna verging, is onbekend. Wel weten we, dat Weyerman nog in 1721 in zijn Rotterdamsche Hermes het ‘hersselooze boek’ van Isabella ter sprake brengt. Wist Weyerman van Isabella's verblijf in het dolhuis? Noemde hij haar boek daarom ‘hersseloos’? In elk geval kende Weyerman haar en haar boek en (tenminste een deel van) zijn lezers kenden haar ook. In De ontleeding van den Ontleeder der gebreken, nr.2 (25 jan.1724), p.9, spreekt Weyerman wat welwillender over haar:
den Rotterdamsche Hermes, een Boek zo verstaanbaar als dat van David Joris, als dan van Juffrouw Hogentoren, als dan van Jarig Jelles
Weyerman plaatst Isabella Hogentoren in goed vrijzinnig gezelschap.