Historisch misverstand
titel
Lexicon van historische misverstanden. Vooroordelen en misverstanden van Alexander de Grote tot Zeus
auteur
Jörg Meidenbauer
uitgever
Bert Bakker, Amsterdam 2005
omvang
326 p.
isbn
90-3512-8338
prijs
€20,95
In het Woord vooraf wordt het programma van deze publicatie aangekondigd: ‘In dit lexicon zijn de grootste fouten uit de geschiedenis, politiek en cultuur samengebracht’ (p. 7-8). Dat is nogal wat. Het klinkt niet alleen parmantig, het verraadt ook een nogal eendimensionaal beeld van wat geschiedschrijving is. Geschiedwetenschap levert eenduidige verklaringen en is er voornamelijk op uit om mythes te ontzenuwen, om fouten recht te zetten.
Zo simpel is het natuurlijk niet, want in dezelfde inleiding wordt gesproken over ‘vergissingen, legendes, leugens en verdraaiing van feiten’. Dat is al wat ingewikkelder. Kennelijk bestaan er historische fouten in maten en soorten. Wat daar interessant aan is, is niet alleen de vraag wat er technisch ‘fout’ is, maar vooral waarom bepaalde voorstellingen van zaken gegeven worden. Wie doen dat, met welke bedoelingen, in welke context? Hoe komt het dat sommige beelden zo hardnekkig zijn? Dienen ze telkens nieuwe meesters; voorzien ze in steeds weer nieuwe behoeften? Wat je zou verwachten, zijn historiografische contextanalyses. Maar dit boek bevat geen serie kleine Wirkungsgeschichten van historische voorstellingen. Daarvan zijn er maar enkele te vinden. Onder de schaarse voorbeelden zijn de Duitse Autobahnen en de relatie tussen de Bastille en de Franse Revolutie.
De meeste lemmata hebben minder diepgang en behandelen alleen de vraag naar feitelijke juistheid en onjuistheid. Daartoe worden nogal wat mythes ontkracht, waar toch echt al lang niemand meer in geloofde. Alexander de Grote is niet door Aristoteles vergiftigd. Wie dacht dat nog? De bibliotheek van Alexandrië is niet door de Arabieren vernietigd. Het Ardennenoffensief in 1944 kon de Duitse nederlaag niet meer afwenden. Bier is niet door hertog Jan van Brabant uitgevonden. Niet alle Bolsjewieken waren Joden. Dit is nog maar een kleine greep uit de A en de B. Met de ontmaskering van dit soort legendes maakt de kritische historicus het zich wel erg gemakkelijk.
Dat blijkt ook uit een andere categorie van lemmata, waar de juist/onjuist tegenstelling wat minder binair is. Dan ontaardt de uiteenzetting vaak in scherpslijperij. Luther was niet tegen aflaten, behalve als ze door Tetzel werden verkocht. De Bondsrepubliek Duitsland werd niet in 1949 gesticht, maar kreeg pas in 1955 en 1956 volledige soevereiniteit. Gandhi was niet moedig, want hij vluchtte eerst naar Zuid-Afrika; daarna was hij wel een onverschrokken lei-