In memoriam Esther Koch (1959-2007)
Op 12 februari jongstleden overleed, veel te jong, oud-Madoc-redacteur Esther Koch. Zij had nog geen jaar geleden te horen gekregen dat zij doodziek was. Hoewel zij het afgelopen jaar ook nog van het leven genoten heeft in de ongewisse tijd die haar nog restte, was zij niet bestand tegen het sloopwerk van de longkanker. Desondanks bleven haar onverzettelijkheid, nuchterheid en belangstelling voor anderen tot het laatst ongebroken.
In 1992 trad Esther toe tot de redactie, aan het begin van de zesde jaargang, toen het tijdschrift de overstap maakte naar uitgeverij Verloren. Zij was het eerste redactielid dat van buiten ‘Utrecht’ kwam en bracht haar eigen netwerk mee. Als promovendus aan de Vrije Universiteit had zij contacten met tal van mediëvisten die zij kende uit Amsterdam, via het aio-netwerk of via de redactie van het tijdschrift Fibula. Bovendien was zij van onschatbare waarde voor de redactie omdat zij met strenge hand de kopijplanning en -werving op poten zette en streng bewaakte. Zonder haar inbreng dreigden heel wat nummers lege bladzijden te bevatten. Tijdens haar doortastende redacteurschap schreef ze in Madoc ook recensies van boeken over middeleeuwse religiositeit. Haar belangstelling ging daarbij vooral uit naar vrouwengeschiedenis, het terrein waarop ze ook promoveerde: De kloosterpoort als sluitpost? Adellijke: vrouwen langs Maas en Rijn tussen huwelijk en convent, 1200-1600 (Leeuwarden/Mechelen 1994; Maaslandse Monografieën 57). Met andere Madoc-redacteurs stond zij aan de wieg van een aantal succesvolle themanummers en van het boekje Over kaken, broodbanken en etstoelen. Sporen van middeleeuws Nederland (Utrecht 1995). In 1998 verliet zij de redactie. De band met Madoc hield ze aan als secretaris van de gelijknamige stichting. Na de promotie heeft Esther zich met haar tomeloze studiezin gestort op de Duitse taal. Zij was inmiddels al jaren werkzaam als zelfstandig vertaalster.
Esther had uitgesproken standpunten, die zij met vuur verdedigde. Toch was het een genoegen met haar van mening te verschillen omdat discussiëren een spel was dat gespeeld moest worden. Esther was wars van misbaar en vond als historicus/a aandacht voor het individuele veel minder interessant dan de studie van het algemene. Niet voor niets wijdde zij zich in haar dissertatie aan de prosopografie, waarin zij de biografische gegevens van individuen benutte voor een algemene karakteristiek van een type, in haar geval adellijke vrouwen die intraden in conventen. Opmerkelijk genoeg had zij wel een zwak voor opera en een van haar stokpaardjes was het voorstel een themanummer te maken over de Middeleeuwen in de opera. Dit voorstel leidde steevast tot levendige discussies in de redactie tussen operaliefhebbers en -nitwits die er niet aan wilden. Wie weet, komt die wens van haar toch nog eens in vervulling.
Voor wie Esther heeft gekend, is het een groot gemis dat deze energieke vrouw er niet meer is.
Namens de Stichting Madoc en (oud-)redactieleden,
Erwin Mantingh