Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven
(1658)–Anoniem Mahomets Alkoran– Auteursrechtvrij23. 't Hooftdeel van 't Licht, begrijpende vierënzeventig regels, te Medina geschreven.IN de naam van de goedertiere en barmhartige God. Wy hebben dit Hooftdeel gezonden, 't welk onze klare en verstanelijke geboden bevat; gy zult hen misschien begrijpen. De boel en boelin zullen met hondert geesselslagen geslagen worden. Ziet wel toe dat de goedertierentheit u de geboden van Gods wet niet doet vergeten. Gelooft in zijn goddelijke Majesteit, en in de dag des Oordeels. Enigen der ware gelovigen zullen getuigen van hun straffingen zijn. De boel slaapt by de boelin, of by d'ongelovige, en de boelin slaapt by de boel, of by d'ongelovige: deze dingen zijn den ware gelovigen verboden. De geen, die een eerlijke vrou van overspel beschuldigt, zal met tachtig geesselslagen geslagen worden, zo hy zijn beschuldiging niet met vier getuigen bewijst; en hy zal nooit in getuigenis gelooft worden. De genen, die zulks doen, zijn buiten Gods gehoorzaamheit, uitgezondert de genen, die zich bekeren, en 't geen, dat zy schuldig zijn, voldoen: God zal goedertieren en barmhartig tot hen zijn. De genen, die hun gemalinnen van overspel | |
[pagina 390]
| |
beschuldigen, en geen getuigen hebben, zullen viermaal zweren dat zy waarheit spreken, en de vijfde maal zeggen, dat Gods vloek over hen zy, zo zy liegen. De gemalin zal vry van straffing zijn, zo zy viermaal zweert dat haar gemaal liegt, en zo zy de vijfdemaal bid dat Gods toorn en gramschap over haar zy, indien 't geen, 't welk haar gemaal zegt, waarachtig is. God bejonstigt u in dezer voegen, om de waarheit bekent te maken: hy is zeer goedertieren, Ga naar margenoot+ en zeer wijs. Deze bende, die met leugen en valsche getuigenis van u afgescheurt is, heeft u geen quaat, maar, in tegendeel, goet gedaan. Yder zal het pak zijner zonden dragen. De booste onder hen zal in de helsche pijnen gestoten worden. Dit heeft een geluk geweest, Ga naar margenoot+ dat gy 't gevoelen der gelovigen uit hun eige mont gehoort hebt, toen zy zeiden dat deze lieden onbeschaamdelijk logen. Indien zy deze vier getuigen niet bygebracht hadden, zy zouden geen anderen gevonden hebben; zy zijn leugenaars. Zy zouden, zonder Gods genade en barmhartigheit, alreê grote pijnen in deze, en in d'andere werrelt, om hun bedriegery, gevoelt hebben. Toen zy van 't geen spraken, 't welk zy niet wisten, achtte gy dat het niets was, maar 't is een zeer grote zonde voor God. Toen gy, zulks horende, zeide dat 'et u niet toequam | |
[pagina 391]
| |
van deze dingen te spreken, bekende gy dat 'et een groot bedroch was. God verbied u weêr af te vallen, zo gy in zijn wet gelooft. Hy verklaart dus zijn wil; hy weet alles, en is zeer voorzichtig. De genen, die achterklap onder de ware gelovigen begeren te werpen, zullen in deze en in d'andere werrelt strengelijk gestraft worden. God weet het geen, dat gy niet weet. Zo God niet genadig tegen u had geweest, hy zou u met een zware straf gestraft hebben: hy is goedertieren en barmhartig. O gy, die ware gelovigen zijt, volgt niet de voetstappen des duivels; hy zal de zonde en misdaat aan u bevelen. Indien God u niet met zijn barmhartigheit bejonstigt had, niemant van u zou van dit bedroch gezuivert zijn geweest. Maar God reinigt de geen, die 't hem goetdunkt. Hy hoort alles, en weet alle uw voorneemens. De rijksten en machtigsten onder u hebben gezworen goet te doen aan hun magen, aan d'armen, en aan de genen, die voor Gods wet strijden: zy doen echter hen geen goet, maar vlieden hen. Begeren zy niet dat God hen vergeeft? Hy is niet zachtmoedig en goedertieren, dan aan de ware gelovigen. De genen, die de kuische, onschuldige en oprechte vrouwen van onkuisheit beschuldigen, zullen in deze werrelt vervloekt zijn, en in de dag, in de welk hun tong, handen en voeten tegen hen ge- | |
[pagina 392]
| |
tuigen zullen, grote pijnen gevoelen. In deze zelfde tijt zal God aan hen 't geen betalen, dat hy zonder ongerechtigheit aan hen schuldig is; en zy zullen bekennen dat God de waarheit zelve is. De boze vrouwen zullen als boze mannen, en de boze mannen als boze vrouwen spreken: de goede wijven zullen als de goede mannen, en de goede mannen als de goede wijven spreken. De goeden zijn onschuldig van de bedriegery der bozen, en zy zullen Gods genade, en de schatten van 't Paradijs genieten. O gy, die ware gelovigen zijt, treed niet zonder verlof in de huizen van anderen. Indien gy de genen, die daar in wonen, groet, zo doet gy wel: gy zult 'er misschien aan gedenken. Zo gy niemant van 't huis vind, treed 'er niet in zonder verlof. Indien men tot u zegt van weer te keren, zo zult gy weêr van daar keren: dat is bequamer, (dan aan de deur te blijven staan. ) God ziet al 't geen, dat gy doet. Gy zult God niet vergrammen met in d'onbewoonde huizen te gaan, zo gy 'er te doen hebt; God weet alle uw ooggemerk. Zeg tot de ware gelovigen, dat zy hun ogen bedwingen, dat zy kuisch zijn, dat zy goet doen, en dat God al 't geen weet, dat zy doen. Zeg tot de ware gelovige vrouwen dat zy hun ogen bedwingen, dat zy kuisch zijn, niets van hun schoonheit vertonen, dan 't geen, dat gezien mag worden, hun | |
[pagina 393]
| |
hals en aangezicht bedekken, en zulks alleenlijk aan hun gemaal, aan hun kinderen, aan de kinderen van hun gemaal, aan hun broeders, neven, zusters, aan der zelver vrouwen en dochters, dienstmaagden en slavinnen, aan hun huisgenoten, die noch niet tot 'et huwelijk bequaam zijn, en aan de kinderen, die geen achting op de schoonheit der vrouwen hebben, vertonen; en dat zy hun voeten niet verroeren, om te tonen dat zy goede kouzen aan hebben. Verzoekt vergiffenis van God; gy zult misschien zalig wezen. Trout dochters van uw godsdienst, dochters der vrome lieden, of uw slavinnen, zo zy arm zijn; God zal hen met zijn genade verrijken; hy is zeer milt, en weet alles. De genen, die geen middel van te huwen hebben, zullen kuischelijk leven, tot dat God de middelen daar toe aan hen geeft. De genen, die met hun slavinnen willen huwen, zullen vermogen een huwelijksverdrach te maken, zo zy hen wijs kennen, en 't goet, dat zy van God hebben, aan hen deelachtig maken. Veracht niet uw vrouwen, die kuisch zijn, om zelf hoerery te bedrijven, zo gy goet in deze werrelt begeert te hebben. Indien gy hen veracht, zo zal God jonstig en barmhartig tot hen wezen. Wy hebben deze klare en verstanelijke geboden aan u gezonden: zy zijn gelijk de genen, die aan uw | |
[pagina 394]
| |
voorgangers geleert zijn, om aan de goeden en vromen verkondigt te worden. God verklaart de hemel en d'aarde, gelijk de lamp, die in een kristalijne kas besloten is, en van olie, van een gezegende olijfboom gekomen, ontsteeken is: zy schijnt een star vol licht, die noch oostwaarts, noch westwaarts gaat, en klaarheit op klaarheit geeft. God geleid door zijn licht de geen, die 't hem goetdunkt: hy leert de gelijkenissen aan zijn volk, en weet alles. Hy laat u toe hem in uw huizen te loven, daar aan zijn naam te gedenken, en hem daar 's avonts en 's uchtens te verheffen. O menschen, uw bezigheden moeten u niet beletten aan zijn goddelijke Majesteit te gedenken, uw gebeden ter gestelde tijt te doen, en de Tienden te betalen. Vreest de dag, in de welk de harten der menschen zullen sidderen, en hun gezicht ontroert zijn, en in de welk God yder naar zijn werken zal vergelden en straffen, en zijn genade over de goeden vermeerderen. Hy verrijkt, zonder rekening te houden, met zijn genade de geen, die 't hem goetdunkt. De goede werken der ongelovigen zijn gelijk nevel, die in een grote vlakte is: hy schijnt water als men verre daar af is; en als men daar by koomt, vind men niets. Zy zullen voor God het boek vinden, in 't welk al 't geen, dat zy gedaan hebben, geschreven is: hy zal hen naar hun ver- | |
[pagina 395]
| |
diensten straffen; hy is naaukeurig in rekening te houden. Hun werken zijn ook gelijk de duisternissen, die men in den diepte der zee vind: zy zijn met golf op golf, met duisternis en donkerheit op malkander bedekt. De geen, die in deze duisternissen is, kan zijn hant niet zien; de geen, die niet van God verklaart is, zal niet een steek zien. Ziet gy niet dat al 't geen, 't welk in de hemel, en op d'aarde is, Gods heerlijkheit verheft? De vogelen spreiden hun vleugelen voor hem uit, om hem te prijzen. Hy verstaat de gebeden van alle zijn schepselen, en weet de lofreedenen, die zy aan hem geven; hy weet al 't geen, dat zy doen. Hy is Koning des hemels, en der aarde: hy is de toevlucht van alle de werrelt. Ziet gy niet dat hy de wolken vergadert? dat hy hen op malkander stapelt? Ziet gy niet dat de regen door der zelver openingen afvalt? en dat God het varsch water uit de bergen doet afdalen? Hy geeft het aan de geen, die 't hem goetdunkt. Hy doet de menschen de glans des blixems, die hun ogen verblind, naderen, en stort de nacht op de dag. Deze dingen zijn tekenen van zijn almachtigheit by de genen, die hen aanmerken. Hy heeft van een weinig water alderhande dieren geschapen: sommigen daar af kruipen op d'aarde, anderen gaan op twee, en anderen op vier voeten. Hy | |
[pagina 396]
| |
schept het geen, dat hy wil, en is almachtig. Zeker, hy heeft een klare en verstanelijke wet gezonden, om de geen, die 't hem goetdunkt, op de rechte weg te geleiden. D'ongelovigen zeggen: Wy geloven in God, en in zijn Profeet; en nochtans verlaat een deel van hen zijn wet, en gelooft niet in zijn goddelijke Majesteit. Als men hen voor God, en voor de Profeet roept, om hun verschillen t'oordelen, weigeren veel daar te komen, en als zy daar komen, zo is 't met verachting. Zy hebben groot hartewee. Vrezen zy dat God en zijn Profeet hen onrecht zullen aandoen? In tegendeel, zy zijn zelven onrechtvaerdig. Als de ware gelovigen voor God, en voor de Profeet geroepen zijn, om geoordeelt te worden, zo zeggen zy: Wy hebben gehoort, en gehoorzaamt: zy zijn niet onkundig. De geen, die God, en zijn Profeet gehoorzamen, zullen zalig zijn. Veel zweren dat zy edelmoediglijk voor 't geloof zullen strijden, als men hen beveelt tegen de vijanden te trekken Zeg tot hen: Zweert niet; de gehoorzaamheit, die gy aan de Profeet zult bewijzen, zal boven uw eden gestelt worden. God weet al 't geen, dat gy doet. Zeg tot hen: Gehoorzaamt God, en zijn Profeet. Indien zy ongehoorzaam zijn, zo zullen zy hun, en gy uw pak dragen. Indien gy gehoorzaamt, zo zult gy de rech- | |
[pagina 397]
| |
te weg volgen. De Profeet is niet verplicht, dan om u verstanelijk te preken. God belooft den ware gelovigen, die goede werken doen, dat zy lang op aarde zullen leven, gelijk hy aan de genen belooft heeft, die voor hen zijn geweest, op dat zy de wet, die hy aan hen gegeven heeft, zouden oprechten. Hy zal hun vrees in verzekertheit veranderen. Hy zal hen van vrees verlossen, op dat zy hem alleen zonder medegenoot aanbidden. De geen, die boos is, zal buiten de gehoorzaamheit, die hy aan God schuldig is, uitspatten. Doet uw gebeden ter gestelde tijt, betaalt de Tienden, en gehoorzaamt den Profeet: God zal zijn barmhartigheit aan u geven. Gelooft niet dat d'ongelovigen machtiger op aarde zijn, dan wy: zy zullen alle in 't helsche vuur gestoten worden. O gy, die ware gelovigen zijt, uw slaven, en uw dienaars van vrije staat zullen van u verlof verzoeken, om in te gaan daar gy in drie tijden zijt, te weten voor 't gebed van de dageraat, na de middag, en na 't avontmaal. Zy zullen niet misdoen met zonder verlof in te treden daar gy t'andere tijden zijt, zy treden 'er in om u te dienen. Dus leert God zijn geboden aan u, hy kent d'aart zijner schepselen, en is zeer voorzichtig in 't geen, dat hy beveelt. Aan uw kinderen is geboden, als zy tot een bescheide ouderdom zijn ge- | |
[pagina 398]
| |
komen, u om verlof van 't geen te vragen, dat zy willen doen, gelijk de genen gedaan hebben, die voor u geweest zijn: dus leert God zijn geboden aan u; hy is goedertieren en barmhartig. D'oude en gerimpelde vrouwen zullen God niet vergrammen met hun hooftdoeken te verlaten, en hun aangezichten t'ontdekken, zo 't zonder ydelheit is, en zonder voorneemen van hun verçieringen te vertonen: indien zy zich daar af onthouden, zo zullen zy weldoen. God verstaat al 't geen, dat gy zegt, en weet al 't geen, dat in uw harten is. De blinde, Ga naar margenoot+ verminkte, de zieke, en gy ook zult niet zondigen met in 't huis uwer kinderen, by uw ouders, broeders, zusters, omen, moejen, vrienden en dienaars t'eten: gy zult God niet vertoornen zo gy gezamentlijk, of elk in 't bezonder eet. Als gy in enig huis treed, zo groet malkander van Gods wegen met zegening en genegentheit. Dus leert God zijn geboden aan u, misschien zult gy hen begrijpen. Toen de genen, die in God, en in zijn Profeet geloven, by de Profeet vergadert waren, zijn zy niet zonder zijn verlof van hem gegaan. De genen, die om verlof gevraagt hebben, geloven in God, en in zijn Profeet. Indien zy om enige zaak verlof van u verzoeken, zo veroorloft de geen, die 't u goetdunkt, en bid God voor hen; hy is goedertieren en barmhar- | |
[pagina 399]
| |
tig. Noemt niet de Profeet gelijk gy malkander noemt. Ga naar margenoot+ God kent de genen, die schandelijk uit de Tempel, en van de wal wijken. De genen, die zijn geboden ongehoorzaam zijn, moeten wel toezien dat hen niet enig ongeluk overkoomt, en dat zy geen grote pijnen gevoelen. Al 't geen, 't welk in de hemelen, en op d'aarde is, behoort aan God. (Hy weet of gy yverig in uw geloof, dan of gy geveinsden zijt.) Hy weet de dag, Ga naar margenoot+ in de welk alle de werrelt voor hem zal vergaderen, (om geoordeelt te worden.) Hy zal in deze dag aan de menschen al 't geen vertonen, dat zy gedaan hebben. |
|