van paerden en kamelen, als van d'andere goederen, aan de Profeet te geven: hy geeft hem macht en achtbaarheit over de geen, die 't hem goetdunkt; hy is almachtig. Hy beveelt u een deel van 't geen, dat gy op de stedelingen van Mecha verovert, aan de Profeet te geven. Hy beveelt het geen, dat hem goetdunkt. Deelt het meê aan God, aan de Profeet, aan zijn magen, aan d'armen, wezen en pelgrims, op dat 'er geen wanördening tusschen u koomt, die rijk zijt. Doet het geen, 't welk de Profeet aan u bevelen zal, en onthoud u van 't geen, 't welk hy aan u zal verbieden. Vreest God: hy is streng in zijn straffingen. Doet goet aan d'armen, die hun middelen en huizen hebben verlaten, en ten dienst van God, en om zijn wet en Profeet te beschermen, van de bozen afgescheiden zijn. De genen, die voor hen, ten dienst van God, hun huizen hebben verlaten, beminnen de genen, die hen gevolgt zijn: Zy benijden hen niet de goederen, die zy bezitten, schoon zy zelven behoeftig zijn. De genen, die niet gierig zijn, zullen zalig wezen; de genen, die na hen komen, zullen voor hen bidden, en zeggen: Heer, vergeef onze zonden aan ons, en aan onze broeders, die ons in d'onderhouding uwer geboden voorgegaan zijn. Plaats niet de haat in onze harten tegen de genen, die uw wet volgen: gy