Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven
(1658)–Anoniem Mahomets Alkoran– Auteursrechtvrij
[pagina 457]
| |
30. 't Hooftdeel van Lokman, begrijpende vierëndartig regels, te Mecha geschreven.IN de naam van de goedertiere en barmhartige God. Ik ben de zeer wijze God. Ga naar margenoot+ Deze geboden zijn de geboden van 't boek, dat vol van lering is. Hy geleid de vromen, die hun gebeden ter gestelde tijt doen, die de Tienden betalen, en die in de dag des Oordeels geloven, op de weg der zaligheit: zy worden door hun Heer geleid, en zijn zalig. Daar zijn lieden die met dit boek spotten. Zy wijken, uit onkunde, van Gods wet af, en verachten haar: maar zy zullen eens ruwelijk daar af gestraft worden. Als men Gods geboden aan hen leert, keren zy verwaandelijk de rug, en willen hen niet horen; hun oren zijn gestopt. Zeg tot hen: Gy zult eindelijk onëindige pijnen gevoelen. De genen, die in Gods wet geloven, en die goede werken doen, zullen eeuwiglijk de geneuchten van 't Paradijs genieten. 't Geen, dat van God belooft word, is onfailbaar; hy is almachtig, en alwijs. Hy heeft de hemel geschapen, en ondersteunt hem zonder pijlers, die voor uw ogen verschijnen. Hy heeft de bergen boven d'aarde verheven, om haar vast te nagelen, en haar te beletten zich te bewegen. Hy heeft 'er veel dieren op verstrooit, en de regen van de hemel gezon- | |
[pagina 458]
| |
den, die verscheide slach van planten en kruiden heeft doen voortkomen. Daar ziet gy 't geen, 't welk van God geschapen is. Toon my nu 't geen, dat uw afgoden geschapen hebben. Zeker, d'afgodendienaars zijn klaarblijkelijk van de rechte weg afgedwaalt. Wy hebben Lokman de wetenschap ingegeven, en tot hem gezegt dat hy God daar af bedanken zou. De geen, die God voor zijn jonsten bedankt, doet goet voor zijn ziel. God heeft met d'ondankbaren niet te doen: en men is in alle plaatsen lof aan hem schuldig. Gedenk dat Lokman tot zijn zoon zeide: O zoon, gelooft niet dat God een medegenoot heeft; 't is een zeer grote zonde. Wy hebben den mensch bevolen vader en moeder t'eren. Zijn moeder draagt hem met pijn op pijn, en geeft aan hem te zuigen tot aan d'ouderdom van twee jaren. Wees niet ondankbaar van Gods weldaden. Eer vader en moeder. Gy zult eens voor God staan, om geoordeelt te worden. Indien uw ouders u parssen te geloven dat God medegenoten heeft, zo gehoorzaam hen niet. Volg de weg der gener, die hem gehoorzamen. De menschen zullen alle eens voor hem vergaderen, om naar hun werken vergolden te worden. O mijn zoon, indien gy zo veel quaat doet als de zwaarte van een mostertzaat, of de zwaarheit van een rots, of de grootheit des hemels, en der | |
[pagina 459]
| |
aarde, God zal 't weten, en op rekening stellen; hy is naaugezet, en weet alles. O mijn zoon, doe uw gebeden ter gestelde tijt; doe 't geen, 't welk eerlijk en burgerlijk is, vlied het geen, dat niet goetgekent is, en wees geduldig in uw tegenspoet. Zie de werrelt niet dwarsselings aan uit verwaantheit, verkeer niet met verwaanden; God bemint de verwaanden niet. Merk op uw treden, wandel met zedigheit, en spreek vriendelijk. Daar zijn menschen, die gelijk ezels roepen, als zy spreken. Ziet gy niet dat God al 't geen, 't welk in de hemel en op aarde is, voor de menschen heeft geschapen, en dat hy in 't algemeen, en in 't bezonder zijn jonsten aan hen geeft. Daar zijn onkundigen, die zonder reden van de Godheit twistreedenen. Als men tot hen zegt; Doet het geen, 't welk God bevolen heeft; zo antwoorden zy: Wy zullen 't geen doen, 't welk wy onze vaders hebben zien doen. Zy aanmerken niet dat de duivel hen, en hun vaders tot de helsche pijnen roept? De geen, die God gehoorzaamt, en goede werken doet, houd zich aan de zekerste knoop vast; en God zal in d'uur van zijn einde zorg voor hem dragen. De boosheit der bozen moet u niet bedroeven: Zy zullen eens in onze tegenwoordigheit vergaderen, om gestraft te worden. Ik zal al 't geen, dat zy gedaan hebben, tot hen zeggen. Ik weet | |
[pagina 460]
| |
het geen, dat in 't hart der menschen is. Ik zal hun straf op aarde enige tijt verwijlen, en in d'andere werrelt hen in 't helsche vuur storten. Hebt gy hen niet gevraagt wie de hemel en d'aarde geschapen heeft? Zy zeiden dat 'et God was. Zeg tot hen: Gelooft zy God. 't Grootste deel van hen is echter onkundig. Al 't geen, 't welk in de hemel, en op d'aarde is, behoort God toe: hy behoeft de werrelt niet. Men is lof aan hem schuldig in al 't geen, dat hy doet. Indien alle de bomen des werrelts schrijfpennen, en de zee inkt was, zo zouden zy noch d'uitwerkingen van zijn almachtigheit niet begrijpen: hy is almachtig, en weet alles. Hy heeft u geschapen, en zal met een woort u doen verrijzen. Hy hoort en ziet alles. Aanmerken zy niet dat God de nacht in de dag, en de dag in de nacht doet intreeden? dat hy de zon en maan heeft geschapen, die zich tot aan de gestelde tijt in de hemel bewegen? Hy weet al 't geen, dat gy doet, om dat hy warelijk God is. De genen, die een ander aanroepen, als hem, aanroepen ydele en onnutte dingen. God alleen is zeer hoog en almachtig. Ziet gy niet hoe 't schip op 't water zweeft, tot bewijs van zijn almachtigheit by de genen, die van zijn weldaden dankbaar zijn? Toen de golven zich tegen d'ongelovigen verhieven, hebben veel God aangeroepen, met voornee- | |
[pagina 461]
| |
men van zijn wet te volgen. Toen hy hen op 't lant gebergt heeft, zijn sommigen volstandig gebleven in wel te doen, en d'anderen weêr tot hun boosheit gekeert. Niemant veracht zijn geboden, dan de bedriegers en ondankbaren. O volk, vreest God, en schroomt voor de dag, in de welk de vader zijn kint niet zal konnen helpen, noch 't kint aan zijn vader dienstig wezen. Gods beloften zijn onfailbaar. Weest niet verwaant op uw rijkdommen, noch hier op, dat God u verdraagt en lijd. Hy weet de tijt, daar in gy gestraft zult worden, en d'uur, in de welk de regen op d'aarde zal vallen. Hy weet het geen, dat in de buik der vrouwen, en of 't mannelijk of vrouwelijk is. Niemant anders, dan God, weet wat gy morgen zult doen; niemant anders, dan hy, weet waar gy sterven zult: hy weet alles, hy weet alles. |
|