aan vinden. Wy hebben de hemel, en de werrelt met starren verçiert, en de duivelen daar uit verdreven. Wy hebben een grote gloet voor hen, en de helsche pijnen voor d'ongelovigen bereid. Zy zullen schrikkelijke en vervarelijke stemmen horen, die uit wanhoop en gramschap zullen voortkomen, als men hen daar in zal stoten. Als zy by benden in 't helsche vuur zullen gaan, zal d'overste der pijniging tot hen zeggen: Hebt gy niemant op aarde gehad, die de helsche pijnen aan u verkondigt heeft? Ja, zullen zy zeggen, men heeft hen aan ons verkondigt; maar wy hebben de Verkondigers geloghent, en gezegt dat God het geen, 't welk zy spraken, niet geboden had te doen, dat zy leugenaars, en van de rechte weg afgeweken waren. Indien wy hen gehoort, en wijs geweest hadden, zo zouden wy heden niet in 't getal der verdoemden wezen. Zy zullen in de diepte des hels hun zonden belijden. De genen, die God vrezen, zonder hem te zien, zullen vergiffenis van hun zonden, en een zeer grote vergelding ontfangen. Spreekt in 't geheim, of in 't openbaar. God weet al 't geen, dat gy in 't hart hebt, sedert, dat gy geschapen zijt. Hy is gezegent, en weet alles. Hy heeft de wegen op aarde opgerecht; gaat naar alle zijden, en leeft van zijn goederen. Gy zult alle verrijzen, en eens voor hem vergaderen, om