Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven
(1658)–Anoniem Mahomets Alkoran– Auteursrechtvrij21. 't Hooftdeel van de Pelgrimagie, begrijpende zevenënzeventig regels, te Mecha geschreven.IN de naam van de goedertiere en barmhartige God. O volk, vreest God. D'aardbeeving, die in de dag des Oordeels zal komen, zal vreemt wezen. Gy zult in deze dag de moeders hun kinderen zien vergeten, en dat yder zijn pak zal dragen. Gy zult het volk dronken zien, niet van wijn, maar van Gods zware straffingen verbaast en verdooft. Daar zijn lieden, die met onwetentheit van de Godheit twistreedenen, en de wil van de gewillige en hardnekkige duivel volgen: daar staat geschreven dat hy de genen, die hem gehoorzamen, zal verleiden, en hen in 't helsche vuur geleiden. O volk, indien gy van de verrijzenis twijffelt, zo aanmerk hoe wy u van 't stof der aarde, met een weinig water op 't slijk gestort, van gestremt bloet, en van een weinig vleesch, geheel gevormt, en niet geheel gevormt, geschapen hebben. Ik vorm | |
[pagina 370]
| |
in de buik der vrouwen 't geen, dat my goetdunkt, tot aan de gestelde tijt; ik doe 'er uw kinderen uit voortkomen; daar na geef ik u 't leven, en doe u tot de mannelijke jaren komen. Sommigen sterven jong, en d'andere geraken tot een zeer hoge ouderdom, om te leren wel te leven. Aanmerk de droge, dode en dorre aarde; als wy de regen doen vallen, verandert zy van gedaante, en brengt en voed dan alderhande vruchten, die schoon en aangenaam zijn, om dat God de waarheit zelve is; hy verwekt de doden, en is almachtig. Daar is niet aan te twijffelen dat de dag des Oordeels genaakt, en dat God de doden zal doen verrijzen. Daar zijn lieden, die zonder kennis, zonder reden, en zonder achtbaarheit van God twistreedenen, en van de weg zijns wets afwijken: zy zullen in deze werrelt vol van schande en schaamte zijn, en in d'andere werrelt de helsche pijnen gevoelen. God doet zijn volk geen onrecht aan. Daar zijn lieden, die hem met twijffeling aanbidden; indien hen enig goet toekoomt, zo volharden zy in hem aan te bidden; maar indien hen quaat toekoomt, zo keren zy weêr tot hun boosheit, en verliezen de goederen der aarde, en de goederen des hemels. Deze twee verliezen zijn zeer groot. Zy aanroepen d'afgoden in plaats van God; zy aanroe- | |
[pagina 371]
| |
pen 't geen, dat hen noch goet noch quaat aandoen kan. Zodanig een gebed is een doling, die van Gods geboden verwijdert is. Zy aanbidden 't geen, 't welk hen eer quaat, dan goet doet. Zeker, God zal de ware gelovigen, die goede werken doen, in tuinen doen ingaan, daar veel beeken vloejen: hy doet het geen, dat hem belieft. Ga naar margenoot+ De geen, die versteurt is om dat God in deze, en in d'andere werrelt hulp aan Mahomet geeft, en hem beschermt, maak een tou aan de zolder van zijn huis vast, en verworg zichzelf; hy zal zien of zijn versteurenis overgaan zal. God heeft d'Alkoran gezonden, gelijk hy voormaals d'andere schriften gezonden heeft: hy begrijpt in zich zijn klare en verstanelijke geboden. God geleid de geen, die 't hem goetdunkt, op de rechte weg; hy zal in de dag des Oordeels de verschillen, die tusschen de gelovigen en ongelovigen, tusschen de Samaritanen, Christenen en afgodendienaars zijn, oordelen; hy weet alles. Ziet gy niet dat al 't geen, 't welk in de hemel en op d'aarde is, de zon, de maan, de starren, de bergen, de bomen en de beesten hem aanbidden? Veel aanbidden hem met yver; maar veel verdienen ook gestraft te worden. Niemant zal de geen achten, die van God veracht word: hy doet het geen, dat hem goetdunkt. Deze twee strijdige deelgenoten, | |
[pagina 372]
| |
de gelovigen en d'ongelovigen, hebben van de Godheit getwistreedent: maar d'ongelovigen zullen van de helsche gloet omringt worden. Zy zullen hemden van vuur aan hebben: 't ziedend water zal over hun hoofden vloejen: 't vuur zal 't geen, 't welk in hun buik is, branden, en hun huid braden. Zy zullen met yzere knodsen geslagen worden. Als zy uit deze gloet zullen menen te gaan, zo zullen zy dieper daar in geraken, en eeuwiglijk gepijnigt worden. God zal de ware gelovigen, die goede werken gedaan hebben, in tuinen doen ingaan, daar veel vloeden vloejen. Zy zullen met goude armbanden, en met panelen verçiert, en met zijde gekleed wezen, en een eeuwige gelukzaligheit genieten, om dat zy zijn Eenheit hebben beleden. Maar d'ongelovigen zullen grote pijnen gevoelen, om dat zy 't volk belet hebben 't geloof t'omhelzen, en de Tempel van Mecha te bezoeken, die van God opgerecht is, om daar van alle de werrelt aangebeden te worden: de geen, die zich laat porren tot hem te bezoeken, en daar intreed, met voorneemen van weêr tot zijn boosheit te keren, zal strengelijk gestraft worden. Gedenk dat wy aan Abraham de plaats, om de Tempel van Mecha te bouwen, hebben getoont, en hem bevolen my alleen aan te bidden, en mijn Tempel van afgoden te | |
[pagina 373]
| |
zuiveren, tot vernoeging der gener, die daar beêvaarden zullen doen. Het volk zal daar van alle zijden te voet en te paert komen u bezoeken, en voordeel daar af ontfangen: zy zullen daar hun gebeden ter gestelde tijt, en in de genoemde dagen doen, en de Heer van 't goet, 't welk hy aan hen gedaan, en van de rijkdommen, die hy aan hen gegeven heeft, bedanken. Zy zullen ook ommegangen in d'oude Tempel doen; de geen, die hem eert, zal zeer wel doen, en van zijn Heer daar af vergolden worden. 't Is aan u geoorloft van alle reine beesten t'eten, uitgezondert van 't geen, 't welk hier voor aan u verboden is. Wijkt van d'onreinigheit der afgoden, wacht u van valsche getuigenis te geven, en weest God gehoorzaam. De geen, die zegt dat God een medegenoot heeft, is gelijk de geen, die uit de hemel is gestoten, van de vogelen gerooft, en van de wint in een afgelege plaats geworpen, die vol van rampen is. De geen, die de tekenen van Gods macht eert, zal van zijn wet niet twijffelen, en ter gestelde tijt van zijn goede werken vergolden worden, zo hy d'oude Tempel van Mecha bezoekt. Wy hebben aan alle de volken des werrelts een wet gegeven, om hun offeringen te doen, en om hun Heer te bedanken van dat hy voordeel boven alle dieren aan hen heeft gegeven. Uw God is een enig | |
[pagina 374]
| |
God: gehoorzaamt zijn geboden. Boodschap een grote vergelding aan de genen, die hem gehoorzaam zijn, aan de genen, die van vrees trillen, als zy van zijn naam horen spreken, die in hun tegenspoet geduldigzijn, die hun gebeden ter gestelde tijt doen, en die enig deel der goederen, die wy aan hen gegeven hebben, in aalmoessen besteden. Ga naar margenoot+ Wy hebben 't wijfje van de Kameel, tot teken van onze Eenheit, geschapen: het zal u in deze werrelt nut zijn. Gedenkt dat gy Gods naam uitspreekt, als gy haar, op haar voeten staande, offert, en als zy doot ter aarde gevallen is. Eet haar vleesch, zo 't u aangenaam is, en geef daar af aan de genen t'eten, die u daar om vragen: wy hebben haar onder u gestelt; gy zult my misschien van deze weldaat bedanken. God verheft niet voor zich het vleesch, noch 't bloet van dit beest, maar alleenlijk de goede werken, die gy doet. Hy heeft haar dus onder u gestelt, op dat gy hem zoud verheffen, en bedanken van dat hy u op de rechte weg geleid heeft. Boodschap den vromen dat God de boosheit der bozen van hen verwijderen zal; hy bemint de verraders en ondankbaren niet. Boodschap den genen, die tegen d'ongelovigen strijden, om 't ongelijk, dat men hen gedaan heeft, te vergoeden, dat God machtig genoech is om hen te beschermen. Toen | |
[pagina 375]
| |
zy zonder reden uit hun huizen gedreven waren, zeiden zy: God is onze Heer. Indien God het volk niet tegen malkander had doen opstaan, zo zouden de kloosters der geestelijken, Ga naar margenoot+ de kerken der Christenen, de Scholen der Joden, en de tempelen der gelovigen verdelgt hebben geweest, (door 't groot getal der bozen, en door hun boosheit.) Gods naam word in de kerken der gelovigen verheven, en zijn wet daar beschermt en voorgesproken. God is zeer sterk; hy heeft alle vermogen op zijn volk. De genen, die van God op aarde, met verwinning over hun vijanden, opgerecht zijn, doen hun gebeden gelijk bevolen is; zy betalen de Tienden, en bevelen 't geen te doen, dat eerlijk en burgerlijk is: Zy verbieden 't geen te doen, 't welk van God, die 't einde van alles weet, verboden is. Zo d'ongelovigen zeggen dat gy liegt, de genen, die voor hen waren, zeiden ook dat Noah, Aad, Chaïb, Abraham en Loth, en ook Moises logen. God heeft hun straffing enige tijt uitgestelt: maar hy heeft eindelijk hen zeer strengelijk gestraft. Hoe veel steden hebben wy, uit oorzaak van hun boosheit, verdelgt? wy hebben hen omgeworpen, en door de doot van hun inwoonders woest gemaakt. Zullen de genen van Mecha altijt op aarde met een verhard hart wandelen, zonder in te zien wat voormaals aan d'ongelo- | |
[pagina 376]
| |
vigen gebeurt is ? Hun ogen zijn niet verblind, maar hun harten zijn verblind en verhard. Zy zullen van u verzoeken de bozen vaerdiglijk te doen straffen. God zal niet tegen 't geen doen, dat hy belooft heeft. Een dag is voor uw Heer, gelijk duizent jaren voor de menschen. Hoe dikwijls heeft men 't straffen der boze steden uitgestelt, die eindelijk verdelgt zijn? Alle de werrelt zal eens voor my vergaderen, om naar haar verdiensten vergolden te worden. Zeg tot hen: O volk, ik verkondig u opentlijk de helsche pijnen. De genen, die geloven, en goede werken doen, zullen vergiffenis van hun zonden, en een kostelijke schat ontfangen. De genen, die pogen 't geloof te vernietigen, zullen verdoemt zijn. Wy hebben onze Profeten niet gezonden, dan om onze geboden voor 't volk te lezen. D'ongelovigen hebben veel dingen gelezen, die niet in d'Alkoran staan: maar God heeft het geen vernietigt, 't welk de duivel daar by gevoegt had, en de geboden van zijn Wet bevestigt. 't Geen, 't welk de duivel daar by gevoegt had, dient tot verleiding by de genen, die zwak in hun geloof zijn, en een verhard hart hebben. D'ongelovigen zijn in een zeer grote doling, en van de waarheit afgeweken. De genen, die de kennis der Schriften hebben, weten dat d'Alkoran de waarheit zelve is, die van uw Heer voortkoomt: Zy geloven in hem, | |
[pagina 377]
| |
en verootmoedigen hun hart, als zy hem lezen. God geleid de genen, die in de waarheit geloven, op de rechte weg; d'ongelovigen zullen 'er af twijffelen, tot dat zy van de dag des Oordeels overvallen zijn. Zy zullen in deze dag strengelijk gestraft zijn. God zal in deze dag over de goeden en quaden gebieden: Ga naar margenoot+ de vromen, die gelooft, en goede werken gedaan hebben, zullen in wellustige tuinen ingaan; en d'ongelovigen, die zijn geboden ongehoorzaam zijn geweest, zullen zeer zware pijnen lijden. De genen, die uit Mecha zijn getrokken, en naar Medina gegaan, om zich van 't gezelschap der ongelovigen te verwijderen, en gedoot, of van ziekte gestorven zijn, zullen van zijn goddelijke Majesteit vergolden worden. God is de grootste weldoender des werrelts: hy zal hen doen intreeden daar zy begeren; hy weet alles, en is zeer barmhartig. De gelovigen, die wraak nemen van 't ongelijk, dat d'ongelovigen hen aan gedaan hebben, zullen van God beschermt worden: hy is goedertieren en barmhartig tot zijn volk. Hy doet de dag op de nacht, en de nacht op de dag volgen. Hy verhoort de gebeden der ware gelovigen, en ziet al 't geen, dat zy doen: hy zal hen beschermen, om dat hy de waarheit zelve is. D'afgoden zijn niet dan ydelheit; en God is zeer hoog, en almachtig. Aanmerkt gy niet dat God de regen van de he- | |
[pagina 378]
| |
mel zend, en dat d'aarde groen word? Hy is goedertieren tot zijn volk, en weet alles. Al 't geen, 't welk in de hemelen, en op d'aarde is, behoort hem toe. Hy behoeft zijn volk niet, en moet geprezen en verheven worden. Ziet gy niet dat God alle de dieren, die op d'aarde zijn, onder u gestelt heeft? Ziet gy niet dat door zijn gebied het schip op de zee zeilt, om u en uw middelen te voeren ? Ziet gy niet dat hy de hemel belet op d'aarde te vallen? Zeker, hy is miltdadig en barmhartig. Hy geeft u 't leven, en de doot: hy zal u doen sterven, en weêr doen verrijzen; de mensch is echter ondankbaar van zijn weldaden. Wy hebben aan alle volken des werrelts een wet gegeven, om hen op de rechte weg te geleiden; indien zy haar onderhouden, zo zullen zy niet tegen u twistreedenen. Aanroep uw Heer, gy zijt op de rechte weg, zo zy tegen u twistreedenen. Zeg tot hen: God weet al 't geen, dat gy doet. Hy zal in de dag des Oordeels uw verschillen oordelen. Weet gy niet dat God al 't geen weet, 't welk in de hemel, en op d'aarde is? Alles is geschreven; en dat is zeer licht voor zijn goddelijke Majesteit. D'afgodendienaars aanbidden zonder reden afgoden, die niet weten of zy goden zijn of niet: zy zullen in de dag des Oordeels zonder bescherming wezen. Als men mijn geboden aan de menschen verkondigt, zo | |
[pagina 379]
| |
kent men aan hun aangezicht de genen, die boos, en van mijn weldaden ondankbaar zijn, en willen zich uit gramschap op de genen werpen, die hen onderwijzen. Zeg tot hen: Ik zal verdrietiger dingen aan u boodschappen: God heeft het helsche vuur bereid, om d'ongelovigen te straffen. O volk, men verhaalt aan u een gelijkenis; hoor toe. Alle d'afgoden, die gy aanbid, zouden niet een vlieg konnen scheppen, schoon zy, om dit te doen, alle by malkander waren gekomen. Indien de vliegen iets van d'offeringen, die men hen aanbied, besmetten, zy hebben geen macht om hen af te drijven, uit oorzaak van hun onmacht, en van de zwakheit der gener, die hen aanbidden. Zy loven God niet, gelijk gerechtig en redelijk is. Hy is zeer sterk en machtig: hy heeft zijn boden verkozen, om zijn geboden onder d'Engelen en menschen te brengen, en uit te voeren. Hy hoort al 't geen, dat zy zeggen, ziet al 't geen, dat zy doen, en weet al 't geen, dat zy gedaan hebben; en alles is hem gehoorzaam. O gy, die gelooft, Eert en aanbid uw Heer, en doet wel; gy zult misschien zalig wezen. Strijd met yver voor d'oprechting van zijn Wet; hy heeft u verkozen om haar te volgen: hy heeft geen zware en lastige wet aan u gegeven: 't Is de wet van Abraham, uw vader: hy heeft voor de koomst van d'Alkoran u de genen genoemt, die zich | |
[pagina 380]
| |
aan God overgegeven hebben. De Profeet zal in de dag des Oordeels getuig tegen u zijn, en gy zult getuigen tegen 't volk wezen dat de Profeet hen de rechte weg verkondigt heeft. Volhard in uw gebeden, betaalt de Tienden, en vertrout in God; hy is uw Heer en uw beschermer. |
|