Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven
(1658)–Anoniem Mahomets Alkoran– Auteursrechtvrij
[pagina 465]
| |
32. 't Hooftdeel der Krijgsbenden, begrijpende zevenëntachtig regels, te Medina geschreven.IN de naam van de goedertiere en barmhartige God. O Profeet! vrees God, en gehoorzaam niet d'ongelovigen. God weet alles, en is zeer voorzichtig in 't geen, dat hy beveelt. Merk op 't geen, dat uw Heer aan u geleert heeft: hy weet wat de menschen doen. Geef u aan God over: 't moet u genoech wezen, dat hy u beschermt. Hy heeft den menschen geen twee harten gegeven: hy heeft ons niet bevolen uw gemalinnen uw moeders te noemen. Alle de genen, die gy uw kinderen noemt, zijn niet uw kinderen: gy zegt 'et alleenlijk met de mont; maar God zegt altijt de waarheit, en geleid de menschen op de weg der zaligheit. Noem uw naaste met zijns vaders naam; dit bedrijf zal aangenaam by God wezen, zo gy slechs geen quaat voorneemen in 't hart hebt. Indien gy zijn naam niet weet, zo noemt hem uw broeder in God, of mijn Heer. God is goedertieren en barmhartig. De Profeet word van de genen gehoorzaamt, die in God geloven, en die zijn gemalinnen, als hun moeders, eren. De magen zijn erfgenamen van malkander. Zijn goddelijke Majesteit heeft dus aan de gelovigen geboden, die uit Mecha zijn getrokken, om de Profeet te volgen. In | |
[pagina 466]
| |
de Schrift is bevolen goet aan uw magen te doen. Gedenk dat wy de beloften der Profeten, van u, Noah, Abraham, Moises, en van Jesus Marias zoon, ontfangen hebben (van een enig God aan te bidden;) wy hebben een sterke belofte van hen ontfangen. Men zal hen rekening van hun bedrijf afeisschen; en de bozen zullen de strengheit der onëindige pijnen gevoelen. O gy, die in God gelooft, gedenk aan de genade, die hy aan u bewees, toen gy van de benden der vijanden aangetast wierd. Hy zond een geweldige wint tegen hen, en daar by benden, die voor uw ogen onzichtbaar waren, om hen te bestrijden: hy ziet al 't geen, dat gy doet. Deze onzichtbare benden quamen van d'oost- en westzijde, van om hoog en om laeg. Toen uw gezicht ontroert, en uw hart verflaaut was, uit oorzaak van 't groot getal uwer vijanden, had gy alreê een zeer quaad gevoelen van Gods wet ontfangen. De ware gelovigen wierden toen beproeft, en sidderden van vrees. De bozen, en de genen, die zwak in hun geloof waren, zeiden al 't geen, 't welk God en zijn Profeet aan hen belooft hadden, niet dan bedroch en ydelheit was. Gedenk hoe een deel van hen tot d'inwoonders van 't lant van Medina gezegt heeft: Daar is geen zekerheit voor u by Mahomet: keert weêr naar uw huizen. Gedenk hoe veel van hen verlof van | |
[pagina 467]
| |
u verzochten, en zeiden dat hun huizen verlaten waren. Hun huizen waren niet verlaten; maar zy hadden voorgenomen te vluchten. Indien zy in hun huizen weêrgekeert waren, men zou hen van alle zijden overreed hebben de boosheit te volgen. Zy zouden 'er niet lang gebleven zijn, om dat zy te voren aan God belooft hadden niet te vlieden; hy zou hen rekening van hun beloften geëischt hebben. Zeg tot hen: De vlucht zal onnut aan u wezen, zo gy de doot vlied, dewijl gy niet veel langer in de werrelt moogt blijven. Zeg tot hen: Wie kan u tegen God beschermen, als hy u wil verdelgen? Neemt geen andere beschermer, als hem. Hy kent de genen, dien men afgeraden heeft ten strijt te trekken, om hun goederen en lighamen te sparen. Zy werpen 't gezicht op u, als zy van vrees overvallen zijn, en drajen d'ogen in 't hooft, gelijk een mensch, die sterft. En als zy van vrees verlost zijn, zo spreken zy qualijk van u, uit oorzaak van hun overgrote gierigheit. Zodanige lieden geloven niet in God, die alle hun werken onvruchtbaar maakt; 't welk een gemakkelijk ding voor zijn goddelijke Majesteit is. De benden der ongelovigen geloofden dat zy onverwinnelijk waren; en toen zy de benden der gelovigen zagen, wenschten zy te vlieden. D'ongelovigen begeerden d'Arabiers aan hun zijde te trekken, en | |
[pagina 468]
| |
vernemen naar tijding van u, om te weten in wat staat gy zijt. Indien zy u gevolgt waren, zo zouden weinig van hen gedoot zijn geworden. 't Gevolg van de Profeet, Gods Apostel, dient aan u tot een burgt, en tot een bolwerk voor de genen, die de dag des Oordeels vrezen, en die dikwijls op zijn goddelijke Majesteit denken. Toen de gelovigen zeiden: Ziet daar 't geen, 't welk God en zijn Profeet aan ons belooft hebben, zy zijn waarachtig in hun beloften, heeft het zien van hun vijanden hun geloof, en hun yver tot God, en tot zijn Profeet vermeerdert. Onder de ware gelovigen zijn lieden, die 't geen, 't welk zy aan God beloofden, volbracht hebben: Veel van hen zijn in de gehoorzaamheid der geboden van zijn goddelijke Majesteit gestorven, en d'anderen verwachten desgelijks, en doen niet tegen 't geen, dat zy belooft hebben. God zal hen van hun yver vergelden, en d'ongelovigen straffen, of hen vergeven, zo 't hen goetdunkt; hy is goedertieren en barmhartig. God zal d'ongelovigen met hun gramschap tegen de gelovigen verdelgen. Hy beschermt de ware gelovigen in de strijden: hy is sterk en almachtig. De Joden zijn uit hun vesting afgekomen, om d'ongelovigen te helpen; maar God heeft hen de vrees in 't hart geworpen: een deel van hen is gedoot, en 't ander deel tot slaven gemaakt. Zy hebben, | |
[pagina 469]
| |
door hun doot, u erfgenamen van hun landen, huizen, rijkdommen, en burgten gemaakt, die gy niet konde winnen. God is almachtig. O Profeet, indien uw gemalinnen al te hoogmoedig op de goederen van d'aarde, en te prachtig van klederen zijn, zo roep hen, en zeg tot hen dat gy hen goet zult doen, en met zoetigheit en heusheit verstoten. Indien zy God en zijn Profeet beminnen, en indien zy deuchdelijk zijn, zo zal zijn goddelijke Majesteit een grote vergelding aan hen geven. O vrouwen des Profeets, de genen onder u, die onkuisch zijn, zullen tweemaal meer, dan d'andere vrouwen, gestraft worden; 't welk zeer gemakkelijk aan God is. De genen onder u, die God en zijn Profeet gehoorzamen, en goede werken doen, zullen meer dan d'andere vrouwen vergolden worden; men heeft een zeer grote vergelding voor u bereid. O vrouwen des Profeets, gy zijt niet gelijk d'andere vrouwen des werrelts: vreest God, en gelooft niet in de redenen der gener, die voorgenomen hebben u te verleiden. Spreekt met heusheit, blijft in uw huizen, gaat 'er niet uit, om uw schoonheit te tonen, en daar meê te pronken, gelijk d'oude onkundigen deden. Bid God met yver, doet aalmoessen, en gehoorzaamt God en zijn Profeet. God wil u van zijn gramschap bevrijden, en u reinigen. Gedenk aan de wet, die | |
[pagina 470]
| |
men u in uw huizen geleert heeft. God is barmhartig aan de genen, die hem eren: hy weet al 't geen, 't welk de Profeet gedaan heeft. Hy heeft zijn barmhartigheit, en een zeer grote vergelding aan de mannen en vrouwen, die zijn gebeden gehoorzamen, belooft. De mannen en vrouwen, die in zijn eenheit geloven, die zich aan zijn wil overgeven, die geduldig en ootmoedig zijn, die waarheit spreken, vasten, aalmoessen geven, en kuisch zijn, en de mannen en vrouwen, die zijn wet onderhouden, moeten Gods werken, noch de genen van zijn Profeet naspeuren, noch zeggen dat zy beter zouden doen dan hy, zo zy willen arbeiden. De geen, die God en zijn Profeet niet gehoorzaamt, is van de rechte weg afgeweken. Gedenk aan 't geen, 't welk gy tot de geen zeide, aan de welke God de genade deê van hem in zijn wet t'ontfangen, en die gy met de vryheit begiftigde, te weten dat gy gezegt hebt, Verstoot niet uw gemalin, en vrees God; gy verbergt in uw ziel een voorneemen, 't welk van God geopenbaart zal worden: gy vreest voor 't volk, maar gy moet niet, dan een enig God, vrezen. Ga naar margenoot+ Toen Zeid zijn gemalin verstiet, huwden wy haar aan u, op dat 'er geen doling onder de ware gelovigen overig zou wezen. Als zy hun gemalinnen verstoten, zo zullen zy in deze verstoting 't geen onderhouden, 't welk | |
[pagina 471]
| |
God bevolen heeft. De Profeet zondigt niet in 't doen van 't geen, 't welk God aan hem heeft toegelaten. Gods wet is dus van de genen onderhouden, die voor ons geweest hebben, en 't gebod van zijn goddelijke Majesteit word zonder vertraging uitgevoert. De genen, die Gods woort verkondigen, zijn Apostelen, en zijn Profeten zijn voor niemant, dan voor zijn goddelijke Majesteit, bevreest. 't Is hen genoech dat zy in zijn bescherming zijn. Mahomet is niet uw vader; hy is Gods Apostel, en de leste van alle de Profeten: God weet alles; na hem zal geen ander Profeet komen. O gy, die in God gelooft, denkt dikwijls op zijn goddelijke Majesteit: prijst hem des avonts en uchtens. Hy zal zijn barmhartigheit aan u geven. D'Engelen zullen vergiffenis verzoeken, op dat hy u van de duisternissen verlost. Hy is barmhartig aan de ware gelovigen. D'Engelen zullen hen, van zijnent wegen, in de dag des Oordeels groeten: hy heeft een zeer grote vergelding voor hen bereid. O Profeet, wy hebben u gezonden, om getuig van des volks bedrijf te wezen, en als een licht, om hen op de rechte weg te geleiden. Boodschap den ware gelovigen dat zy een zeer grote weldaat van uw Heer zullen ontfangen. Gehoorzaam niet d'ongelovigen, noch de bozen: vrees niet voor hun boosheit; maar vertrou op God. Gy | |
[pagina 472]
| |
moet hier meê vernoegt wezen, dat God u beschermt. O gy, die gelooft, 't is u niet geoorloft uw vrouwen qualijk te handelen: indien gy hen verstoot eer gy hen bekent hebt, zo doet goet aan hen, en verstoot hen met zoetigheit en heusheit. O Profeet, wy laten u toe de vrouwen te bekennen, die gy met de bruitschat hebt beschonken, de slaafsche dochters, die God aan u heeft gegeven, de dochters van uw omen en moejen, die met u 't gezelschap der bozen hebben verlaten, en de ware gelovige vrou, die zich aan u overgegeven heeft, zo gy haar wilt trouwen, en zo zy niet de vrou van een ware gelovige is. Wy weten 't geen, dat wy aan de ware gelovigen, aangaande hun vrouwen en slavinnen, geboden hebben: wy hebben 't aan u geleert, op dat gy God niet zoud vergrammen. Hy is goedertieren en barmhartig aan de genen, die hem gehoorzamen. Gy zult de genen van uw vrouwen, die gy wilt, bewaren, en de genen, die gy wilt, verstoten, en by de genen slapen, die u aangenaam zijn: 't is dienstiger dat gy hen verstoot, zonder God te vergrammen, dan dat gy ziet dat zy onvernoegt en bedroeft zijn: zy zullen met het goet, dat gy aan hen doet, met hen te verstoten, vernoegt wezen. God weet het geen, 't welk in uw harten is; hy weet alles, en is zeer barmhartig. Ga naar margenoot+ 't Is u niet geoorloft andere vrouwen, als d'uwen, te | |
[pagina 473]
| |
bekennen. 't Is u niet geoorloft hen te vermangelen, schoon de schoonheit der anderen u aangenaam is, uitgezondert uw slavinnen. God neemt acht op alles. O gy, die gelooft, treed niet, zonder verlof, in de huizen des Profeets, uitgezondert in d'uur van de maaltijt, en dit by geval, en zonder voorneemen. Als gy daar genodigt zijt, zo treed in met vryheit, en als gy uw maaltijt gedaan hebt, zo vertrekt uit het huis, en blijft 'er niet staan om met malkanderen te redeneren; want dit valt lastig aan de Profeet. Hy schaamt zich u te doen vertrekken: maar God schaamt zich niet u de waarheit te zeggen. De vrouwen van de Profeet zullen 't aangezicht bedekt hebben, als gy met hen spreekt; want zulks past wel voor de reinigheit, zo wel van u, als van haar. Gy moet Gods Profeet niet quellen, noch zijn vrouwen bekennen; want dit zou een zeer vuile zonde wezen. Indien gy enig voornemen bedekt, of ontdekt, weet dat God alles weet. Zy zullen God niet versteuren met zich aan hun vaders, kinderen, broeders, neven, dienstmeiden, en slaafsche dochters te vertonen. Zy zullen God vrezen: hy ziet alles. God en d'engelen bidden voor de Profeet. Ga naar margenoot+ O gy, die gelooft, bid voor de Profeet, en gehoorzaamt hem. De geen, die aan God, en aan zijn Profeet mishaagt, zal in deze werrelt vervloekt zijn, en in d'andere werrelt | |
[pagina 474]
| |
strenge straffen gevoelen. De genen, die zonder reden den mannen en vrouwen, die in God geloven, quaat aandoen, bedrijven een zeer grote zonde. O Profeet, zeg tot uw vrouwen en dochters, en tot de vrouwen der ware gelovigen, dat zy zich met hun hooftdoeken bedekken; zy zullen te meer daarom geëert wezen, en geen ongeneucht daar af ontfangen. God is goedertieren en barmhartig. Indien de bozen, hoereerders, en de genen van Medina, die zwak in hun geloof zijn, hun boosheit niet verlaten, zo zal ik aan u volkome macht over hen geven: weinig onder hen zullen u eren; maar vang hen, en dood hen, daar gy hen ontmoet. God heeft dus aan de genen geboden, die voor u geweest zijn: gy zult geen verandering in Gods wet vinden. 't Volk zal u vragen wanneer de dag des Oordeels wezen zal. Zeg tot hen dat God alleen het weet, en dat gy niet weet of hy haast zal komen: maar dat God een zeer grote vlam voor d'ongelovigen heeft bereid, daar in zy eeuwiglijk zullen branden. Zy zullen zonder bescherming wezen, en met het hooft voor uit in 't vuur gestort worden, en zeggen: Och dat wy zijn goddelijke Majesteit, en zijn Profeet en Apostel gehoorzaamt hadden. Zy zullen zeggen: Heer, wy hebben onze meesters en overigheden gehoorzaamt: zy hebben ons van de rechte weg afgeleid: Heer, straft hen dub- | |
[pagina 475]
| |
belt, en geeft hen u vloek. O gy, die gelooft, weest niet gelijk de genen, die aan Moises mishaagden. Hy was onschuldig van de misdaden, die zy hem aantijgden, en van God ingeblazen. Vreest God, en spreekt met heusheit: uw werken zullen hem aangenaam zijn; en hy zal u uwe zonden vergeven. De geen zal zalig wezen, die God en Zijn Apostel gehoorzamen: de getrouheit en gehoorzaamheit zijn hem aangenaam in de hemel, en op aarde, en op de bergen. De genen, die daar af verwijderen, gelijk Adam gedaan heeft, hebben zich zelven verongelijkt, en zijn onkundig. Hy zal de genen, mannen en vrouwen, straffen, die ongehoorzaam en boos zijn: hy zal zijn genade aan de genen geven, die in zijn wet geloven. Hy is goedertieren en barmhartig tegen de genen, die hem gehoorzamen. |
|