Heliand vertaald
titel
Heiland. Een Christusgedicht uit de vroege middeleeuwen.
redactie
Uit het Oudsaksisch vertaald, geannoteerd en ingeleid door Jaap van Vredendaal. Aangevuld met de fragmenten van de Oudsaksische Genesis. Vertaald door Redbad Veenbaas. Met medewerking van Willem van der Meiden
uitgever
SUN, Amsterdam 2006
omvang
270 p.
isbn
90-8506-296-9
prijs
€29,50
Het is eigenlijk verbazend dat de Oudsaksische Heliand in het Nederlandse taalgebied nauwelijks bekend is. Het gaat om een stafrijmend gedicht over het leven van Christus in een taal die nauw verwant is aan het Oudnederlands. Sommige onderzoekers hebben zelfs gemeend, deze tekst - althans één handschrift - voor het Oudnederlands te kunnen claimen. De tekst is mede vanuit de bekeringsgeschiedenis bijzonder interessant, omdat hij laat zien hoe men in de negende eeuw de pas bekeerde bovenlaag van het Saksische gebied de beginselen van het christendom wilde bijbrengen door middel van een literair werk in een stijl die men vermoedelijk reeds kende uit de wereldlijke literatuur van die tijd. Christus wordt hierbij voorgesteld als een Saksisch vorst met 12 gisêfos (metgezellen). Het is daarbij bijzonder interessant om te zien, hoe de dichter probeerde aan te sluiten bij de belevingswereld van zijn tijdgenoten, waarbij soms ‘aanstootgevende’ passages werden vermeden of veranderd. Zo zijn de herders uit het kerstverhaal veranderd in ehuskalkos (paardeknechten) en de woorden ‘Laat de doden hun doden begraven’ (Matt. 8:21) ontbreken geheel.
In de inleiding wordt de achtergrond van de bekering van de Friezen en de Saksen geschetst. Ook het karakter van de Heliand wordt belicht, waarbij benadrukt wordt dat de auteur zijn bronnen niet klakkeloos navolgde maar een bewuste keus deed. Het is echter vooral de vorm van het gedicht die de aandacht trekt. Men mag ervan uitgaan, dat de dichter probeerde met deze vorm aan te sluiten aan de wereldlijke poëzie van zijn tijd. Verder wordt - zoals gebruikelijk in middeleeuwse werken - de wereld van de bijbel omgezet naar de wereld van de vroege Middeleeuwen.
Bij de vertaling van een oude stafrijmende tekst als de Heliand ziet de vertaler zich geplaatst voor het dilemma alleen te vertalen of ook te proberen iets van de stijl van het origineel weer te geven. Van Vredendaal en Veenbaas hebben ervoor gekozen om ook de stijl en het stafrijm enigszins uit te doen komen. De verantwoording daarvoor vindt men in de inleiding (38-42). Daar vindt men ook de wat vreemde opmerking (39) dat het Oudsaksisch niet tussen s en z resp. f en v onderscheidde bij het stafrijm; vreemd omdat het Oudsaksisch helemaal geen z of v aan het begin van een woord had. Daar staat alleen ◂s▸ resp. ◂fr▸. Bedoeld is waarschijnlijk dat in het Nederlands daarvoor s-/z- resp. f-/v- kan staan en de vertalers voor het gemak hebben verkozen dat als een goed stafrijm te beschouwen. Om het