Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven
(1658)–Anoniem Mahomets Alkoran– Auteursrechtvrij
[pagina 540]
| |
aan u gezonden, die hy aan de genen, de welken voor u geweest zijn, gezonden heeft. Hy is almachtig en wijs. Al 't geen, 't welk in de hemel en op d'aarde is, behoort hem toe. Hy is almachtig, en weet alles. De hemelen worden door zijn bevel geopent, en d'Engelen verheffen zijn heerlijkheit, en verzoeken van hem vergiffenis voor de genen, die op aarde zijn. Hy is barmhartig. Hy ziet de genen, die d'afgoden aanroepen: hy kent hen alle; maar gy zijt niet hun beschermer. Wy hebben u d'Alkoran in d'Arabische taal ingegeven, om den stedelingen van Mecha, en den genen, die omtrent deze stat wonen, te preken. Wy hebben u gezonden om de dag des Oordeels aan hen te verkondigen. Daar is niet aan te twijffelen dat een deel der menschen zalig, en 't ander deel verdoemt zal zijn. Indien God gewilt had, hy zou hen alle van een zelve godsdienst hebben geschapen. Hy bewijst zijn genade aan de geen, die 't hem goetdunkt. D'ongelovigen zullen van bystant berooft wezen, om dat zy de bescherming der afgoden hebben verzocht. God is de ware beschermer des werrelts; hy verwekt de doden, en is almachtig. Hy zal eens alle de zwarigheden oordelen, en de twijffelingen, die gy van uw godsdienst hebt, oplossen. Hy is mijn Heer: ik heb my aan zijn goddelijke wil overgegeven. Hy heeft uw bruit van u | |
[pagina 541]
| |
zelven geschapen. Hy schiep alle de dieren mannelijk en vrouwelijk, en deê u vermenigvuldigen. Daar is niets, dat hem gelijk is. Hy heeft de sleutels der schatten des hemels, en der aarde, en beneemt en geeft het goet den geen, die 't hem goetdunkt. De wet, die ik aan Noah, Abraham, Moises, en aan Jesus heb gegeven, is de gene, die ik u bevolen heb t'onderhouden, te weten in een enig God te geloven. D'ongelovigen grimmen als gy Gods eenheit aan hen verkondigt: hy leert haar aan de geen, die 't hem goetdunkt, en geleid de genen, die hem gehoorzamen, op de rechte weg. De bozen kennen een deel der stukken van zijn wet goet, en verwerpen 't ander deel, schoon zy kennis van zijn eenheit hebben; en dit uit nijt, die tusschen hen gekomen is. Indien uw Heer niet te voren gezegt had dat hy hun straffing tot aan de dag des Oordeels uitstelt, hy zou alreê hen alle verdelgt hebben. Veel der gener, die na hen erfgenamen van de kennis der Schriften zijn, zullen van zijn wet twijffelen: maar volg de weg, die aan u bevolen is, en volg niet hun begeerlijkheden. Zeg tot hen: Ik geloof in 't boek, 't welk van God gezonden is. Ik heb bevel ontfangen, om aan u te verkondigen dat God uw en onze Heer is: Gy zult uw, en wy onze werken verantwoorden. 't Is niet nootzakelijk dat wy onder ons twistreedenen: God | |
[pagina 542]
| |
zal ons eens in zijn tegenwoordigheit vergaderen, om onze verschillen t'oordelen; hy is onze toevlucht. De genen, die tegen 't geloof twistreedenen, na dat zy de waarheit bekent hebben, zijn zonder reden. Hun bewijsreedenen zullen onnut by God wezen: zy zullen 't voorwerp van zijn gramschap zijn; en zeer grote pijnen lijden. God heeft d'Alkoran, met de waarheit, en de schaal, gezonden. Hy zal u niet onderwijzen wanneer de dag des Oordeels zal wezen. De genen, die niet daar aan geloven, vragen wanneer hy komen zal; en de genen, die daar in geloven, vrezen voor zijn koomst, en weten dat hy zeker is. De genen, die 'er af twijffelen, zijn van de rechte weg afgedwaalt. God is barmhartig aan zijn volk: hy verrijkt de geen, die 't hem goetdunkt. Hy is sterk en almachtig: hy vermeerdert de jonsten der gener, die begerig naar de goederen des hemels zijn. Hy geeft de goederen van d'aarde aan de geen, die hen bemint, en berooft hem van de goederen des hemels. Zijn 'er bozen onder de menschen, die hen een valsche Godsdienst, van God verboden, leren? God heeft haar niet aan hen geleert: indien hy hun straffing niet tot aan de dag des Oordeels uitgestelt had, hy zou hen alreê verdelgt hebben. Zy zullen eindelijk strenge pijnen gevoelen. Gy zult zien dat zy voor hun bedrijf | |
[pagina 543]
| |
bevreest zijn, en dat zy naar hun verdiensten gestraft worden. Maar de gelovigen, die goede werken doen, zullen de geneuchten van 't Paradijs genieten, daar zy al 't geen, dat zy begeren, zullen vinden: dit is Gods grote genade; en dit is 't geen, 't welk hy den gelovigen, die gelooft, en goede werken gedaan hebben, geboodschapt heeft. Zeg tot hen: Ik eisch van u geen andere vergelding van de moeite, die ik doe met tot u te preken, dan mijn magen te beminnen. De geen, die enig goet werk doet, zal daar af vergolden worden. God is barmhartig; en de goede werken zijn hem aangenaam. Zullen zy zeggen dat gy God gelastert hebt? God zal, zo hy wil, u beletten deze woorden te horen, of hy zal 't gedult in uw hart indrukken. Hy wischt de leugen uit, en bevestigt de waarheit door zijn woorden. Hy weet al 't geen, dat in 't hart der menschen is; hy schept behagen in de bekering zijner schepselen: hy vergeeft hen hun zonden, en weet al 't geen, dat zy doen. Hy verhoort de gebeden der gelovigen, die goede werken doen, en vermeerdert zijn genade over hen: maar d'ongelovigen zullen de strengheden der eeuwige pijnen gevoelen. Indien God alle zijn schepselen even rijk had gemaakt, zo zouden zy op aarde in verwarring zijn geweest. Hy maakt de geen rijk, die 't hem goetdunkt. Hy ziet | |
[pagina 544]
| |
en weet alles. Hy zend de regen, als de menschen van zijn genade wanhopen. Hy is een beschermer der gelovigen; en men is eeuwiglijk lof aan hem schuldig. De schepping der hemelen, en der aarde, en van al 't geen, dat zich tusschen hen beweegt, is een teken van zijn almachtigheit. Indien u quaat overkoomt, zo gelooft dat gy 't verdient hebt: hy vergeeft u echter veel dingen. Gy kont zijn straf niet op aarde schuwen; en niemant kan u tegen hem beschutten. 't Zware schip, 't welk op 't water zwerft, is een bewijs van zijn almachtigheit by de genen, die in zijn wet volstandig, en van zijn weldaden dankbaar zijn. Hy zal de bozen van hun zonden bestraffen, en veel daar af vergeven. De genen, die tegen zijn geboden twistreedenen, konnen hun straf niet ontgaan. De goederen, die gy bezit, zijn goederen der aarde: maar de goederen, die God aan de genen, die in hem betrouwen, geven zal, zullen eeuwig zijn. De genen, die van de dodelijke zonden afwijken, die berou over derzelver bedrijf hebben, die van God verzoeken verhoort te worden, en in hun gebeden volharden, de genen, die raat vragen, en zich met malkander van 't geen, dat zy doen zullen, beraden, die een deel van 't goet, 't welk God aan hen gegeven heeft, in goede werken besteden, die in hun lijden bystant van hem verzoeken, de | |
[pagina 545]
| |
genen, die goet, en de genen, die quaat doen, zullen naar hun werken vergolden en gestraft worden. God bemint niet d'ongelovigen. Gy hebt geen vermogen over de genen, die in hun lijden bystant van hem verzoeken, en zich bekeren. Uw macht strekt zich over de genen uit, die 't volk onrecht aandoen, en die op aarde de geboden van zijn goddelijke Majesteit ongehoorzaam zijn; zy zullen grote pijnen gevoelen. De genen, die in wel te doen volharden, en die hun naaste vergeven, doen 't geen, 't welk God bevolen heeft. De geen, die van God verleid word, zal niemant vinden, die hem geleid. Gy zult d'ongelovigen zien vragen of men weêr in de werrelt kan keren, als zy 't helsche vuur zullen zien. Gy zult hen met een uitterste vrees van een eeuwige schande zien vlieden; en zy zullen de hel dwarsselings aanzien. De gelovigen zullen zien dat de bozen, die hun zielen verloren, en hun gezin verleid hebben, en dat alle goddelozen eeuwiglijk verdoemt zullen wezen: niemant zal hen konnen beschutten; en de geen, die van God verleid word, zal de rechte weg niet vinden. Zeg tot hen: Verzoekt vergiffenis van God, eer de dag koomt, in de welk gy geen weg zult vinden, om weêr in de werrelt te keren, noch geen onschuldiging voor uw zonden. Indien zy u ongehoorzaam zijn, wy hebben u niet ge- | |
[pagina 546]
| |
zonden om hun beschermer te wezen; gy zijt niet gezonden, dan om hen te preken. Als wy enige voorspoet aan de mensch geven, verblijd hy zich daar over, en als hem enig lijden overkoomt, is hy ondankbaar in de weldaat van zijn Heer, Koning der hemelen, en der aarde. God geeft kinderen, zonen en dochters, aan de geen, die 't hem goetdunkt: hy maakt de genen onvruchtbaar, die 't hem goetdunkt. Hy weet alles, en is almachtig. Hy spreekt niet tot de mensch, dan door inblazing, en door gelijkenis, zonder gezien te worden. Hy zend zijn Profeten en Apostelen, den welken hy 't geen ingeeft, dat hem goetdunkt. Hy weet alles, en is almachtig. Wy hebben dus onze geest aan u gezonden, om onze geboden aan u te leren. Gy wist te voren niet het geen, dat in d'Alkoran geschreven is, noch de geheimenissen van 't geloof: wy hebben hem aan u gezonden, om aan de werrelt tot een licht te dienen. Ik zal de geen, die 't my goetdunkt, op de weg der zaligheit, en op de weg des Heren geleiden, aan de welk al 't geen, dat in de hemel, en op d'aarde is, toekoomt, en die alles naar zijn believen schikt. |
|