is. Wy konden aan yder mensch een geleide geven. Mijn woort is zeer waarachtig. Ik zal de hel met bozen, en 't Paradijs met vrome lieden vervullen: dus zullen de menschen naar hun werken vergolden en gestraft worden. Smaakt, ô bozen, de straffen, die gy verdient hebt, met dat gy niet in deze dag, die gy nu bejegent, wilde geloven. Wy laten u in elenden, die uw ongeloof verdient heeft. Smaakt d' eeuwige pijnen, die gy door uw boosheit hebt verdient. De genen, die in de geheimenissen van mijn wet geloven, zijn ootmoedig: Zy aanbidden my alleen, en prijzen my, als zy van my horen spreken. Zy zijn niet verwaant; zy verheffen zich niet tegen mijn geboden. Zy staan op uit het bed, om hun gebeden met vrees en hoop te doen, en besteden enig deel der goederen , die wy aan hen gegeven hebben, in godvruchtige werken. Niemant heeft het gezien, noch weet 'et, dat God bewaart om de vromen van hun volstandigheit te vergelden. De gelovigen en ongelovigen zullen alle niet eveneens gehandelt worden. De gelovigen, die goede werken gedaan hebben, zullen 't Paradijs, tot vergelding van hun arbeit, genieten; en d'ongelovigen zullen in 't helsche vuur gestoten worden. Hoe zy meer pogen daar uit te komen, hoe zy 'er dieper in zullen geraken. Men zal tot hen zeggen: Smaakt