Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven
(1658)–Anoniem Mahomets Alkoran– Auteursrechtvrij
[pagina 555]
| |
wijs. Ik zweer by 't boek, 't welk het goet van 't quaat onderscheit, dat wy in de nacht der zegening hebben gezonden, om aan 't volk de helsche pijnen te verkondigen. Dit boek verklaart onze geboden, en al 't geen, dat wy voormaals aan de Profeten bevolen hebben; 't is een bezondere genade van uw Heer, die alles hoort en weet: hy is de Heer des hemels, en der aarde, en van al 't geen, dat tusschen beide is, gelooft in zijn almachtigheit. Daar is geen God, als hy. Hy geeft het leven, en de doot aan de geen, die 't hem goetdunkt. Hy is uw Heer, de Heer uwer vaderen, en uwer voorgangers. De bozen spotten met deze redenen maar de dag des Oordeels verwacht hen. In deze dag zal de hemel rook schijnen, die d'aarde zal bedekken. In deze dag zal 't volk zeggen: Ziet hier droeve pijnen; Heer, verlos ons van deze elenden; wy geloven in uw wet. Hun bekering zal onnut wezen, om dat zy, toen de Profeet tot hen preekte, met zijn woorden spotten, en zeiden dat hy een dwaas meester was: en als zy op aarde verquikt wierden, zijn zy weêr tot hun boosheit gekeert. Gedenk aan de dag, in de welk zy verwonnen, en door gewelt gevangen wierden, en in de welk wy ons aan hun boosheit gewroken hebben. Wy hebben voormaals Faraos volk beproeft. Mijn welbeminde Profeet heeft mijn geboden aan | |
[pagina 556]
| |
hen verkondigd en gezegt: koomt, volgt my, ȏ Gods dienaars. Ik ben een getrou Bode van zijn goddelijke Majesteit. Verheft u niet tegen zijn wet: ik zal zijn geboden aan u leren. Hy zal my van uw gramschap beschutten, en bewaren van gestenigt te worden. Indien gy my niet wilt geloven, zo wijkt van my. Hy bad zijn Heer, toen hy bekende dat dit volk ongelovig en boos was. God zeide tot hem: Vertrek in deze nacht uit de stat, met mijn dienaars. Indien Faraos lieden u vervolgen, zo treed in de zee deur een brede en ruime weg; uw vijanden, die u volgen, zullen verdrenken. Hoe veel tuinen, springbronnen en aangename plaatsen, daar zy hun vermaak schepten, hebben zy verlaten? Zy zijn, met alle hun schatten, in de macht van een ander gevallen; en niemant heeft hen beweent, noch in hemel, noch op aarde. Zy ver wachtten deze straffing niet. Wy hebben de kinderen van Israël van de dwinglandy van Farao, die machtig, en een groot zondaar was, verlost. Wy hebben door onze zekere wetenschap hen onder alle de werrelt verkozen, en door onze wonderdaden en geboden beproeft. De bozen zeggen: Wy zullen sterven, en niet weêr opgewekt worden. Indien de verrijzenis waarachtig is, zo doe onze vaders verrijzen, om de waarheit uwer woorden te doen blijken. Zijn zy machtiger, dan de ge- | |
[pagina 557]
| |
nen, die voor hen geweest zijn, de welken wy om hun boosheit verdelgt hebben? Wy hebben de hemel en d'aarde, en 't geen, dat tusschen beide is, niet vergeefs geschapen: Wy hebben hen tot zekere tekenen van onze eenheit geschapen; maar 't grootste deel des werrelts weet het niet. De dag des Oordeels is de tijt, tot hun straffing gestelt. In deze dag zal niemant zijn naaste, noch zijn maagschap, noch zijn vrient konnen beschutten. Niemant, dan de genen, aan de welken God zijn barmhartigheit zal bewijzen, zullen beschut worden. Hy is almachtig en barmhartig. De vrucht van de helsche boom, Zakon genoemt, zal tot voedsel aan de bozen dienen. Hy zal gelijk pek, en gelijk water in hun buik koken. Men zal roepen; vat de bozen, sleept hen in 't helsche vuur, en stort alderhande pijnen op hun hoofden. Men zal tot hen zeggen: Smaakt de helsche pijnen. Gy gelooft dat gy d'almachtigen, en de dierbaren op aarde waart: Ziet daar de straf, van de welken gy getwijffelt hebt. De vromen zullen in geneughelijke plaatsen, en in tuinen, met springbronnen verçiert, wezen. Zy zullen met purper gekleet zijn, en malkander van aangezicht zien. Wy zullen hen met reine en zuivere vrouwen, die zeer schone ogen hebben, vergaderen. Zy zullen lekkere en smakelijke vruchten van alle tijden hebben. Zy | |
[pagina 558]
| |
zullen daar nimmer sterven, en door de bezondere genade van uw Heer van vrees verlost wezen. Zie daar d'opperste zaligheit. Zeker, wy hebben d'Alkoran in uw taal gezonden, d'Arabiers zullen hem misschien verstaan. Zy wenschen naar uw ondergang: Maar volhard, en verwacht de tijt van de straffing hunner misdaden. |
|