wen die in 1498 werd ingewijd. Tot aan de afbraak in 1908 domineerde dit laatgotische gebouw het Rokin en de Kalverstraat. Er voor in de plaats kwam een zogeheten Nieuwe Zijds Kapel, omgeven door kantoren en winkels. Nu is er het ‘horror-museum’ gevestigd!
Rond 1500 zette de maatschappelijke en economische bloei van Amsterdam in verhoogd tempo door. Dat blijkt onder andere uit de vestiging in 1511 van een vertegenwoordiger van het machtige bankiershuis Fugger uit Augsburg. Het was de 27-jarige Poppe Occo, afkomstig uit Oost-Friesland, maar opgeleid in het Beierse Augsburg. Hij betrok een pand in de Kalverstraat, op de plek waar nu de handel in tweedehands boeken zit, De Slegte. Ook in het huis van Occo nam het boek een voorname plaats in, want Occo onderhield contacten met humanistische geleerden en beschikte over een bibliotheek. In de stijl van die cultuur zette hij zijn voornaam om; het werd Pompeius Occo. Maar als zakenman nam hij een belangrijker plaats in; hij groeide uit tot een tycoon onder de kooplieden die de grondslag legden voor de ontwikkelingen in de zeventiende eeuw. Staat die bekend als de ‘Gouden Eeuw’, dan moet de zestiende eeuw worden omschreven als de ‘Zilveren Eeuw’.
Al in 1513 werd Occo kerkmeester van de Kapel te heiliger stede en werkte hij mee aan de cultus van het Mirakel. Muziek was daarin een belangrijk onderdeel, want tijdens de missen op zon- en feestdagen, vooral die in relatie stonden tot het Allerheiligst Sacrament, klonk zowel eenstemmige als meerstemmige koorzang. Rond 1530 bestelde Occo voor het zangerscollege in Mechelen een nieuw koorboek dat in 1537 werd afgeleverd. Of hij het boek zelf nog heeft ontvangen, is onduidelijk, aangezien hij in hetzelfde jaar overleed. Uit een aantekening van zijn zoon Sybrant blijkt dat die het muziekboek in bruikleen gaf aan de Mirakelkapel.
Dankzij deze bepaling kon Sybrant het boekwerk terughalen toen in 1578 de calvinisten alle kerken en hun inhoud confisqueerden. De rol van familie Occo was uitgespeeld, zij verhuisde naar de Zuidelijke Nederlanden, waar het manuscript via vererving in particulier bezit bleef totdat het in 1972 werd geveild in Brugge. Een oplettende bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel zag het belang van het aanbod in en sloeg zijn slag. Sindsdien is het muziekboek bekend als de Occo Codex.
Er werd in 1979 wel een facsimile-uitgave van gemaakt door de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis, maar verder bleef het een ‘gesloten’ boek. De recente uitgave van een achttal composities, te weten zes motetten en twee complete missen, in modern notenschrift in het kader van de 125ste Stille Omgang, maakte dit Amsterdamse verleden weer klinkend. Die Stille Omgang slaat op een herleving van de traditionele Mirakelprocessie, maar dan op een stille manier. De gelovigen lopen in de late avonduren de route die ooit de echte processie nam, in aansluiting op plechtige vieringen in de Amsterdamse katholieke binnenstadskerken.