en drinkt naar uw vernoeging, tot vergelding van uw goede werken. Zy zullen op wel geschikte bedden rusten: wy zullen hen aan vrouwen huwen, die schone ogen hebben: zy zullen van hun gezin gevolgt, en van hun goede werken mildelijk vergolden worden. Yder goed werk zal hen een trap van geluk zijn. Wy zullen aan hen vruchten, en spijs, die zy begeren, geven. Zy zullen malkander de schaal toebrengen, om te drinken. Zy zullen niet een quaad woort spreken, en niet zondigen. Zy zullen staatjongens, zo schoon als een snoer parrelen, rontom hen hebben, om hen te dienen. Zy zullen met malkander van 't geen kouten, dat zy te voren op d'aarde deden, en zeggen: Wy, en onze gezinnen waren in de werrelt, met een zeer grote vrees voor de helsche pijnen. Maar God heeft ons bejonstigt; hy heeft ons van d'eeuwige vlammen bevrijd. Zy zullen noch zeggen: Wy hebben in de werrelt niet, dan een enig zeer rechtvaerdig en barmhartig God aangebeden. Vergeet niet d'Alkoran te verkondigen: gy zijt niet ondankbaar van Gods genade; gy zijt niet bezeten. Zullen zy zeggen dat gy niets anders, dan een dichter, en rijmer zijt, en dat men niets, dan fabelen der verlede eeuwen, van u te verwachten heeft? Zeg tot hen: Gy verwacht de tijt van mijn ondergang; maar ik verwacht met u de tijt van