Hocus Pocus
titel
Toverrecepten uit de Middeleeuwen
auteurs
Frederiekje de Jongh en Annemarie Lavèn; met voorwoord van Johannes van Dam
uitgever
Matrijs, Utrecht 2006
omvang
100 pag., geïll.
isbn
978-90-8571-064-6
prijs
€7,50
Magie behelst volgens De Jongh en Lavèn ‘de pogingen van een mens om krachten naar zijn hand te zetten door het verrichten van handelingen die buiten de heersende normen van een samenleving vallen’ (p. 9). De middeleeuwse Nederlandse variant hiervan heeft weinig aandacht gehad onder mediëvisten, met als uitzondering de vorig jaar overleden Willy Braekman. In tegenstelling tot Braekmans overwegend op wetenschappelijk gebruik gerichte studies schrijven De Jongh en Lavèn voor een breed publiek. Zij doen dat door middeleeuwse magie uit te leggen aan de hand van een ‘beduimeld katern’ ingebonden in een codex ‘met interessante traktaten, van verhandelingen over chirurgische praktijken tot alchemistische preparaten’ (p. 8). Uit het kleine cursieve dankwoord aan het eind van de inleiding, die over de achtergronden van middeleeuwse magie gaat, is af te leiden dat het gaat om handschrift C5 uit het Voerman Museum Hattem. De inleiding en het voorwoord worden voorafgegaan door een voorwoord van Johannes van Dam. Het grootste deel van Toverrecepten uit de Middeleeuwen wordt echter gevormd door een twintigtal recepten.
De Jongh en Lavèn stellen zichzelf ten doel om de lezer mee te voeren ‘naar een andere wereld, waar occulte krachten domineren en de wetmatigheden van de huidige maatschappij niet gelden’ (p. 9). Dat lukt hen in hoge mate door bij alle twintig recepten de informatie in vier delen te geven: eerst een facsimile-editie, dan een kritisch afschrift, vervolgens een vertaling in modern Nederlands en tenslotte een toelichting die in twee bladzijden het recept in zijn context plaatst. De facsimile is een slimme keuze, die de lezer bij de eerste kennismaking met de tekst meteen met een groot verschil tussen de Middeleeuwen en 2007 confronteert: de tekstdrager. Via het kritisch afschrift en de moderne vertaling kan de lezer zich over vorm, tekst, taal en inhoud verwonderen. Die inhoud wordt vervolgens toegelicht.
De inleiding en de twintig toelichtingen geven een interessant overzicht van middeleeuwse magie. In de inleiding plaatsen De Jongh en Lavèn ‘de wortels van de magie’ in een breed historisch perspectief, van Nero en Plinius de Oudere tot voorbij de filosofische herontdekkingen van bijvoorbeeld Arabische en Hebreeuwse kennis in de twaalfde eeuw en de relatie tussen Christendom en magie. In de twintig toelichtingen richten ze zich vervolgens op informatie die bij een bepaald recept van belang is: welke kruiden gebruikt worden, waarom iemand zijn zwarte paard wit zou willen maken of waarom een auteur in het recept voor een ‘vriendschapsdrank’ verwijst naar een zekere Triestamme ende Ysauden van Irlant.