Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven
(1658)–Anoniem Mahomets Alkoran– Auteursrechtvrij
[pagina 620]
| |
om dat 'et van de vrouwen handelt, die hun mannen verlieten om Mahomets wet te volgen, de welk beveelt hun hart en ooggemerk te beproeven, en hun beroeping te bekennen.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige God. O gy, die gelooft, gehoorzaamt niet mijn, noch uw vijanden. Gy betoont hen vrientschap, als gy hen bejegent. Zy verwerpen echter de waarheit, die aan u gezonden is; zy verdrijven de Profeet, en ook u, en dit om dat gy in God, uw Heer, gelooft. Verzoekt niet hun vrientschap, als gy voor mijn wet zult strijden: ik weet wat gy vrezen moet, en gy weet 'et niet. Hy, die 't geen doet, dat hier boven verboden is, zal een zeer quade weg volgen. Indien zy voordeel op u hebben, zo zullen zy uw vijanden wezen. Zy zullen hun handen, en hun tong tegen u uitstrekken. Zy zullen u schelden, en wenschen dat gy uw geloof verzaakt. Indien gy zulks doet, zo zult gy in de dag des Oordeels geen vernoeging van uw wijven, noch van uw kinderen verkrijgen, en van hen gescheiden worden. God zal al 't geen zien, dat gy doet. Gy hebt een treffelijk voorbeelt in Abraham, en in de genen, die met hem waren, toen zy tot het volk zeiden: Wy zijn onschuldig van de zonde, die gy doet, met een ander god, als God, t'aanbidden. Abraham zeide tot zijn vader: | |
[pagina 621]
| |
Ik zal van God geen vergiffenis voor u verzoeken. Ik kan u, zo gy een afgodendienaar zijt, niet van zijn straffing bevrijden. Heer, alle onz vertrouwen is in u. Onze toevlucht is in uw barmhartigheit. Bescherm d'ongelovigen niet tegen ons. Vergeef ons onze zonden: gy zijt barmhartig en wijs. Gy hebt in hen een treffelijk voorbeelt voor de genen, die God vrezen, en de dag des Oordeels ontzien. God heeft niet met de genen te doen, die d'ongelovigen gehoorzamen: hy behoeft niemant; en men is lof in alle plaatsen aan hem schuldig. Hy zal misschien voor 't aanstaande een grote vrientschap tusschen u, en de genen, die gy haat, oprechten. Hy is almachtig, goedertieren en barmhartig. Hy verbied u niet d'ommegang met de genen, die niet tegen u voor zijn geloof strijden, en die u niet uit uw huizen verdrijven. Hy verbied u niet hen recht en gelijk te doen. Hy bemint de gerechtige menschen. Hy verbied u d'ommegang met de genen, die tegen uw geloof strijden, die u uit uw huizen verdrijven, en die hen helpen u verdrijven. Hy verbied u hen te gehoorzamen, en vrientschap met hen te maken: de genen, die hen gehoorzamen, zullen groot ongelijk hebben. O gy, die in God gelooft, als de vrouwen uwer vijanden zich aan uw zijde begeven, zo beproef hun geweten. Indien gy bekent dat zy gelovig zijn, en | |
[pagina 622]
| |
dat zy in Gods wet geloven, zo zult gy hen niet weêr aan d'ongelovigen overgeven. Zy mogen hen niet bekennen, noch de vrouwen hen aanraken. Geeft hen middel tot hun nootdruft. Gy zult niet zondigen, zo gy hen trout: maar trout hen niet naar d'inzettingen der ongelovigen. Vraagt hen hoedanig een bruitschat zy willen hebben: Zy zullen u naar 't geen vragen, dat gy hen geven wilt; verdraagt tezamen. God gebied het dus: hy zal in de dag des Oordeels uw rechter wezen; hy weet al 't geen, dat gy doet, en is zeer wijs. Indien uw vrouwen zich aan de zijde der ongelovigen begeven, en gy enig verlies daar door lijd, zo zult gy den geen, die dit verlies zal lijden, zulks weêr van de roof, die gy verkrijgen zult, vergoeden. Vreest God, en gelooft in de wet van zijn goddelijke Majesteit. O Profeet, als de vrouwen uw godsdienst willen omhelzen, met vast voorneemen van in God alleen te geloven, niet te stelen, geen hoerery te bedrijven, hun kinderen niet te doden, niet te liegen, noch te lasteren, en gehoorzaam te wezen, zo ontfang hen by u, verzoek vergiffenis voor haar by God: hy is goedertieren en barmhartig. O gy, die gelooft, gehoorzaamt niet de genen, tegen de welken God vergramt is: Zy wanhopen van hun zaligheit, gelijk de bozen, die voormaals in hun boosheit gestorven zijn, daar af gewanhoopt hebben. |
|