Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 9
(1986)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermdF.J.A. Jagtenberg
| |
[pagina 4]
| |
van de uiterlijke verering met marokijn en goud op snee, die Swifts geesteskind hier te beurt valt, is het veelzeggend, dat Weyerman het wil plaatsen naast het werk van de toen vermaarde Italiaanse polemist Traiano Boccalini, hier te lande bekend als Bokkalijn, die tegen de politieke misstanden van zijn tijd te velde trok. Dit brengt mij op het volgende. Gulliver's Travels is onder (veel) meer ook een politieke allegorie. Wil men Swifts satire naar waarde kunnen schatten, dan zal men enigszins op de hoogte moeten zijn van de staatkundige verhoudingen in het Engeland van Queen Anne en George I. Ook voor een juist verstaan van A Tale of a Tub geldt, dat men bepaalde personen en enkele typisch Engelse situaties en verschijnselen uit de 17e en het begin van de 18e eeuw thuis moet kunnen brengen. Dat niet alleen de tijdsomstandigheden, maar ook een overzicht van Swifts leven kan bijdragen tot een beter begrip van zijn werk en van de 18e-eeuwse reacties daarop, spreekt voor zich. Jonathan Swift werd in 1667 geboren in Dublin. Zijn ouders waren beiden van Engelse afkomst. Swift leefde in een turbulente tijd, waarin politiek en godsdienst nauwelijks van elkaar gescheiden waren. Als jonge volwassene maakte hij de ‘Glorious Revolution’ mee, de landing in Engeland van stadhouder Willem III, die zijn katholieke schoonvader Jacobus II van de troon verdreef. In 1689, het jaar dat Willem en Mary tot koning en koningin van Engeland werden gekroond, trad Swift in dienst van Sir William Temple, de voormalige gezant van Engeland in Den Haag en een vertrouweling van Willem III. De volgende tien jaar bracht Swift voor het grootste deel door op Moor Park, Temple's buitenverblijf in Zuidoost-Engeland. In deze tijd schreef hij zijn Tale of a Tub, die pas in 1704 anoniem zou verschijnen. Na Temple's dood vertoefde Swift, die in 1694 tot anglicaans geestelijke was gewijd, geregeld in kringen van invloedrijke Whig-schrijvers. In Swifts tijd hadden zich in het Engelse parlement twee partijen gevormd: de Whigs en de Tories. De Whigs kwamen op voor de belangen van de dissenters, de niet-anglicaanse protestanten, en zij eisten, dat het parlement meer invloed zou uitoefenen. De behoudende Tories waren over het algemeen zeer koningsgezind en steunden de officiële Anglicaanse Kerk. Als trouw aanhanger van de staatskerk ergerde Swift zich steeds meer aan de vriendelijke houding van de Whigs tegenover de dissenters en toen in 1710 een nieuwe regering was gevormd, sloot hij zich aan bij de Tories. De Tories wensten, in tegenstelling tot de pro-Hollandse Whigs, de in deze jaren gevoerde Spaanse Successieoorlog (1701-1713/14) zo snel mogelijk te beëindigen. Swift werd de belangrijkste propagandist voor hun vredespolitiek. In 1711 publiceerde hij een pamflet, The Conduct of the Allies, waarin met name de Hollanders het moeten ontgelden. Zij worden als hoogst onbetrouwbare bondgenoten afgeschilderd, die voordurend hun beloften breken en alleen maar uit zijn op eigenbelang. De jaren 1710-1714 vormden een hoogtepunt in Swifts carrière. Nooit bevond hij zich dichter bij het centrum van de macht. Onder zijn vrienden telde hij Engelands belangrijkste ministers. De beloning voor zijn diensten kwam in 1713, toen hij tot deken van St. Patrick's Cathedral in Dublin werd benoemd. Misschien heeft koningin Anna zelf verhinderd, dat Swift zijn kerkelijke loopbaan in Engeland kon voortzetten, mogelijk mede omdat zij geschokt was door de ongodsdienstige taal in A tale of a Tub. | |
[pagina 5]
| |
Over deze periode in zijn leven heeft Swift ons uitvoerig ingelicht in zijn Journal to Stella, een reeks brieven geschreven aan zijn vriendin Esther Johnson, door hem Stella genoemd. Swifts relatie met Stella en later ook met het meisje Vanessa, Esther Vanhomrigh, is altijd wat raadselachtig gebleven. Swift koesterde een soort vriendschappelijke vaderlijke gevoelens voor deze vrouwen, die veel jonger waren dan hijzelf. Dat vooral Vanessa ook verlangens van andere aard had, bleef voor Swift niet verborgen, maar hij wilde daaraan toch niet tegemoet komen. In zijn opvatting van omgaan met vrouwen was voor huwelijk en seksualiteit geen plaats. Hoe dit ook zij, Swifts relaties met vrouwen als Vanessa en Stella hebben in de loop der tijd mede aanleiding gegeven tot hevige kritiek op zijn persoon. Het jaar 1714 vormde een keerpunt in Swifts leven. De Tory-regering was ten val gekomen en zijn relatie met Vanessa was een pijnlijke affaire geworden. Swifts politieke rol was uitgespeeld en zijn terugkeer naar Ierland kon hij alleen nog maar als een verbanning zien. Inderdaad heeft Swift, op een tweetal korte onderbrekingen na, zijn hele verdere leven in Ierland doorgebracht. Swift haatte zijn geboorteland, dat in de praktijk niet veel meer was dan een wingewest voor Engeland, waarbij de in hoofdzaak katholieke Ierse bevolking permanent werd uitgebuit door de Engelsen zelf en door de kleine met Engeland verbonden, voor een deel in Dublin gevestigde protestantse bovenlaag. Maar schijn bedriegt: de talrijke scheldkanonnades op de stomme Ieren kunnen niet verhelen, dat Swift begaan was met hun ellendig lot. In A Modest Proposal, geschreven in 1729, uit Swift zijn verontwaardiging over Ierlands politieke en economische onderdrukking door Engeland. Voor 's lands knellende problemen van honger en overbevolking doet hij de lezer een radicale oplossing aan de hand. Waarom, zo luidt zijn lugubere advies, zou men niet twee vliegen in één klap slaan en de overtollige baby's vetmesten om ze op éénjarige leeftijd te verkopen aan de rijken, die ze als bijzondere lekkernij op tafel kunnen zetten? Maar Swift doet in zijn Ierse periode meer dan zich in kannibalistische bespiegelingen vermeien. Hij schrijft er het werk, dat hem blijvende roem zal bezorgen. Op 28 oktober 1726 werd Gulliver's Travels gepubliceerd en het had onmiddellijk succes. Het zou de wereld vermaken en schokken. Dat laatste geldt zeker voor Gullivers vierde reis, de reis naar het land van de Houyhnhnms, de intelligente paarden. Zijn de Houyhnhnms de redelijkheid zelf, de Yahoos, de aan de paarden ondergeschikte wezens, vertegenwoordigen het dierlijke in de mens. Ze verspreiden een walgelijke stank en geven zich over aan de laagste vormen van genot. Als Gulliver in Engeland is teruggekeerd, staat hem de lucht van mensen dermate tegen, dat hij zijn vrouw en kinderen een jaar lang niet in zijn nabijheid kan verdragen. Gullivers vierde reis heeft vaak de woede van Swifts lezers gewekt, omdat men meende, dat Swift de mens hierin voorgoed verlaagd had tot beest en men zijn ware bedoelingen niet begreep. Swift wil ons echter laten zien, dat de mens geen rationeel wezen is, omdat hij te veel slaaf is van zijn hartstochten, maar dat hij wel degelijk tot redelijk handelen in staat is. Met het klimmen der jaren namen Swifts geestelijke vermogens af, terwijl een afatische stoornis hem belette op normale wijze met anderen van gedachten te wisselen. In de zomer van 1742 werd Swift onder cu- | |
[pagina 6]
| |
ratele gesteld, maar zeker niet, omdat hij, zoals de legende wil, gek geworden was. Hulpeloos en in feite afgesneden van zijn omgeving overleed Swift in oktober 1745. Men had de geniale satiricus graag een waardiger levenseinde gegund, maar een levensloop laat zich nu eenmaal niet keren. En lijken Weyerman en Swift ook in dit opzicht niet op elkaar, dat voor beiden een weinig gelukkige en verstilde levensavond het eind moest zijn van een veelbewogen bestaan?Ga naar voetnoot(4.) In Engeland werden zowel A Tale of a Tub als Gulliver's Travels in de eerste plaats als politieke werken gezien. En Swifts werk in 't algemeen werd niet beschouwd als kunst, maar als materiaal dat het bewijs moest leveren van zijn politieke en religieuze onbetrouwbaarheid. In A Tale of a Tub bijvoorbeeld bespeurde men slechts de profanerende bedoelingen van de schrijver. Ook in Frankrijk meende men dat dit werk in eerbied voor de godsdienst te kort schoot. Bovendien vond men dat het, onbeschaafd als het was, niet beantwoordde aan de Franse smaak. Is vertalen van literair werk al geen eenvoudige opgave, het vertalen van satires brengt nog een aantal specifieke moeilijkheden met zich mee. Niet alleen moet en moest men bekend zijn met allerlei op zich soms niet zo belangrijke gehekelde toestanden en personen in het land van de schrijver, ook voelde men zich - dat geldt in ieder geval voor het begin van de 18e eeuw - veelal gedwongen al bij voorbaat rekening te houden men eventuele morele bezwaren in het eigen land. Bovendien wordt Swifts stijl gekenmerkt door talloze woordspelingen, die voor een buitenlander niet alleen moeilijk te doorgronden zijn, maar die zelfs bij oppervlakkige overeenkomst in een vreemde taal toch gauw iets van hun ironische zeggingskracht verliezen. Feit is, dat vóór 1727, het jaar dat de eerste Nederlandse en Franse vertalingen van Gulliver's Travels verschenen, betrekkelijk weinig belangrijk werk van Swift in ons land is vertaald. Daarbij gaat het natuurlijk niet alleen om vertalingen in het Nederlands, maar ook om overzettingen in het Frans voor zover die in de Republiek zijn uitgegeven. Onder de weinigen die zich in die tijd aan een vertaling van Swifts werk hebben gewaagd, bevond zich Jacob Campo Weyerman. Het lijkt onwaarschijnlijk, dat hij, zo hem geruchten over het ongodsdienstige karakter van het werk zouden hebben bereikt, ervan zou hebben afgezien ook eens aandacht aan A Tale of a Tub in zijn tijdschriften te besteden. In ieder geval heeft hij in de jaren twintig van de 18e eeuw verschillende fragmenten van de Tale in het Nederlands vertaald. Was Weyerman zodoende misschien de eerste Swift-vertaler in Holland? We hebben gezien, dat Swift, toen hij zich niet langer thuis voelde bij de Whigs, propaganda ging maken voor de politiek van de nieuwe Tory-regering. Pamfletten als The Conduct of the Allies raakten spoedig ook buiten Engeland bekend. In de jaren 1711 en 1712 werden verschillende van Swifts politieke geschriften in het Frans en het Nederlands vertaald. Ook ander werk van Swift was al vroeg in de 18e eeuw in de Republiek bekend, maar het is de vraag of dit diepe sporen heeft achtergelaten. Laten we dus alleen onze aandacht wijden aan A Tale of a Tub, Swifts meesterwerk, dat zoveel stof heeft doen opwaaien. Ook in Holland werd het werk kort na verschijning besproken. De recensie verscheen in augustus 1704 in de Nouvelles de la République des LettresGa naar voetnoot(5.), een van de vele Franstalige tijdschriften die vanaf het eind van de 17e eeuw in de Republiek verschenen. Maar het duurde | |
[pagina 7]
| |
tot 1721 voor de Tale volledig in het Frans vertaald werd. Dat was de vertaling van Justus van Effen, die Swifts satire daarmee in een groot deel van Europa bekend maakte. Voor zover ik het thans kan overzien, verschenen de eerste door Weyerman vertaalde fragmenten van de Tale ook in het jaar 1721. Maar een serieuze concurrent van Van Effen kunnen we hem toch moeilijk noemen: zelfs al zou zijn vertaling een jaar eerder verschenen zijn, dan blijft een allesoverheersend bezwaar, dat Weyerman min of meer terloops slechts enkele kleine brokstukken vertaalde. De eer Swifts Tale of a Tub voor het eerst op het continent vertaald te hebben, komt daarom zonder enige twijfel Van Effen toe. Nu is er echter al in de vorige eeuw tegen Van Effens vertaling een aantal bezwaren geopperdGa naar voetnoot(6.). Was deze ook te vrij? Het is zeker de moeite waard behalve aan de tijd van ontstaan en volledigheid van een vertaling ook eens aandacht aan dit aspect te besteden. Hoe was, als men rekening houdt met de eerder geschetste moeilijkheden van het vertalen van satires, de kwaliteit van Weyermans overzetting? Om een juist oordeel te kunnen vellen, dient hier eerst iets over Swifts meesterwerk te worden verteld. A tale of a Tub verscheen voor het eerst in 1704, samen met The Battle of the Books en The Mechanical Operation of the Spirit. De uitgebreide, geautoriseerde 5e editie, die in 1710 bij John Nutt in Londen verscheen, wordt algemeen als een belangrijke uitgave beschouwdGa naar voetnoot(7.). Wij zullen ons hier beperken tot de Tale in engere zin. Deze wordt voorafgegaan door een lange inleiding met allerlei voorwoorden, die, althans vanaf de 5e druk, ook een apologie bevat. De kern wordt gevormd door het verhaal van drie broers, die van hun vader op diens sterfbed alle drie als erfenis een nieuwe mantel krijgen. Beschreven wordt, wat ieder van de broers in de loop van de tijd met zijn kledingstuk heeft gedaan. Dit verhaal wordt telkens onderbroken door aparte hoofdstukken met digressies waarin Swift de waanzin en nietszeggendheid van veel moderne geleerdheid, zoals die in literaire en wijsgerige geschriften naar voren komt, aan de kaak stelt. In het verhaal van de drie broers, een allegorie van de geschiedenis der christelijke kerken, die door critici in Swifts tijd vaak gebruikt is om hem van profanatie te betichten, verdedigt Swift zijn eigen Anglicaanse Kerk tegen zowel rooms-katholieken als calvinisten. De drie broers respecteren hun vaders laatste wil niet en brengen aan hun mantels allerlei veranderingen aan. Peter, die het rooms-katholicisme symboliseert, gaat hierin nog het verst en voegt heel wat materiaal aan zijn jas toe. De broers krijgen ruzie, maar Jack, die de dissenters in Engeland vertegenwoordigt, maakt het haast nog bonter. In zijn ijver zich van alle opsmuk te ontdoen en zich zo geheel van Peters invloed te bevrijden, scheurt hij zijn jas. Alleen Martin bewandelt, om zo te zeggen, de gulden middenweg: hij verwijdert nog juist zoveel tierelantijntjes als de stof van zijn jas kan hebben. De bedoeling is duidelijk: alle kerken hebben zich in meerdere of mindere mate verwijderd van de eenvoudige werkelijkheid van het evangelie. De katholieke kerk verwereldlijkte in haar begeerte naar macht, de dissenters namen bijbelse teksten te letterlijk en vertrouwden slechts op hun eigen (onfeilbare) inzicht. Slechts de Church of England probeerde zo goed mogelijk tot haar zuivere oorsprong terug te keren. | |
[pagina 8]
| |
De fragmenten die Weyerman in 1721 vertaalde, zijn afkomstig uit de kern van de Tale, het verhaal van de drie broers. Het is niet verwonderlijk, dat in deze allegorie, waarin de kleding zo'n belangrijke rol speelt, ook de kleermakers ter sprake komen. Dit gebeurt in de zogenaamde tweede afdeling van de Tale, het hoofdstuk waarmee het eigenlijke verhaal van de drie broers een aanvang neemtGa naar voetnoot(8.). Swift heeft het daar over een sekte die een god vereert, die een ‘goose’ in zijn vaandel voert. Vandaar, voegt hij eraan toe, dat sommige geleerden zijn oorsprong bij Jupiter Capitolinus zoeken. Met deze opmerking verwijst Swift naar de bekende sage van de heilige ganzen van het Capitool, die Rome hebben gered door een nachtelijke overval van de Galliërs op de burchtheuvel te verijdelen. Met de afgod van de sekte worden de kleermakers bedoeld en Swift kan deze grote sprong maken, omdat een ‘goose’ in het Engels behalve een gans, ook een strijkijzer voor kleermakers is. Van Effen heeft zich wijselijk niet aan de vertaling van deze passage gewaagd. Hij schrijft: ‘Il y a ici dans l'Original un passage qu'il n'est pas possible de mettre en Francois, parce que c'est un badinage qui roule sur un mot équivoque. L'Auteur dit que ce Dieu étoit accompagné d'une Oye, & que cet oiseau étoit honoré dans son Temple comme une Divinité subalterne. Or le terme Goos, Oye, signifie aussi le Carreau dont les Tailleurs se servent pour aplatir les coutures’Ga naar voetnoot(9.). Hoewel hetzelfde voor het Nederlands geldt, laat Weyerman zich niet door deze moeilijkheid afschrikken: in De Rotterdamsche Hermes van 27 maart 1721 geeft hij een complete vertaling van de bewuste passageGa naar voetnoot(10.). Anders dan Van Effen blijft hij veel dichter bij de tekst: waar Swift het heeft over een Persian Emperor, spreekt Weyerman van een Perziaansche Keizer, maar houdt Van Effen het op een Empereur Oriental. Later brengt hij ook de bij Van Effen ontbrekende gans als subalterne godheid en de op deze god lijkende luizen etende aap uit E-gypte ter sprake. Maar of Weyerman de woordspeling begrepen heeft en gezien heeft dat in het ene geval de vogel en in het andere het snijderswerktuig is bedoeld, is maar zeer de vraag. Zijn zonder enige toelichting gegeven overzetting: ‘De voornaamste Afgod wert als Uitvinder van de Elle en Naalde geëert. Doch waaruit zulks sproot is als noch aan Hermes onbekent; mogelyk dat de verlichte Argus, die eertyts zoo meesterlyk met de Elle in zyne katoene fortificatie geschermt heeft, den Lezer daaromtrent nader licht geven zal’, wijzen daar in ieder geval niet op. In zeker opzicht had Weyerman meer geluk met zijn tweede fragment, afkomstig uit de vierde ‘section’ van de Tale. In dit gedeelte over Peter speelt Swift een gewaagd spel met het woord ‘bul’, waarmee hij zowel een stier als een pauselijke brief bedoelt. Voor een vertaler in het Frans valt aan dit spel geen eer te behalen. Van Effen geeft de ongelijke strijd dan ook al snel op: ‘L'Auteur parle dans cet Article des Bulles du Pape. On pourroit s'étonner qu'il les désigne par l'emblème de Taureaux; mais outre que la singularité affectée de sa manière d'écrire suffit pour rendre pardonnable une figure si peu usitée, le Lecteur l'approuvera sans doute, quand il scaura qu'en Anglois le mot Bull signifie une Bulle & un Taureau. Je n'ai pas eu l'esprit assez inventif pour trouver en Francois quelque chose d'équivalent’Ga naar voetnoot(11.). De woorden ‘bul’, ‘bullepees’ en ‘bullebijter’ maken duidelijk, dat | |
[pagina 9]
| |
Swifts woordspeling heel goed in het Nederlands vertaald kan worden. Weyerman laat die kans dan ook niet voorbijgaan. In Den Amsterdamschen Hermes van 21 oktober 1721Ga naar voetnoot(12.) verschijnt zijn stukje over de bullen van Peter. In zijn inleiding noemt hij de naam van Thomas Swift, daarmee een veel voorkomende fout makend, want ook in Engeland heeft men lang gemeend, dat Swifts neef de werkelijke auteur van A Tale of a Tub wasGa naar voetnoot(13.). Hoewel Weyerman Swifts bedoelingen goed begrepen heeft - ook bij hem worden de bullen van Peter tenslotte zo lastig, dat de buldoggen van Hendrik VIII eraan te pas moeten komen om ze een gevoelige afstraffing te geven, die hun blijvend heugen zal - is zijn vertaling erg vrij. Hij laat nogal wat weg, zoals de door Van Effen wel vertaalde passage over de metalen poten der stieren, de koperen van die van Colchos en de loden van die van Peter (uiteraard een verwijzing naar het loden zegel van de pauselijke bul). Ook vertaalt hij bepaalde zinnen wel heel vrij. Sprekend over de gouddorst van Peters bullen, zegt Swift: ‘it is certain they were no better than a sort of sturdy, swaggering Beggars; and where they could not prevail to get an Alms, would make Women miscarry, and Children fall into Fits’Ga naar voetnoot(14.). Van Effen vertaalt deze passage correct, maar Weyerman maakt er eigenlijk wat anders van: ‘Dat S. Pieters Bul een Bedelaar is, kan men goet maken want weygert hem eens een Aalmoes, fluks snorkt hy als een Actionist, swetst als een haagsche Spitsboef, veroorzaakt een miskraam aan de Vrouwen, een overval aan de Mans, en stuypen aan de Kinders’. Dus ook in zijn vertaalkunst steekt Weyerman bepaald niet boven Van Effen uit. Nu is het niet helemaal terecht zijn Nederlandse vertalingen alleen maar met Franse te vergelijken. Als men in aanmerking neemt, dat pas in 1733 een vertaling van The Battle of the Books en in 1735 een vertaling van de gehele Tale of a Tub in het Nederlands verscheenGa naar voetnoot(15.), kan men Weyerman een zeker gevoel voor actualiteit niet ontzeggen. Toch blijft ook in dit geval het bezwaar bestaan, dat het slechts om enkele kleine vertaalde fragmenten gaat. In de eerste helft van de 18e eeuw werd herhaaldelijk ander satirisch werk van Swift vertaald en samen met diens Tale uitgegeven. Zo publiceerde Van Effen onder de titel Reflexions sur un Balai in zijn Conte du Tonneau een vertaling van Swifts Meditation upon a BroomstickGa naar voetnoot(16.). In dit verhaal denkt de schrijver ernstig na over het lot van de bezem. Vroeger stond deze te bloeien in het bos en had hij nog veel sap en groene bladeren. Nu lijkt hij hoogstens op een omgekeerde boom met zijn takken in de grond en zijn wortels in de lucht. Hij wordt afgebeuld door slonzige dienstmeisjes, die hem tot het laatste stompje verslijten en hem dan weggooien of er het vuur mee aansteken. Als de schrijver het zo beziet, is de mens ook net een bezem. Eerst is hij nog krachtig en vol leven en nog in het bezit van zijn eigen haar, maar de onmatigheid snijdt de groene takken af en hij moet zich behelpen met een pruik en poeder. Is een bezem een omgekeerde boom, een mens is niet veel anders. Zijn dierlijke aard stijgt geleidelijk omhoog en verdrijft zijn rede, zodat het hoofd zich bevindt op de plaats van de voeten. Ook zijn laatste dagen moet hij in slavernij bij vrouwen doorbrengen. Als hij versleten is, wordt hij evenals zijn broeder de bezem afgedankt. | |
[pagina 10]
| |
Van dit kostelijke op zichzelf staande werkje heeft Weyerman een vertaling gemaakt, die in Den Amsterdamschen Hermes van 21 april 1722 verscheen en die hij nu ook officieel een ‘overzetting’ noemt. Alleen vermeldt hij er niet bij, dat het stukje uit het Engels is vertaald, en dat de schrijver Jonathan Swift is. Ga naar voetnoot(17.) Nu wordt het opnieuw interessant Weyermans vertaling met die van Van Effen te vergelijken. Wat al onmiddellijk bij de eerste zinnen duidelijk wordt, is dat Van Effen veel weglaat of toevoegt, en dat Weyerman veel dichter bij zijn tekst blijft. Men vergelijke de zinnen van Swift, Weyerman en Van Effen: ‘This single Stick, which you now behold ingloriously lying in that neglected Corner’Ga naar voetnoot(18.); ‘Deeze enkelde stok, die tegenwoordig zo verachtelyk in een verwaarloosden hoek legt’; ‘Contemplez ce Balai jetté ignominieusement dans un coin’. En ‘It was full of Sap, full of Leaves, and full of Boughs’; ‘Hy was vol van Sap, vol van blaaderen, en vol van Takken’; ‘Il étoit plein de suc, couvert d'une verdure riante, & de rameaux épais’. In de laatste alinea: ‘And yet, with all his Faults, he sets up to be a universal Reformer and Corrector of Abuses; a Remover of Grievances’; ‘en echter, met alle die gebreeken, geeft hy zich uit voor een algemeen Hervormer en Verbeeteraar van Misbruiken, en een Wegdoener van Bezwaareniszen’; ‘Avec tous ces defauts, il veut être le Reformateur général des erreurs & des vices’. De conclusie is duidelijk: Weyermans vertaling kan een vergelijking met die van Van Effen zeker doorstaan. Met de vertaling van dit geestige stukje van Swift heeft Weyerman niet alleen bewezen, dat hij nauwgezet kan werken, maar ook, dat hij, voor zover thans valt na te gaan, de eerste is die een satire van Swift in het Nederlands heeft vertaald. Voorwaar geen geringe verdienste! |
|