Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven
(1658)–Anoniem Mahomets Alkoran– Auteursrechtvrij
[pagina 647]
| |
menschen straften, Noah gezonden, om de helsche pijnen aan hen te verkondigen. Hy zeide tot hen: O volk, ik verkondig u de helsche pijnen. Aanbid een enig God, en vreest hem. Gehoorzaamt my, hy zal u uwe zonden vergeven. Hy stelt uw straffing tot aan de genoemde dag uit, en zal hem dan, als d'uur gekomen zal wezen, niet vertragen: indien gy d'uur wist, gy zoud u bekeren. Hy zeide daar na: Heer, ik heb dit volk nacht en dag vermaant, maar mijn vermaningen zijn vergeefs geweest; zy hebben zich in hun boosheit versterkt. Toen ik hen preekte, staken zy hun vingers in hun oren, en dekten hun hoofden met hun klederen, om niet te horen. Zy zijn in hun boosheit gebleven, en verwaant geweest. Ik heb hen opentlijk gepreekt, mijn stem verheven, en de geheimenissen van uw wet aan hen verklaart. Ik zeide tot hen: Verzoekt vergiffenis van God; hy is zeer barmhartig. Hy zal u overvloet van regen zenden, om d'aarde te besproejen. Hy zal u veel goederen en kinderen geven, en u met tuinen beschenken, die met springbronnen en vloeden verçiert zijn. Wie belet u God t'eren? Hy is 't, die u zodanig, als gy zijt, geschapen heeft. Aanmerkt gy niet dat hy zeven hemelen boven malkander, de maan met haar klaarheit, en de zon met haar licht geschapen heeft? Hy doet d'aarde alderhande plan- | |
[pagina 648]
| |
ten voortbrengen. Hy zal u weêr in d'aarde doen keren, en u weêr daar uit doen komen. Hy heeft haar uitgestrekt, op dat gy in haar brede en ruime wegen zoud wandelen. Heer, zeide Noah, dit volk is my ongehoorzaam geweest. Zy hebben 't geen gevolgt, 't welk aan hen noch geslacht noch voordeel, maar eer zekere schade kon geven. Zy zijn tegen my ingespannen, en hebben onder malkander gezegt: Verlaat niet uw goden; verlaat niet Od, Soa, Igout, Jaok en Neser. Ga naar margenoot+ Zy zijn van de rechte weg afgedwaalt: Heer, vermeerder hun verwarring. Zy wierden toen verdronken, uit oorzaak van hun zonden. Zy zullen in 't helsche vuur gestoten worden, daar uit niemant, dan God, hen verlossen kan. Noah zeide: Heer, laat geen bozen op aarde; Zy zullen uw schepselen van de rechte weg afleiden, en kinderen, die leugenaars, en boos zijn, gelijk zy, nalaten. Vergeef my mijn zonden: vergeef mijn vader, den genen van mijn geslacht, en de genen, die in uw wet geloven, de zonden, en verdelgt d'ongerechtigen. |
|